Directie Bijstandszaken

 
English | Nederlands

Directie Bijstandszaken

Ministerie van Maatschappelijk Werk/CRM
Nationaal Archief

1946-1967
(blok 5.068.5058)

Nadere ontsluiting

Verwezen wordt naar de toegang getiteld:
"Institutionele toegang op de gegevensbestanden met betrekking tot het beleidsterrein Sociale Zekerheid ten aanzien van de Sociale Voorzieningen 1940-1996"
CAS Winschoten, 2000

inv. nr. 127
5.068.5058
p. 162
handeling 4 (voeren van overleg)
Europees Verdrag inzake sociale en medische bijstand, 1950-1982
Dit verdrag werd op 11 december 1953 te Parijs getekend en gepubliceerd in het Traktatenblad 1954 nr. 200. Het trad in Nederland in werking op 1 augustus 1955. De essentie van het verdrag was dat onderdanen van een der staten van de Raad van Europa die rechtmatig verblijf hielden op het grondgebied van een ander lid, daar recht hadden op dezelfde maatschappelijke en medische hulp als de onderdanen van dat andere lid. Terugzending omdat de kosten van ondersteuning te hoog gevonden werden, was dus in principe niet meer mogelijk. In Nederland konden deze mensen, wanneer zij in moeilijkheden kwamen, aanspraak maken op de Armenwet, vanaf 1 januari 1965 op de Algemene Bijstandswet. Het grootste deel van het dossier bestrijkt de periode na 1967


inv. nr. 99
5.068.5058
p. 162
handeling 4
Landelijk Beraad van DIVOSA, de drie vakcentrales, de Nationale Raad voor Maatschappelijk Werk, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1965-1971

Dit overleg kwam voor het eerst op 21 maart 1966 bijeen. Aanzet was een beraad tussen de staatssecretaris van CRM, Egas, en de drie vakcentrales op 29 oktober 1965, waarin deze aandrongen op een landelijk overleg. Volgens een ambtelijke notitie uit januari 1966 zou het doel vooral zijn "olie op golven te gooien en gelegenheid te bieden stoom af te blazen." De vakbeweging had bezwaren tegen de zeer verschillende normen die de gemeenten hanteerden en het feit dat deze vaak geheim gehouden werden. Mogelijk wilde zij meer greep krijgen op de uitvoering van de nieuwe wet, maar stuitte zij hier op de wens van de gemeenten hun autonomie te handhaven.
Op de agenda van de eerste bijeenkomst van 21 maart 1966 met nog alleen vertegenwoordigers van het ministerie van CRM en de VNG, stonden de volgende punten:
1) de Commissies van Advies ex. art. 75 van de Algemene Bijstandswet
2) taken van het particulier initiatief in beroepsprocedures
3) bevordering van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van bijstandsbehoevenden
Op 25 mei 1966 vond het eerste beraad met vertegenwoordigers van de vakbeweging en DIVOSA plaats. Het Beraad kwam daarna enkele malen per jaar bijeen. In juni 1971 maakte het plaats voor het Landelijk Adviescollege. Op de laatste vergadering memoreerde de voorzitter, staatssecretaris Van der Poel, dat het beraad een informeel en vrijblijvend karakter had gedragen, maar dat het een nuttige functie had vervuld omdat de Algemene Bijstandswet van een heel andere gedachte uitging dan de oude Armenwet. In de stukken schemert door dat de uitvoerders van de nieuwe wet, de gemeentebesturen, niet graag zagen dat hun autonomie in de uitvoering zou worden beperkt.


