Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Gereformeerde Saaiwerkersbeurs

Gegegevens

Naam Gereformeerde Saaiwerkersbeurs
Plaats Leiden
Provincie Zuid-Holland
Aard werklieden
Datum 1697-1845
Jaar van oprichting 1697
Jaar van opheffing 1845
Bestaansduur > 50 jaar
Ziekengeld ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1790 102
1800 96
1810 115
1820 86
1827 94
1830 85
1840 46
1844 26
Tekst

Gereformeerde Saaiwerkersbeurs. 1697-1845

GAL. Verzoek van de Saaywerkers een beurs te mogen oprichten 31 okt. 1697 goedgekeurd. (stadsarchief, inv. 92, F. 94 vsº) reglement 1736, 1755, 1766, 1772 (herdruk), nieuw 1840. In het reglement uit 1772 staat dat de ordonnantie `bij hun Voorsaaten gemaakt, en den 17. October des Jaars 1700 door haar Ed. Gr. Agtb. geapprobeert' is. Wijzigingen zijn aangebracht en goedgekeurd 13 juni 1743, 8 mei 1755, 20 febr. 1766. Enquête 1812 oorsprong onbekend; hersteld op 31 mei 1736.

Gezindheid: gereformeerd.

Opheffing: 21 aug. 1845 bus met goedvinden van de leden gesupprimeerd. 24 aug. werden de nog aanwezige gelden onder de leden en de weduwen verdeeld. De 23 mannen kregen ieder ƒ4,50, de 20 weduwen ƒ45. Van de mannen konden er slechts 9, van de vrouwen 3 hun handtekening zetten.

Voorzieningen: reglement 1772, ziekengeld week 1 ƒ1,50; 25 weken ƒ2,-, 26 weken ƒ1,50; Begrafenisgeld ƒ30. Als er minder dan ƒ800 bij kas is, moet bij ieder lijk 10 cent extra contributie worden betaald. 1812 ziekengeld 1e week 3Fr15, ½ jaar 4Fr20, ½ jaar 2Fr62; begrafenisgeld 63Fr. Begrafenisgeld 1827 ƒ40.

Leden: volgens reglement 1772 100. 1790 102 (18); 1800 96 (25); 1810 115 (26); 1820 86 (24); 1827 94 (35); 1830 85 (35); 1840 46 (26); 1844 26 (21).

Contributie: 10 cent, al vanaf 1697; 1812 11Fr42 en 1Fr05 entree..

Bezit: 1790 ƒ713; 1800 ƒ340; 1810 ƒ559; 1820 ƒ196; 1830 ƒ400; 1840 ƒ216; 1844 ƒ114.

Bijzonderheden: de saaywerkers hadden eerder al een beurs opgericht. In 1665 werd het provisioneel reglement `op 14 febr. 1664 beraamt' geamplieerd. (Stadsarchief, inv. 79, F. 219). Ook dit reglement is niet in de gerechtelijke dagboeken terug te vinden. Waarschijnlijk is deze beurs al snel te niet gegaan. Het reglement 1772 bevat de verplichting eenmaal per jaar teerdag te houden. In 1766 werd bepaald, dat de bus voortaan 16 mantels zou huren om te garanderen dat de dragers een behoorlijke mantel aan zouden hebben. Wie zelf niet meer dan het ziekengeld kan verdienen wordt niet tot de bus toegelaten. De hoofdlieden onderzoeken de gezondheidstoestand van het inkomende lid en controleren de zieken. Als aan de ziekte getwijfeld wordt volgt onderzoek door doctor of chirurgijn op kosten van de beurs. Een uitgetrokken lid krijgt nog wel begrafenisgeld voor zich en zijn vrouw, maar daarvoor moeten de leden 15 cent extra betalen `als zo een lijk komt te vallen'. Verbod van dubbellidmaatschap.

Bronnen: Armverslag 1827; S. 57, 1697- ; GAL, Stadsarchief; enquête 1812.