Beugeltas, Sara (1926-1934)

 
English | Nederlands

BEUGELTAS, Sara (geb. Amsterdam 21-9-1926 – gest. Amsterdam 27-8-1934), slachtoffer geruchtmakende lustmoord. Dochter van Isaac Beugeltas (1899-1943), metaalsorteerder, en Helena Wegloop (1900-1943).

Sara Beugeltas werd geboren als tweede dochter in een arm joods gezin, aan het Waterloopplein in Amsterdam. Haar vader was achtereenvolgens diamantzager, voddenkoper, metaalbewerker en bloemenman. Sara werd ‘Sonja’ genoemd. Toen ze drie jaar oud was, verhuisde het gezin naar de Jodenbreestraat (nr. 18 II), waar een zusje werd geboren en ook haar beide grootvaders inwoonden. In 1934 zat de zevenjarige Sonja in de eerste klas van de lagere school. In haar vrije tijd speelde ze graag met leeftijdsgenoten bij Speeltuinvereniging ’t Centrum, in de Zwanenburgerstraat. Sonja was een mollig meisje, met donkere ogen en donkerblond, kroezend haar. Volgens haar vader was ze voorzichtig: ze speelde nooit aan de waterkant en was alert op kinderlokkers.

Verstopt op de vliering

Op 27 augustus 1934 liep Sonja Beugeltas ’s middags met haar vriendin Jetty Schellevis terug naar school. Onderweg kwamen zij langs het bananenpakhuis van de firma Groenteman en Bolle, gevestigd aan het Waterlooplein (nr. 36). Jetty, Groentemans kleindochter, ging even naar binnen om een vloeiblad te vragen. Toen Jetty weer naar buiten kwam, was haar vriendin verdwenen.

Omdat Sonja Beugeltas die middag niet op school verscheen, stuurde het schoolhoofd haar oudere zus naar huis om de ouders te waarschuwen. Die waren echter aan het werk en de vader gaf pas ’s avonds de vermissing aan bij de politie. De volgende dag, 28 augustus 1934, stond er een opsporingsbericht in de kranten en hoorde de politie getuigen. Op het Waterlooplein kwamen verontruste buurtbewoners bijeen; samen met de politie zochten ze naar Sonja, ook in de bananenloods, maar ze konden haar niet vinden. Een helderziende was ervan overtuigd dat ze toch in het pakhuis moest zijn en de volgende dag ontdekte een rechercheur daar inderdaad het lichaam. De 21-jarige pakhuisknecht P. werd meegenomen voor verhoor; bij een confrontatie met het lijkje in het pakhuis werd hij bijna gelyncht door woedende buurtbewoners. Op 30 augustus bekende P. zijn misdaad: hij had geprobeerd haar aan te randen, maar toen ze begon te schreeuwen had hij haar gewurgd en in een kist op de vliering verstopt. Hij werd tot levenslang veroordeeld.

Op de begrafenis van Sonja Beugeltas, op 2 september 1934, kwamen duizenden mensen af. In het Reinigingshuis van het Nederlandsch Israëlitisch Ziekenhuis in de Nieuwe Kerkstraat noemde de rabbijn het kleine meisje ‘een lief goed kind, bemind bij ieder die haar zag, vroolijk en opgewekt’ (Algemeen Handelsblad, 3-9-1934). Een stoet volgauto’s overladen met kransen en bloemstukken van schoolvriendinnetjes, marktkooplieden en andere buurtgenoten reed mee naar de Israëlische Begraafplaats te Diemen. Aan de groeve sprak een vertegenwoordiger van de speeltuinvereniging een kort woord.

Reconstructie

De zedenzaak Sonja Beugeltas haalde uitvoerig de contemporaine pers en werd later nog enkele keren opgerakeld in diverse publicaties. In 1952 beschreef de politieman Groen de zaak aan de hand van het proces-verbaal, twaalf jaar later nam Hans van Straten de misdaad op in zijn kroniek Moordenaarswerk – hij gaf haar het pseudoniem ‘Jetje Brilleslijper’. Jaap Meijer stelde in zijn Hoge hoeden, lage standaarden (1969) dat de joodse buurtbewoners opgelucht waren dat zowel dader als slachtoffer tot hun eigen kring behoorden en er dus geen verband was met mogelijk antisemitisme. In 1984 schreef criminoloog Koos van Weringh in het Nieuw Israëlitisch Weekblad en Trouw twee artikelen over de zaak en in 1995 publiceerde hij een reconstructie van de geruchtmakende zaak. Volgens hem reageerden de buurtbewoners indertijd zo heftig omdat de agressie was gericht tegen een onschuldig kind: in de hechte gemeenschap rond het Waterlooplein werden verontwaardiging en woede hierover meteen gedeeld. Hij vond geen aanwijzingen dat de buurt opgelucht was geweest dat zowel dader als slachtoffer uit eigen kring kwam.

Alle leden van het gezin Beugeltas werden in september 1943 vermoord in Auschwitz. De dader overleefde de oorlog en stierf in 1964 in detentie.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: gezinskaart, marktkaart en archiefkaart van Isaac Beugeltas; woningkaart Jodenbreestraat 18 II.

Literatuur

  • Nieuw Israelietisch weekblad, 31-8-1934 [overlijdensadvertentie].
  • De Telegraaf, 3-9-1934.
  • K. Groen, Dode getuigen (Den Haag 1952) 41-49.
  • Nieuw Israëlitisch weekblad, 24-8-1984.
  • Koos van Weringh, De zaak-Sara Beugeltas (Amsterdam 1995).
  • Eric Slot, ‘De moord op Sara Beugeltas’, Ons Amsterdam 43 (1991) 270-272.

Illustratie

De kist, met daarin de vermoorde Sara Beugeltasch, wordt ingeladen in een auto van de Geneeskundige Dienst Amsterdam, door onbekende fotograaf, 1934 (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad).

Auteur: Maarten Hell

laatst gewijzigd: 09/01/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.