inv. nr. 129
5.068. 5058
p. 153
handeling 3 (verrichten van onderzoek enz.)
Verzameling van gegevens betreffende de uitvoering van de Algemene Bijstandswet, 1965-1971
Dossier met door het ministerie van CRM van gemeenten en het Centraal Bureau voor de Statistiek verkregen statistische gegevens over de uitvoering van de Algemene Bijstandswet en briefwisseling daarover. Een deel van de gegevens van het CBS was ongepubliceerd.
De aandacht verdienen:
  • overzicht van bijstandsnormen gehanteerd in 63 gemeenten, juli 1965
  • statistische gegevens Algemene Bijstandswet per 31 december 1967, verzameld door de directie Bijstandszaken, stafafdeling O. en P.
  • statistische gegevens per provincie, peiljaar 1966
  • statistische gegevens periode 1965-1967


inv. nr. 107
5.068. 5058
p. 208
handeling 14 (organisatie)
Commissies van Advies ex. artikel 75 van de Algemene Bijstandswet, raadscommissies ex. artikel 62 van de Gemeentewet en colleges van bijstand ex artikel 72 van de Algemene Bijstandswet, 1965-1973
De adviescommissies ex. artikel 75 ABW konden door de Gemeenteraad worden ingesteld om Raad en College van Burgemeester en Wethouders gevraagd en ongevraagd te adviseren en te worden gehoord over: ontwerpverordeningen zoals bedoeld in de wet, de instelling van colleges voor de verlening van bijstand en de vaststelling van richtlijnen. In het oorspronkelijke wetsontwerp was de instelling van deze commissies verplicht gesteld, maar door de aanneming van een amendement-Kikkert verviel deze verplichting. In deze commissies, die tenminste 5 en ten hoogste 15 leden konden tellen, werden vaak vertegenwoordigers van de vakcentralen van werknemers opgenomen. Bijna alle stukken in dit dossier betreffen de periode na 1967.
De aandacht verdient:
  • circulaire van de minister van CRM aan de colleges van burgemeester en wethouders, waarin zij de aandacht vestigt op de voordelen van dergelijke commissies en aandringt op openbaarmaking van de vastgestelde richtlijnen, november 1965

inv. nr. 226
5.068.5058
p. 208
handeling 14
Reorganisatie van de hoofdafdeling Bijstandszaken, 1966-1974
Dun dossier met als enige document dat van belang is een brief van het hoofd van de directie maatschappelijke voorzieningen aan de secretaris-generaal over de nieuwe indeling van de hoofdafdeling Bijstandszaken, september 1966
NB: het als bijlage aangekondigde rapport van de afdeling Organisatie en Efficiency ontbreekt.


inv. nr. 140
5.068.5058
p. 235
handeling 34 (instructies aan rijksconsulenten)
Regels voor de uitvoering van rijksgroepsregelingen, 1965-1978
Betreft vooral technische details van de controle op uitgaven door gemeenten gedaan krachtens de Algemene Bijstandswet


inv. nr. 228
5.068.5058
p. 278
handeling 91 (vaststelling minimumbedragen bij AMvB)
Koninklijk Besluit van 21 december 1964 (Staatsblad 552) met vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 1 derde lid van de Algemene Bijstandswet, 1964
Het dossier bevat alleen de AMvB met een toelichting. De maatregel was bedoeld om "voor enkele belangrijke onderdelen van de noodzakelijke kosten van het bestaan een vloer aan te geven". De bedragen gelden voor het hele land en zijn voor alle gemeenten gelijk. Het gaat om kosten van: levensmiddelen, kleding, schoeisel, totale kosten van het onderhoud van minderjarige kinderen, verwarming tijdens de winter, de persoonlijke uitgaven van bejaarden die in een verzorgingsinrichting verblijven.


inv. nr. 229
5.068.5058
p. 278
handeling 91 (vaststelling minimumbedragen bij AMvB)
Koninklijk Besluit van 1 oktober 1965, nr. 52 met wijziging van de bovengenoemde maatregel, 1965
De beschrijving spreekt voor zich zelf.


