Berendsen, Anna Albertina Johanna (1911-2005)

 
English | Nederlands

BERENDSEN, Anna Albertina Johanna (geb. Avereest 6-4-1911 – gest. Voorschoten 24-2-2005), kunsthistorica, actief in het verzet. Dochter van Jan Albertus Berendsen (1869-1919), notaris, en Johanna Margrieta Meesters (1879-1965). Anna Berendsen bleef ongehuwd.

Anna (Anne) Berendsen werd geboren als enig kind in een Nederlands-hervormd notarisgezin in Avereest (Overijssel). Haar vader werkte vanaf 1898 bij notaris Meesters in Dedemsvaart en trouwde in 1901 met diens dochter. Tot haar elfde groeide Anne op in de Moerheimstraat (nr. 3), in een ruime woning met een grote tuin; ze ontwikkelde er een grote liefde voor de natuur. Op haar achtste, in december 1919, overleed haar vader, waarna ze met haar moeder verhuisde naar de statige notariswoning van oma Meesters aan de Kalkwijk in Dedemsvaart. In 1923 hertrouwde haar moeder met Hendricus Kaub, een keurmeester van edelmetalen, en vertrok het gezin naar Utrecht.

Nacht-und-Nebel-gevangene

In de jaren dertig studeerde Anne Berendsen kunstgeschiedenis aan de universiteit van Utrecht. In 1938 promoveerde ze bij Willem Vogelsang, de eerste Nederlandse hoogleraar kunstgeschiedenis, op een proefschrift over Italiaanse meubelen van de barok tot de negentiende eeuw – ze droeg het op aan haar ouders. Twee jaar later verscheen haar boek Het meubel ‘van Gothiek tot Biedermeier’. Het werd een groot succes: in 1967 verscheen de achtste (herziene) druk.

Tijdens de Duitse bezetting sloot Anne Berendsen zich aan bij de Ordedienst (OD), de illegale sabotage- en inlichtingendienst. Nadat een groot aantal OD-leden was opgepakt, arresteerde de SD op 25 april 1941 ook Anne Berendsen en haar moeder, in wier woning hoge OD’ers bijeenkwamen. Maandenlang zat Berendsen in het Scheveningse strafgevangenis Oranjehotel, waar ze haar karige rantsoen deelde met de spionne Leonie Brandt (Aalders, 158-159). Begin 1942 verdween ze in ‘Nacht und Nebel’ en belandde ze als politieke kampgevangene ‘10756’ in het vrouwenkamp Ravensbrück. ‘Het was de afwezigheid van alle goeds en alle vreugde, zoals ze de hel zo vaak beschreven hebben’, vertelde Berendsen na de oorlog (gecit. De Bezetting, 305). Ruim drie jaar zat ze in die hel – ze overleefde honger, kou, smerigheid en vernedering. Hechte vriendschappen en filosofische gesprekken over kunst en cultuur met politieke medegevangenen als Dora en Titia Gorter hielden haar op de been.

Aan het einde van de oorlog, op 2 maart 1945, werd Anne Berendsen met 36 andere Nederlandse vrouwen naar Mauthausen gesleept, waar Rode Kruismedewerkers haar op 22 april op het nippertje het leven redden. Met een groot ziekentransport kwam ze twee weken later via Geneve in Frankrijk aan. Na haar terugkeer in Nederland vestigde ze zich in Den Haag.

Kunsthistorica

Vlak na de oorlog deed Anne Berendsen verslag van haar kampervaringen in Vrouwenkamp Ravensbrück (1946). Met haar minutieuze beschrijving van het kampleven en de gruwelijkheden als gevolg van systematische ontmenselijking en depersonalisatie hoopte ze latere generaties een spiegel voor te houden: ‘Niemand kan weten hoe goed het leven is, tenzij hij er zich tot zijn botten van bewust is hoe slecht de mensen kunnen zijn hijzelf niet uitgezonderd’ (Ravensbrück, 184). Publiekelijk sprak zij daarna zelden meer over haar kampervaringen.

Het naoorlogse leven van Anne Berendsen stond in het teken van reizen – ze doorkruiste veel Europese landen en bezocht Nepal – en haar werk als kunsthistorica. Ze werd conservatrice bij Museum Prinsenhof in Delft en werkte jarenlang als redactrice voor beeldende kunsten bij Het Vaderland. Verder publiceerde ze boeken op haar vakgebied, zoals Het Nederlandse interieur (1950), Verborgenheden uit het oude Delft (1962) en Kunstschatten van Spanje (1966).  In de jaren vijftig werkte ze mee aan de vijfdelige reeks Algemeene Kunstgeschiedenis. De kunst der mensheid van de oudste tijden tot heden (1956-1959) en in 1965 publiceerde ze het later klassiek geworden Elseviers Tegelboek. Als conservator organiseerde ze in Delft een groot aantal tentoonstellingen en verzorgde ze catalogi. Een daarvan, Prisma der Bijbelse kunst, leidde in 1952 in christelijke kringen tot verontwaardiging: Berendsen zou hierin een te eigenzinnige visie op Bijbelvoorstellingen gegeven hebben (Algemeen Handelsblad, 20-6-1952).

