Jong, Alida de (1885-1943)

 
English | Nederlands

JONG, Alida de (geb. Amsterdam 18-12-1885 – gest. Sobibor, Polen 9-7-1943), eerste bezoldigde vakbondsbestuurster, politica. Dochter van Levie de Jong (1848-1930), diamantslijper, later melkslijter, en Sara Serlui (1853-1929). Alida de Jong bleef ongehuwd.

Alida (Aaltje) de Jong groeide met drie broers en een zus op in een vroom joods gezin. Na de lagere school had zij graag doorgeleerd, maar daar was geen geld voor. Zij volgde een opleiding tot kostuumnaaister en werkte op diverse ateliers. Aanvankelijk was zij, net als de rest van het gezin, fel antisocialistisch. Via haar oudste broer Sam (1878-1960?), die wel sympathie voelde voor de sociaal-democratie en daarom Het Volk las, maakte ze kennis met de arbeidersbeweging. Ze bezocht een vergadering van de Naaistersvereeniging Allen Eén. In december 1904 werd ze over de streep getrokken toen een collega op het atelier in de Leidsestraat werd ontslagen omdat deze bij de Arbeidsinspectie had geklaagd over gedwongen overwerk. De collega’s waren solidair, Naaistersvereeniging Allen Eén sprong voor hen in de bres en in januari 1905 werd Aaltje de Jong lid.

De Jongs inzet maakte kennelijk indruk, want al snel werd zij gekozen tot tweede voorzitter van Allen Eén. In 1906 zat zij namens de naaistersvereniging als ‘tweede secretaresse’ in het landelijk hoofdbestuur van de Bond in de Kleedingindustrie. Het notuleren van de hoofdbestuursvergaderingen was een van haar taken. Haar eerste notulen van 25 maart 1907 – afgedrukt in het bondsblad Het Kleedingbedrijf – ondertekende zij voluit met ‘Alida de Jong’, en zo wilde zij voortaan heten, zowel in het openbaar als privé. Voorlopig combineerde zij haar vrijwilligerswerk voor de Bond met het werk als kostuumnaaister. Intussen was zij eind 1906 lid geworden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs (SDVC) in Amsterdam. Binnen enkele jaren groeide haar prestige in de vakbond: zo werd zij in 1910 lid van de kascontrole-commissie en de commissie van arbitrage tussen bestuur en leden. Als aanvoerster van een staking in oktober 1912 bij de firma Hertzberger in de Foeliestraat in de oude Jodenbuurt maakte zij grote indruk op de latere schrijver Meijer Sluyser, toen twaalf jaar oud: ‘Ik ben dronken van haar woorden’.

Op 15 juli 1912 trad Alida de Jong voor halve dagen als ‘bezoldigd penningmeesteresse’ in dienst van de bondsafdeling Amsterdam. Daarmee was zij de eerste vrouw in Nederland die voor haar vakbondwerk werd betaald. Ze nam ontslag bij De Bijenkorf – het bedrijf waar zij op dat moment in dienst was – en ging alle dagen voor de bond werken.  In 1914 werd dat geformaliseerd. Eind december 1920 kozen de bondsafdelingen haar tot lid van het driekoppige dagelijks bestuur. Met enkele korte onderbrekingen bleef ze ook secretaris van de bondsafdeling Amsterdam, waar haar voornaamste werkterrein lag. Van 1916 tot 1921 en van 1924 tot 1938 vertegenwoordigde zij haar bond in het bestuur van de Amsterdamsche Bestuurdersbond (ABB). Als afgevaardigde van de ABB zat zij jarenlang in het bestuur van de Raad van Arbeid voor Amsterdam. Voorts vertegenwoordigde zij de Bond in de Kleedingindustrie op alle NVV-congressen, op vergaderingen van hoofdbesturen van de NVV-bonden en in de bestuursraad van het NVV.

Twee jaar lang was Alida de Jong bestuurslid van de SDAP-federatie Amsterdam (1927-1929). Daarnaast maakte zij enige jaren deel uit van het bestuur van de Sociaal-Democratische Vrouwenclub te Amsterdam (1927-1935), waarbinnen zij wat uit de toon viel door haar proletarische achtergrond en ongehuwde staat. Sinds 1925 stond ze op voordracht van het NVV op de SDAP-kandidatenlijsten voor de Tweede Kamer, maar ze werd pas in 1937 gekozen. Van 1931 tot 1933 had ze al wel in de Tweede Kamer gezeten als vervangster van Adrien H. Gerhard. Als kamerlid kwam zij vooral op voor uitkeringsrechten van vrouwen, jongeren en alleenstaanden. Eind jaren dertig tamboereerde zij op het belang van arbeidstijdverkorting (met name voor verpleegsters, horeca- en kantoorpersoneel), herscholing en verlenging van de leerplicht. Dat waren ook enkele van de issues die zij sinds 1935 als SDAP-lid (sinds najaar 1939 fractievoorzitter) in de Amsterdamse gemeenteraad aanroerde.