inv. nr. 206
5.068.5058
p. 284
handeling 112 (beleid t.a.v. bepaalde groepen)
Bijstand aan 'vreemdelingen'. Algemeen, 1953-1982
Dit dossier bestaat voor het grootste deel uit stukken van na 1967. De volgende stukken dateren van daarvóór:
  • briefwisseling tussen het ministerie van Maatschappelijk Werk en de sociale attaché van de Duitse ambassade over het gebruik dat vreemdelingen, waaronder dus ook Duitsers, kunnen maken van de Armenwet, 1953
    hieruit: "Tussen Nederlanders en vreemdelingen, die zich in Nederland bevinden, kent de Armenwet, voor wat de verzorging betreft, geen verschil. Alle vreemdelingen worden op gelijke voet als de Nederlanders hier te lande ondersteund". Het Rijk subsidieert 75% van de gemaakte kosten, waarmee thans een bedrag is gemoeid van ca. Fl. 900.000 per jaar. Overigens dient de behoeftige zich in eerste instantie te wenden tot de kerkelijke en particuliere armenzorg. Pas wanneer deze geen hulp kunnen of willen geven, kan een beroep op de Armenwet worden gedaan.
  • Nota door NN en bestemd voor NN over de ondersteuning van behoeftige ' vreemdelingen' met lijst van verdragen gesloten tussen Nederlanden en andere staten en internationale verdragen. Het betreft: Argentinië (oudste 1911), België (oudste 1934), Duitsland (oudste 1906), Frankrijk (1912), Luxemburg (oudste 1936), Noorwegen (enige 1911), Zwitserland (enige 1911) en verder het Vijf Landen Pact (gesloten te Parijs in 1949 en geratificeerd door Nederland in 1950). Regelingen voor Rijnschippers, verdragen betreffende vluchtelingen (oudste handvest der Verenigde Naties 1945) en verdragen over sociale verzekeringen met Groot-Brittannië c.a., België en Italië, [begin jaren vijftig]
    NB: zie ook inv. nr. 15
  • briefwisseling tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Maatschappelijk Werk over de werking van de Armenwet en de Algemene Bijstandswet ten aanzien van vreemdelingen, 1964.
Hierop volgt een stuk uit 1969.

inv. nr. 15
5.068.5058
p. 283
handeling 112 (vaststelling beleid bijzondere groepen)
Verlening van bijstand aan Nederlanders in het buitenland, 1947-1983
De aandacht verdienen:
  • briefwisseling met het Rode Kruis over hulpverlening aan Nederlanders die in het buitenland in moeilijkheden zijn geraakt, 1952-1953
  • brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de koningin met een korte uiteenzetting over de sociale en medische bijstand die Nederlanders die in andere landen in moeilijkheden geraken kunnen krijgen. Met als bijlagen: een lijst van verdragen en overeenkomsten inzake sociale en medische bijstand en sociale zekerheid, sociale voorzieningen voor Nederlandse emigranten en voorbeelden van enkele gevallen
  • lijst van instellingen en fondsen in andere landen die ondersteuning geven aan behoeftige Nederlanders, met naam, adres, korte ontstaansgeschiedenis en doelstelling, 1952
  • nota van de afdeling Algemene Maatschappelijke Zorg (Organisatie Hulpverlening) over de verzorging van 'vreemdelingen' die in Nederland bijstand nodig hebben, [1959 of iets later]
    NB: zie voor een dergelijke nota uit het begin van de jaren vijftig inv. nr. 206.
  • formulier van een enquête gehouden door de Europese Economische Gemeenschap over sociale zekerheid en maatschappelijk werk in de landen van de EEG, januari 1962



inv. nr. 136
5.068.5058
p. 284
handeling 112 (beleid t.a.v. bepaalde groepen)
Bejaarden en bejaardenoorden, 1964-1975
Verreweg het grootste deel van het dossier betreft de periode na 1967. De stukken van voor 1968 betreffen beraadslagingen over een te ontwerpen Rijksgroepsregeling voor Bejaarden. Deze kwam echter niet tot stand.
De aandacht verdienen:
  • notitie van dhr. Knegtmans, hoofd van de afdeling Algemeen Bijstandsbeleid en Groepsregelingen aan drs. L. Lamers, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Maatschappelijke Voorzieningen, met een schets voor een rijksgroepsregeling voor bejaarden, december 1964
  • notitie door NN met een overzicht van de problematiek rond te creëren Rijksgroepsregeling Bejaarden in Inrichtingen, [na mei 1966]
  • notulen van vergaderingen van de Werkgroep Rijksgroepsregeling Bejaarden in Inrichtingen, oktober - december 1966
    NB: de notulen van daarna ontbreken