Notulen van de vergaderingen der Staten van Holland 1620-1640 door N. Stellingwerff en S. Schot

 
English | Nederlands

Aantekeningen op 4 mei 1639

ZITTING K

Staten van Holland en Westfriesland, Zitting van 4 mei tot 26 mei 1639

Woensdag 4 mei 1639 voornoen

1. Is gelesen een missive van den luytenant-admerael Tromp van den 29 april voor die Mase ende aldoen in see gegaen met sijn schip ende het schip van den vijs-admerael Witte Wittesch ende bij hem sijnde capteyn Colster (Diemen), capteyn Vijch (Brederoede), Goorens (Halfhooren), Kondekoe (Voramt[?]), daermede hij mende te gaen in Duys, daer het rendevoes soude wesen. Hadde oock verstaen dat die ses schepen uyt Selant mede in see waren gegaen, versochte dat het schip genaemt Frederick Heynderick mede in see mocht werden gebracht, dat een van de beste schepen is met 40 stucken onder in Hellevoet blijft leggen, dat mede daertoe aen die matroosen mocht werden gegeven die bueytgelden, bedragende 3.000 gulden voor die matroosen ende alsdan in see soude connen werden gebracht, is hetselve versocht aen die van Gelderlant en Overijsel daerop ellcke die helft van dit schip is staende; hadden voor antwort gegeven dat sij geen cantoor en hadden om die penningen in doen fourneren, versochten dat hetselve bij Hollant soude mogen werden gedaen ende hetselve weder te corten aen die penningen die tot het orloch te lande soude mogen werden geconsenteert aengaende die legerlasten van Overijsel en Gelderlant. Hierop gedilibereert is verstaen dat die 3.000 gulden bij Hollant sal werden betalt aen die matroosen onder het schip weder in see te brengen ende ‘tselve te corten in die penningen van de legerlasten tegens Overijsel en Gelderlant ende dan andere provinciën daertoe te versoecken dat sij haer schepen mede in see soude mogen brengen ende op het spodechste te ekeperen, daer noch niet toe wert gedaen. Werde mede versocht bij den luytenant-admerael dat die twee genomen prijnsen mede soude mogen werden geëkepert om op die cust te gebruycken, is dit versoek vooralsnoch opgehouden gewerden.

2. Is mede gelesen een missijve van Billerbeck uyt Ceulen van den 27 april dat den oversten Gallas hem geconiungert hebbende met die Saxise troepen heel ende t’enemael in route soude sijn geslagen van Jan Banier in Franckenlant ende alle oversten ende officieren doot ende gevangen ende dat Banier voor Vrijburch soude sijn getrocken ende hetselve belegert, dat hij heftich was beschietende.

3. Den 4 maey naernoen geen vergaderingh om die apsensij van verscheyden leden die noch niet aengecomen waren.