7. Bronnen

 
English | Nederlands

Bronnen

Archieven

Voor het onderzoek zijn de archieven van de afdeling Armenzorg (vanaf 1832 zevende afdeling) van het ministerie van Binnenlandse Zaken geraadpleegd (toegang 2.04.01, Binnenlandse Zaken, Armwezen (1813-1831) en toegang 2.04.56 Binnenlandse Zaken, 7e afd. (1832-1878). De afdeling Nationale Nijverheid adviseerde in de jaren twintig de koning in voorkomende gevallen over levensverzekeringen en onderlinge fondsen. Deze aanvragen zijn via de Staatssecretarie opgespoord (toegang 2.02.01 Algemene Staatssecretarie en Kabinet des Konings 1813-1840). Voorts zijn gebruikt de dossiers over levensverzekeringsmaatschappijen die zijn ondergebracht in een afzonderlijk archief (toegang 2.04.20, Lijst van dossiers betreffende levensverzekeringsmaatschappijen 1837-1921).

In de literatuur wordt melding gemaakt van een Staatscommissie voor de ziekenfondsen in de jaren 1840. Een speurtocht naar het archief daarvan leverde geen resultaat op, evenmin werd er in het archief van de Koning een instellingsbesluit gevonden. Deze Staatscommissie heeft nooit bestaan en duikt voor het eerst op in de studie naar de gezondheidszorg in Amsterdam van J.A. Verdoorn. Wel bleek de afdeling Binnenlands Bestuur waar het toezicht op de volksgezondheid onder ressorteerde, in de eerste helft van de jaren veertig een onderzoek naar de ziekenbussen te hebben ingesteld (toegang 2.04.01, Binnenlandse Zaken 1813-1864, Afd. Binnenlands Bestuur 1823-1831 en 1832-1848). De resultaten daarvan zijn in het onderzoek meegenomen. Ook in verschillende twintigste-eeuwse archieven zijn onderzoeken naar verzekeringsfondsen aangetroffen.

Overige statistieken en verslagen van toezichthouders

De Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS) publiceerde onderzoeken naar arbeidersverenigingen (1894) en vakverenigingen (1896). Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zette het onderzoek naar vakverenigingen voort.

In het kader van de voorbereiding van verplichte arbeidersverzekeringen stelden ambtenaren rond 1901 een lijst van verzekeringsorganisaties op.1 In 1912 publiceerde de Directie van de Arbeid een onderzoek naar de ziekteverzekering van arbeiders. Daarvan is - met uitzondering van een lijst bedrijfsfondsen - het basismateriaal niet teruggevonden.

Na een verkennend onderzoek over 1924 kreeg de Inspectie voor de Volksgezondheid toestemming een landelijk onderzoek naar de ziekenfondsen in te stellen. Van dit onderzoek uit 1926 zijn alleen de basisgegevens voor Zuid-Holland bewaard gebleven.2

De resultaten van het onderzoek werden pas in 1931 gepubliceerd. Vanaf 1936 publiceerde het CBS jaarlijks een ziekenfondsstatistiek, die na de invoering van staatstoezicht op de ziekenfondsen door het toezichthoudende orgaan werd voortgezet. In de verslagen van de Ziekenfondsraad staat veel informatie over de concentratie van ziekenfondsen.

De levensverzekeringen en begrafenisfondsen waren al in 1922 met de Wet op het Levensverzekeringbedrijf onder toezicht gebracht. De verslagen van de Verzekeringskamer bevatten naast gegevens over levensverzekeringmaatschappijen ook gegevens over het aantal deelnemers van begrafenisfondsen en over fusies/overnames en opheffingen. De eerste jaren werd bovendien melding gemaakt van de begrafenisfondsen die zij op het spoor was gekomen. Sommigen vielen niet onder de wet, anderen vormden zich om tot begrafenisverenigingen zodat zij buiten het toezicht konden blijven of besloten op te gaan in een grotere organisatie.

Overzichten gepubliceerd door particuliere organisaties

Midden jaren tachtig riep het tijdschrift De Verzekeringsbode de lezers op zoveel mogelijk gegevens over levensverzekeringen en begrafenisfondsen aan de redactie op te sturen. Zij deed regelmatig verslag over de resultaten van dit initiatief. In 1891 publiceerde de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen haar rapport over de begrafenisfondsen, in 1895 over de ziekenfondsen. De Staatscommissie ingesteld in 1890 publiceerde in 1894 een overzicht van fondsen. De eigenlijke ziekenfondsen had zij buiten beschouwing gelaten omdat het Nut hier al onderzoek naar instelde.

Wakker geschud door de regeringsplannen om verplichte arbeidersverzekeringen in te voeren en in navolging van haar Amsterdamse afdeling stelde de NMG een onderzoek in naar het ziekenfondswezen in Nederland. De resultaten werden in 1908 gepubliceerd.

Overige contemporaine bronnen

Om hun bekendheid te vergroten lieten veel fondsen zich vermelden in almanakken en adresboeken. Vaak werden daarbij de bestuursleden genoemd, soms ook het ledenaantal. De jaarboeken van het Nut bevatten slechts weinig gegevens over de Nutsfondsen: er waren er veel meer dan daar vermeld worden.

Publicaties over de fondsen in contemporaine tijdschriften zijn moeilijk te achterhalen omdat het meestal om incidentele publicaties gaat.

Dank zij de digitalisering kunnen nu ook kranten op verzekeringsfondsen onderzocht worden. Onderzoek in een aantal krantenbanken wijst uit dat dit nieuwe informatie oplevert, maar het blijft een arbeidsintensieve aangelegenheid. Krantenonderzoek vormt waarschijnlijk een van de weinige manieren om nog onbekende fondsen op het spoor te komen.

Overige literatuur en archieven

Er zijn de afgelopen vijfentwintig jaar veel monografieën en artikelen verschenen over onderlinge hulpfondsen, de historische ontwikkeling van het ziekenfondswezen en geschiedenissen van levensverzekeringen. De onderlinge hulp is een vast onderdeel geworden van stedengeschiedenissen, maar vormt ook vaak een onderdeel van bedrijfstakstudies.

Veel archiefmateriaal berust nog bij de bedrijven. In 1994 liet de Stichting Historie Ziekenfondswezen de historische ziekenfondsarchieven aanwezig bij zorgverzekeraars in Nederland inventariseren. Deze inventarisatie is te raadplegen bij metamedica aan de VU. De Verzekeringskamer nam het initiatief een lijst van oude fondsen via het Web te publiceren om mensen die nog een polis hadden van een inmiddels in een andere maatschappij opgegaan begrafenisfonds de weg te wijzen naar verzilvering van hun claim. Deze lijst is door tal van websites overgenomen en onder de naam `oude polissen’ te vinden. De lijst geeft aan in welke maatschappij een fonds terecht is gekomen, maar niet hoe dat verlopen is of in welk jaar de zelfstandigheid beëindigd werd.

Ten slotte is via archiefgidsen onderzocht of er archiefmateriaal bewaard is gebleven.

1. Deze lijst is op het Nationaal Archief ten onrechte gedateerd in 1908. In dat jaar retourneerde de NMG de lijst die Kuyper hen in een onderhoud (begin 1902) had beloofd. NA, Afdeling arbeid, 1893-1941 (1947), toegang 2.15.31, inv. nr 600.

2. Nationaal Archief, Archief Gezondheidsraad 1920-1956, toegang 2.15.33, inv. nr 609 (legger ziekenfondsen Zuid-Holland). Als datum staat vermeld [1930], uit de inhoud blijkt dat het om het onderzoek uit 1926 gaat.