Begin jaren zeventig ging Anne Berendsen met pensioen. In 1975 verscheen  nog een tweede druk van haar tegelboek (nu onder de titel Groot tegelboek), maar daarna verdween ze in de anonimiteit. In februari 1998 verhuisde ze van haar appartement in het rijksmonument Nirwana op de Benoordenhoutseweg (nr. 227) in Den Haag naar Voorschoten. Daar overleed ze op 24 februari 2005, bijna 94 jaar oud.

Betekenis

Behalve als kunsthistorica heeft Anne Berendsen veel betekend voor de herinnering aan Ravensbrück. Haar Vrouwenkamp Ravensbrück, gebaseerd op notities die Berendsen in het kamp maakte en aangevuld met beschouwingen over het nationaalsocialisme, was een van de eerste gepubliceerde Nederlandse egodocumenten over dit concentratiekamp. In de jaren zestig werkte ze mee aan de tv-serie De Bezetting van Loe de Jong en in zijn hoofdstuk over gevangenissen en concentratiekampen in Koninkrijk der Nederlanden (deel acht, eerste helft) citeert hij uitvoerig haar gedetailleerde beschrijvingen uit Ravensbrück. Tijdens een bijeenkomst in de aula van de Amsterdamse universiteit kreeg Berendsen in 1965 voor Vrouwenkamp Ravensbrück de jaarlijkse prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 toegekend. Ze aanvaardde de prijs in dankbaarheid, maar aan ‘kamperij’ deed ze liever niet: ‘Er wordt naar verhouding al te veel herdacht. Wij zijn in verzet gegaan om verder te leven, niet om stil te blijven staan’ (gecit. Breur, 325).

Archivalia

  • Nationaal Archief, Den Haag: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging Marten Slagter, CABR 76954-I.
  • NIOD, Amsterdam: knipselarchief, KB I, inv. nr. 9265 (1 artikel ter ere van haar 60-ste verjaardag in Het Vaderland).

Publicaties

Selectie:

  • De Italiaansche meubelen van de barok tot de negentiende eeuw (Utrecht 1938).
  • Het meubel. Van Gothiek tot Biedermeier (Utrecht 1940; 8ste herziene druk 1967).
  • Vrouwenkamp Ravensbrück (Utrecht 1946).
  • Het Nederlandse interieur. Binnenhuis, meubelen, tapijten, koper, tin, zilver, glas, porselein en aardewerk van 1450-1820 (Utrecht 1950).
  • Verborgenheden uit het oude Delft. Een stille en rijke stad (Zeist 1962).
  • Elseviers tegelboek. Een internationaal overzicht van de tegel door de eeuwen heen (Amsterdam 1965; 2 druk 1975).
  • Kunstschatten van Spanje (Hilversum 1966).

Literatuur

  • Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 8, Eerste helft (Den Haag 1975) 408, 445, 454-463 en deel 12, Eerste helft (Den Haag 1975) 139.
  • Loe de Jong, De bezetting na vijftig jaar (Den Haag 1990) 293, 305.
  • Dunya Breur, Een verborgen herinnering. De tekeningen van Aat Breur-Hibma uit vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück en de gevangenissen in Scheveningen en Utrecht (Nijmegen 1995).
  • J.W.M. Schulten, De geschiedenis van de Ordedienst. Mythe en werkelijkheid van een verzetsorganisatie (1998).
  • Gerard Aalders, Leonie. Het intrigerende leven van een Nederlandse dubbelspionne (Nieuwegein 2003) 158, 159, 170, 171, 173, 195, 200-204.
  • Jolande Withuis, Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (Amsterdam 2005) 162.
  • Bettine Siertsema, Uit de diepten. Nederlandse egodocumenten over de nazi concentratiekampen (Vught 2007).
  • Lieke van Eerdt, Herinneren met een boodschap. Ravensbrück in Nederlandse memoires 1945-2005 (ongepubliceerde masterscriptie  Erasmus Universiteit Rotterdam 2009) 44-49.
  • Susan Hogervorst, Onwrikbare herinnering. Herinneringsculturen van Ravensbrück in Europa, 1945-2010 (Hilversum 2010).

Illustratie

Anne Berendsen, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Beeldbank WO2 - NIOD).

Auteur: Marie-Cécile van Hintum

laatst gewijzigd: 01/09/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.