Put, Berber de (ca. 1590-1635)

 
English | Nederlands

PUT, Berber de, ook bekend als Barbara Puteanus (geb. Venlo ca. 1590 – gest. Venlo 6-3-1635), schrijfster en kloosterhervormster. Dochter van Jan de Put Jansz. (1547-1611), burgemeester, en Berber van Slingeland Jansdr.

Berber de Put werd geboren als vierde van negen kinderen uit het in 1585 gesloten tweede huwelijk van de Venlose regent Jan de Put. Haar moeder was afkomstig uit Dordrecht. Berbers  geboortejaar zal dus niet vóór 1589 of 1590 zijn geweest. Toen zij in 1609 als non in Transcedron te Venlo werd geprofest, was zij nog geen 25: hoeveel jonger is onbekend (Lauwerkrans, 164). Ze was een halfzuster van de humanist Erik de Put (1574-1646), alias Erycius Puteanus, alias Honorius van den Born, en van Christina de Put, beiden kinderen uit het eerste huwelijk van Jan de Put. Ook was ze verwant aan de dichteressen Elisabeth van Lom en Mechtildis van Lom. Haar halfbroer schreef een Latijnse familiegeschiedenis waarin Berber als ‘Puteana’ te boek staat.

In een onbekend jaar trad Berber de Put in het klooster St.-Catharinadal in, dat toen nog tot de derde orde van St. Franciscus behoorde en in 1599 was verhuisd van Genooi bij Venlo naar het voormalige cellenbroedersklooster Transcedron in de stad. De zusters van de derde orde waren verwant met de Moderne Devotie en hanteerden geen strikte kloostertucht. Aan haar halfzuster Christina, sinds 1608 karmelietes in Leuven, bekende Berber haar wens om een strengere regel aan te nemen. Die kans kwam toen zij in 1610 subpriores werd. Haar voorkeur ging aanvankelijk uit naar de clarissen (de tweede orde van St. Franciscus). Op advies van het bisdom Roermond werd in 1614 aansluiting verkregen bij de zusters van de Tien Deugden van Maria (de annunciaten, eveneens franciscanessen). In dat jaar kwamen vijf annunciaten uit Leuven in Venlo wonen: onder hen Sara Herlin, die moeder-overste werd. Berber de Put werd op 28 september 1614 in de nieuwe orde ingekleed en een jaar later geprofest. Zij begon aan een kroniek van het klooster, die door latere zusters is voortgezet. Na de dood van Herlin in 1632 werd de toen al ziekelijke De Put novicenmeesteres. Zij stierf in 1635, 44 jaar oud.

Samen met de devote liederen van de Van Loms geldt De Puts kroniek als het voornaamste wat Transcedron op literair gebied in de zeventiende eeuw heeft voortgebracht. De Transcedronkroniek van Berber de Put is een belangrijke bron voor de hagiografie van haar medezuster en verwant Agnes Huyn van Amstenrade. In 1673 heeft de franciscaan Mathias Croonenborch de informatie in haar kroniek over Huin, samen met die van Elisabeth van Lom, bewerkt tot zusterboek van Transcedron, kennelijk met de bedoeling om de zaligverklaring van Huin te bewerkstelligen (Monteiro). Dit zusterboek bevat tevens een levensbeschrijving van ‘zuster Barbara Puteana’. Daarin wordt zij geroemd als voorbeeld van eenvoud en devotie, maar niet als schrijfster. In de Transcedronkroniek noemt zij zichzelf evenmin als auteur. Ook haar summiere lemma in het NNBW (door Verzijl) zwijgt over haar schrijverschap. De neerlandicus N.C.H. Wijngaards stelde later vast dat het handschrift van de eerste 48 folia van de kroniek van haar hand is (Wijngaards, 12). In 1957 gaf hij de kroniek uit, samen met de liederen van de Van Loms.

Berber de Put is uiteindelijk evenmin als Agnes Huin zalig verklaard, maar zij is wel gecanoniseerd als schrijfster. In 1997 werd zij evenals de Van Loms opgenomen in het corpus van Nederlandse schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd (Lauwerkrans, 164-165). De Put was geen groot literator. Haar ongekunstelde schrijfstijl – in de volkstaal – staat geheel in dienst van haar devote idealen. Zij cijfert zich in haar verhalen geheel weg. In 1612 liet zij als subpriores de kledingmerkjes uit de habijten van haar medezusters weghalen, zodat het devote ‘gemene leven’ ook in de kledingpraktijk werd gerealiseerd. ‘Wij waren bevreesd’, schrijft zij, ‘dat de affectie nog aan enige dingen zou kleven. […] Wij sneden alle de tekens uit en maakten alle dingen zo onkennelijk als wij konden. Hierna ontving een iegelijk uit de handen van Ondermoeder [lees: de schrijfster zelf] hetgeen dat hem van node was’.

Er zit een onmiskenbare spanning tussen de individuele erkenning als schrijfster die Berber de Put in de twintigste eeuw te beurt is gevallen, en haar eigen optreden als naamloze ‘ondermoeder’ van een groep vrome vrouwen die als ideaal een strenge, liefst anonieme devotie koesterden. Het is van groot belang dat de ‘zij-kant’ van de vroegmoderne Nederlandse literatuur nu meer aandacht krijgt. In de devote mentaliteit van deze zusters valt overigens vooral het ‘wij-gevoel’ op.

Naslagwerken

Lauwerkrans; NNBW.

Literatuur en gedrukte bronnen

  • E. Puteanus, Genealogia Puteanaea Bamelrodiorum Venlonensium, ab origine urbis, sive anno MCCCXLIII per utrumque sexum deducta (Leuven 1630).
  • M. Croonenborgh, Het ryck-deughdigh leven van de hoogh-edele gheboren maghet suster Agnes Maria Huyn van Amstenrade, ende van eenighe andere, de welcke in eene uyt-nemende religieuese volmaecktheydt hebben uyt-geschenen (Brussel 1673).
  • M.H.H. Michels, Geschiedenis der Lorettokapel te Genooi […] van 1410-1916 (Venlo 1917).
  • S.A.B.M., ‘Puteanus/Te Puth’, De Nedermaas (1938-1939) 115-120.
  • Liederen van Mechteldis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedronkroniek van Barbara de Put, N. Wijngaards ed. (Zwolle 1957).
  • A.A.J.J. van Pinxteren e.a. red., Pronkstukken. Venlo 650 jaar stad. Catalogus Goltziusmuseum Venlo (Venlo 1993).
  • M. Monteiro, ‘Genooi, Agnes Maria van Huyn van Amstenrade’, in: P.J. Margry en C. Caspers red., Bedevaartplaatsen in Nederland, deel 3: provincie Limburg (Amsterdam/Hilversum 2000) 229-235 en http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/.

Auteur: Kees Kuiken

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 210

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.