Notulen van de vergaderingen der Staten van Holland 1620-1640 door N. Stellingwerff en S. Schot

 
English | Nederlands

Aantekeningen op 16 mei 1639

ZITTING K

Staten van Holland en Westfriesland, Zitting van 4 mei tot 26 mei 1639

Maandag 16 mei 1639 voornoen

65. Is gerapporteert door die heer van Nortwijck dat ter Generaleteyt heeft voorgeweest om die besendinge naer Denmarcken te doen, is aldaer genomineert en voorgeslagen den heer Albertijs Conrades van Amsterdam ende den heer Coenerts van Groeningen, ende in diliberasij sijnde geleyt, is verstaen dat ter Generaleteyt soude werden aengehouden dat benevens Albertijs Coenrades noch een persoon uyt Hollant soude mogen werden genomijnert en gedeputert.

66. Jan van Leewen, pachter van de wijnen over Den Haech, versochte dat burgemesteren van Den Haech mochte werden gelast haer die hant te bieden dat met het roeren van de wijnen personen daertoe te mogen werden gestelt ende dat onwillige wijnvercopers daertoe mochten werden geconstringert. Hierop gediliberert sijnde is dit versoeck toegestaen mits dat het in alle plaetsen mede soude werden gedaen.

67. Willem van der Schuwre, gewesen capiteyn ende gewest sijnde cornet in de Pals, versochte geapponteert te sijn totdat hij tot beter avancement soude sijn gecomen. Hierop gedilibereert sijnde is bij merderheyt van de advijsen hem toegestaen 18 gulden ter maent tot die tijt hij sal sijn geavanceert.

68. Johan Onanghnes hebbende surté de kors in Selant geoptineert ende alhier in Hollant enige afferen hadde te verrechten, vresende dat hem wel enige moeyten mocht werden aengedaen. Hierop gediliberert sijnde is hem dit toegestaen voor ses maenen.

69. Sijn noch gelesen eenige rekesten die ten mestendele afgeslagen, andere aen een advijs sijn gestelt ende naderhant weder sullen dienen, niet waerdich om notijsij daervan te houden.

Maandag 16 mei 1639 nanoen

70. Sijn gelesen die resoluysiën die genomen sijn in de verleden weeck die daermede gehouden sijn voor geresumeert ende gearresteert.

71. Is wederom gelesen een proposijtsij of versock van de generaels van de Munte dat het plackaet van de gulden wederom soude mogen werden gerenoveert en gepubliceert, ende die contabelen afgenomen den eet, daer sulcks niet en hadden gedaen ende dat soude mogen werden geslagen een quantiteyt deuyten van 100.000 marck ende alle deuyten tegenwoerdich gaende soude werden verboden. Hierop gedilibereert sijnde verclaerden verscheyden leden daertoe niet te sijn gelast en versochten coppij om ‘tselve te comminiseren. Is daerom dese saeck opgehouden gewerden.

72. Die heere van Brederoede clagende seer over die betalinge van Enckhuysen, daer hij met sijn twee compeniën te perde en te voet is gerepersieert, seyde wel 42 duysent gulden ten achteren te sijn en dat wel 1.000 gulden jaerlicks most betalen aen die soliciteurs of schrijvers die hij niet en kende noch geen penningen ontfingen ende die ordenansijen op dieselve werdende gemaeckt. Hierop gediliberert sijnde menden die leden van ’t Suyderquertier dat het ware ongehort soovel te geven aen schrijvers die geen gelt verschoten noch verstreckten en sijnder veel haperingen en discreetsiën gevallen, doordien die van Enkhuysen vijf maenden ten achteren waren, ende hierop gehoort den sekertaris Vooreest van de Comterde Raden van ’t Norderkertier, is verstaen dat besendinge soude werden gedaen aen Comterde Raden ende met malcanderen aen die heren van Enckhuysen, dat den heer van Brederoede soude mogen gehouden gewerden buyten clachten en sijn daertoe gecommitert een van de heeren van Dordrecht ende Leyden.

73. Burgemesteren en vroetschappen van de Oostsijde van de Saen versochten octroey om te mogen genieten van yder gulden 4 penningen van alle onroerende goederen die soude mogen werden vercoft, tot onderhout van haer arme weeshuys, daer sij te voren hebben genoten 2 penningen, mits dat den deuyt bij die tappers werdende genoten souden comen te casseren. Hierop gedilibereert sijnde is haer dit versoeck toegestaen, mits dat het niet verder soude werden getrocken als tot laste van haer ingsetenen en die buytenluyden daervan te excimeren.

74. Sijn noch gelesen twee rekesten van pachters die afgeslagen sijn, niet waerdich om notijsij daervan te houden.