In de eerste plaats genoot Alida de Jong bekendheid als bijna enige vrouw in de hogere regionen van de vakbeweging. Er ging geen NVV-congres voorbij, of ‘Mej. A. de Jong’ wees op de noodzaak ook vrouwen in de vakbeweging te organiseren en hun belangen te behartigen, waarbij zij niet naliet ook het indirecte nut daarvan voor mannen aan te geven. Hiermee onderstreepte zij haar resultaatgerichtheid en pragmatisme, die zij paarde aan een heilig geloof in het socialistische ideaal. Op het NVV-congres van 1926 bepleitte zij de instelling van een studie-commissie naar het vraagstuk van de vrouwenorganisatie. Drie jaar later – in 1929 – bereikte ze dat er een permanente NVV-commissie voor propaganda onder arbeidsters werd ingesteld.

De Jongs unieke positie als vrouw in de wat rauwe vakbewegingssfeer, haar zelfverzekerdheid, haar levensstijl (roken, drinken) en haar uiterlijk – ze was robuust – bezorgden haar een uitgesproken ‘mannelijk’ imago. Tegenover haar collega's en achterban schermde ze haar privéleven af, dat zich vooral vooral in familiekring afspeelde.  Heel trots was ze op haar tweelingneefjes Loe (de latere historicus) en Sally, die naar het Vossiusgymnasium gingen. Tot haar 42ste jaar woonde zij in het armoedige ouderlijk huis in de Nieuwe Kerkstraat. Daarna (1928) betrok zij een etage aan de Jekerstraat in het nieuwe Amsterdam-Zuid, waar twee jaar later ook haar zus Nanny (1884-1943) en broer Jaap (1887-1941) introkken. Nanny deed het huishouden. Haar schaarse vrije tijd besteedde Alida de Jong liefst aan lezen, concert- en schouwburgbezoek.

Alida de Jong behoorde tot de vijftien vakbondsbestuurders die in augustus 1940 op last van de bezetter werden ontslagen. In november 1940 werd zij bovendien – als jodin – uit de Amsterdamse gemeenteraad gezet. In de meidagen was er sprake van geweest dat zij met haar neef Loe de Jong naar Engeland zou vluchten, maar uit solidariteit met haar zus (broer Jaap was in 1941 aan een hartkwaal overleden) en met ‘haar naaistertjes’ bleef ze in het bezette Nederland en dook niet onder. Op 20 juni 1943 werden Alida en haar zuster bij een grote razzia opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Vandaar werden zij op 6 juli op transport gesteld naar het vernietigingskamp Sobibor. Daar werd Alida de Jong op 9 juli 1943 in de gaskamer vermoord.

In het Amsterdamse stadhuis bestaat sinds 1987 een Alida de Jongzaal. Bij het honderdjarig jubileum van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) in 2006 riepen de leden haar uit tot ‘vakbondsvrouw van de eeuw’.

Naslagwerken

BWN; BWSA; JBW.

Archivalia

Er is geen persoonlijk archief van Alida de Jong bewaard gebleven. Documentatie is te vinden in de archieven van de SDAP en het NVV, aanwezig op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Amsterdam.

Publicaties

Afgezien van bijdragen aan Het Kleedingbedrijf. Orgaan van den Nederlandschen Bond van Mannelijke en Vrouwelijke Arbeiders in de Kleedingindustrie en aanverwante vakken (soms onder de naam ‘Mies’) en De Proletarische Vrouw. Blad voor arbeidsters en arbeidersvrouwen, schreef Alida de Jong:

  • Van de school in de organisatie. Uit het leven van een arbeidster. Een woord tot alle arbeidsters werkzaam in het kleedingbedrijf en aanverwante vakken (Amsterdam 1926).
  • Rapport der commissie ter bestudeering van het vraagstuk van de organisatie der vrouwen (Amsterdam 1929).
  • In het groote leven (Amsterdam 1932).

Literatuur

  • Peter-Paul de Baar, Alida de Jong 1885-1943. Een vakbondsvrouw van voor de oorlog (Utrecht 1985).
  • P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941 (Amsterdam 1998).

Illustratie

Foto, door Ab Hakeboom, ongedateerd (Collectie IAV – Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis).

Auteur: Peter-Paul de Baar

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 857

laatst gewijzigd: 01/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.