Baerthouts, Trijntge (?-1604)

 
English | Nederlands

BAERTHOUTS, Trijntge, ook bekend als Katrina Baertes (gest. Haarlem 15-8-1604), klopzuster en binnenmoeder van het maagdenhuis in Amsterdam. Over haar ouders is niets bekend. Zij bleef ongehuwd.

Het leven van Trijntge Baerthouts is door Catharina Oly beschreven in Levens der Maechden, maar de jeugd van deze ‘burgersdochter’ van Haarlem blijft vrijwel volledig in het duister. Er wordt alleen vermeld dat Trijntge in geen geval klop wilde worden. Uiteindelijk kreeg ze daartoe toch de roeping en sloot zij zich aan bij de Haarlemse vergadering ‘In de Hoek’, rond 1580 gesticht door de invloedrijke Haarlemse kanunnik Cornelis Wiggertz. Cousebant. In 1592 werd zij de eerste ‘binnenmoeder’ van het Amsterdamse maagdenhuis, een taak die zij kreeg opgedragen van haar biechtvader Cornelis Arentz., assistent van Cousebant. Deze Cornelis Arentsz. geldt als de ‘tweede stichter’ van het al in 1570 door katholieke vrouwen in Amsterdam gestichte maagdenhuis. In 1590 was het toezicht op dit Amsterdamse meisjeshuis in handen gekomen van de kanunnik Albertus Eggius, maar toen deze in ongenade was gevallen bij de Hollandse regenten omdat hij en enkele andere leidende geestelijken van de Hollandse Zending de titulatuur van de verboden katholieke kerkorganisatie bleven voeren, nam Cornelis Arentsz. deze taak over.

Het Amsterdamse maagdenhuis was in meer dan één betekenis een maagdenhuis. Het was bestemd voor jonge meisjes, die er onderwijs kregen in lezen, schrijven en een handwerk waarmee ze later de kost konden verdienen, en de onderwijzeressen waren, evenals binnenmoeder Trijntge Baerthouts, ‘geestelijke maagden’ (kloppen). Het huis onderscheidde zich van andere scholen door de nadruk op katholieke vroomheid, vastgelegd in een welhaast monastieke dagorde. Behalve dagleerlingen had het ook pupillen die in de kost waren. Aanvankelijk woonden zij in het huis zelf, maar na de zuivering van 1592 werden zij om veiligheidsredenen uitbesteed bij kloppen. Een deel van de meisjes werd uiteindelijk zelf ook klop. Het huis was daarmee zowel werkterrein als recruteringsgebied voor geestelijke maagden.

Zowel de oorspronkelijke stichteressen als de leiding van de Hollandse Zending hechtten er groot belang aan dat meisjes een goed katholieke opvoeding konden krijgen. Als echtgenotes, moeders en werkgeefsters, maar ook als kloppen, ambachtsvrouwen en dienstmeiden moesten zij later in staat zijn het geloof te verbreiden daar waar het onder een protestants regime het grootste effect kon sorteren: in de schoot van het huiselijk leven. De recrutering van kloppen en de stichting van maagdenhuizen werden door de Hollandse Zending dan ook met evenveel voortvarendheid ter hand genomen als de opleiding van priesters.

Trijntge Baerthouts, hoewel lid van de Haarlemse kloppengemeenschap, woonde in de jaren 1590 dus voornamelijk in Amsterdam. Zij wordt in de necrologie die een van haar Haarlemse medezusters over haar schreef, beschreven als een levendige, praktische en zakelijke vrouw, geknipt voor de functie van binnenmoeder. Zij had de dagelijkse leiding over het huis, en met name haar financieel beheer wordt geprezen. Over de toelating van nieuwe leerlingen besliste officieel de biechtvader, maar ouders of voogden die een kind geplaatst wilden hebben, klopten in de praktijk bij haar aan. Ze was bedreven in de vormen van handwerk die zij de kinderen ook zelf aanleerde. Zij voelde zich niet te goed voor de lichamelijke verzorging van de meisjes, integendeel: zij legde zich toe op de behandeling van de besmettelijke en in kinderhuizen veel voorkomende schurft. Met enkele andere kloppen van goed burgerlijke afkomst beoefende zij dit onsmakelijke werk van barmhartigheid als meer dan simpel liefdewerk, als een vorm van ascese. Ze kende veel heiligenlevens die ze de kinderen op onderhoudende wijze ter exempel voorhield. Zelf bleef zij echter verstoken van diepere religieuze ervaringen en raakte ze in de laatste drie jaren van haar leven in een diepe depressie, die zich ook uitte in lichamelijke klachten. Zij werd in Haarlem begraven.

Archivalia

Bibliotheek Museum Catharijneconvent, Utrecht: Collectie Preciosa Warmond, inv. nrs. 92B13-14, 92C10, deel I, fol. 29r-30r [Trijn Jans Oly], ‘Katrina Baertes’, in: Levens der Maechden, drie handgeschreven delen.

Literatuur

  • J.J. Graaf, ‘Bijzonderheden voor de kerkelijke geschiedenis van het Haarlemsche bisdom ontleend aan de levens der Haarlemsche “Maechden in den Hoeck” beschreven door Tryntgen Jans Oly (†29 maart 1651)’, Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem 10 (1882) 295-308.
  • J.J. Graaf, ‘Uit de levens der “Maechden van den Hoeck” te Haarlem’, Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem 17 (1891) 231-302; 18 (1893) 61-149, 197-253, 428-446; 19 (1894) 140-159, 287-313; 20 (1895) 110-159, 321-402.
  • J.J. Graaf, ‘De “Vergaderinghe der maechden van den Hoeck” te Haarlem’, Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem 29 (1905) 128-159, 272-325; 30 (1906) 290-330; 31 (1908) 106-125; 32 (1909) 292-310; 34 (1912) 321-387; 35 (1913) 283-318; 36 (1915) 1-24.
  • E.E.A.J.M. Theissing, Over klopjes en kwezels (Utrecht 1935).
  • H.C. de Wolf, De kerk en het maagdenhuis (Utrecht/Antwerpen 1970).
  • Joke Spaans, ‘Orphans and students. Recruiting boys and girls for the Holland Mission’ [te verschijnen].

Auteur: Joke Spaans

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 151

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.