Boas, Henriette (1911-2001)

 
English | Nederlands

BOAS, Henriette (geb. Amsterdam 10-10-1911 – gest. Amsterdam 23-6-2001), classica, journaliste, publiciste. Dochter van Marcus Boas (1879-1941), docent klassieke talen, en Julie Snuyff (1883-1975). Henriette Boas bleef ongehuwd.

Henriette Boas stamde uit een Amsterdamse joodse familie. Zij werd, evenals haar jongere zuster en twee jongere broers, geboren in de Den Texstraat, waar haar ouders na hun huwelijk waren gaan wonen. Deze net buiten de oude stad gelegen straat, waarin voor de Tweede Wereldoorlog veel joden woonden, heeft voor haar een belangrijke rol gespeeld. Zij woonde er tot 1940 en schreef er aan het eind van haar leven een boek over, Terug in de Den Texstraat. Henriettes moeder Julie Snuyff groeide op in een familie die zich ‘nogal deftig’ vond. Zij had op een keurige meisjesschool gezeten, maar geen vervolgopleiding mogen doen. Haar vader Marcus Boas, geboren in de Jodenbuurt, was de eerste academicus van zijn familie: hij studeerde klassieke talen en promoveerde op 26-jarige leeftijd cum laude op de Griekse dichter Simonides. Hij was korte tijd leraar aan het Stedelijk Gymnasium aan de Amsterdamse Weteringschans; later vestigde hij zich thuis als ‘opleider in Latijn en Grieks voor het Staatsexamen’.

Studie en zionisme

Het was een burgerlijk liberaal milieu waarin Henriette Boas opgroeide, traditioneel joods met een koosjere huishouding, maar niet orthodox. Om aan de drukte te ontsnappen bracht Henriette veel tijd door bij haar grootmoeder van vaderskant. Dat was voor haar een tweede thuis, waar zij veel aandacht kreeg. Ze was leergierig en ‘vroeg wijs’ – zelf noemt ze zich ‘een briljante leerling, naar ik in alle bescheidenheid mag verklaren’ – en in 1923 ging zij van de Elisabeth Wolffschool aan de Prinsengracht naar het Stedelijk Gymnasium (in 1926 omgedoopt tot Barlaeus Gymnasium). Daarnaast bezocht zij tweemaal per week de joodse godsdienstschool (de Dufayschool), waar de kiem van haar latere zionisme en haar liefde voor het jodendom gelegd werden. Toen ze een jaar of vijftien was trad ze toe tot de zionistische jeugdvereniging Hatsaïer.

Henriette Boas was een goede en ijverige leerling. Qua cijfers stak zij de meeste anderen naar de kroon, maar in sociaal opzicht was zij onhandig, een handicap die haar haar leven lang parten zou spelen. Na haar eindexamen (1929) trad zij in de voetsporen van haar vader: ze ging klassieke talen studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Bovendien werd ze lid van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereeniging (AVSV) en trad ze toe tot de Nederlandse Zionistische Studentenorganisatie (NZSO). Ze bleef thuis wonen maar zat, op zoek naar rust, vaak te studeren op de universiteitsbibliotheek. In 1935 deed ze doctoraal examen, hoofdvak oude geschiedenis en bijvakken Grieks en Latijn. Drie jaar later promoveerde ze cum laude op het proefschrift Aeneas’ arrival in Latium. Haar promotor was prof. David Cohen. Daarnaast  legde zij in 1939 een doctoraalexamen psychologie af.

In februari 1940 vertrok Henriette Boas met een studiebeurs naar Parijs, waar ze in mei de Duitse inval in Frankrijk meemaakte. Op dat moment waren haar jongste broer en zuster al naar Palestina geëmigreerd. In juni van dat jaar ontvluchtte ze Parijs. Ze vond tijdelijk onderdak bij de schrijver Siegfried van Praag in Bordeaux en van daar stak ze over naar Engeland, waar ze onder andere bij de Nederlandse sectie van de BBC werkte en lessen volgde in Arabisch en modern Hebreeuws. In 1947 verruilde ze Londen voor Jeruzalem, in de hoop daar een nieuw leven op te bouwen. De oprichting van de staat Israël, die zij in 1948 ter plekke meemaakte, beschouwde zij als ‘misschien wel de mooiste ervaring in mijn leven’. Maar haar bestaan in Israël was moeizaam: ‘Fysiek ben ik niet geschikt voor landbouwwerk en geestelijk ben ik te individualistisch’, zei ze ooit. Om in haar onderhoud te voorzien deed ze freelance journalistiek werk. Eind 1951 raakte ze zó in de problemen dat ze halsoverkop naar Amsterdam terugkeerde.

‘Koningin van de ingezonden brief’

Na terugkomst trok Henriette Boas, inmiddels veertig jaar oud, in bij haar moeder. Ze probeerde na een afwezigheid van bijna twaalf jaar in Nederland opnieuw te aarden, zich troostend met de gedachte dat ze hier wellicht nuttiger kon zijn dan in Israël. Eenvoudig was het niet. Haar omgeving meed haar, de Nederlandse zionisten vonden haar een mislukkeling en ook in Nederland was passend werk moeilijk te vinden. Weer wierp ze zich op de journalistiek. Ze werd correspondente van de Israëlische kranten The Jerusalem Post en Ha-aretz, later ook van The Jewish Chronicle in Londen. Bovendien voorzag ze, geheel eigener beweging, de Israëlische ambassade in Den Haag jarenlang van ‘newsletters’ over de politieke situatie in Nederland en deed ze veel werk voor het project ‘History of Religions’ van de theoloog prof. M.A. Beek.

Mede vanwege haar wankele financiële positie zocht Boas in 1959 werk als lerares klassieke talen. Ze werkte achtereenvolgens in Gorcum, Den Haag, Amsterdam en Hilversum, steeds op tijdelijke basis. Op het Haarlemmermeerlyceum (Badhoevedorp) kreeg ze uiteindelijk een vaste aanstelling. Ze zou er zo’n vijftien jaar lesgeven. Daarnaast bleef ze schrijven. Vele jaren leverde ze bijdragen aan bladen als Hakehilla (van de Joodse Gemeente Amsterdam), Kolenoe (van de ‘bewust joodse vrouw’) en Aleh (van Nederlandse immigranten in Israël). Haar artikelen bundelde ze in Herlevend bewaard (1987) en in Bewust-joodse Nederlandse vrouwen (1992). Ook schreef ze jaaroverzichten over Nederland in de Encyclopaedia Judaica en het American Jewish Yearbook. Haar werk droeg dikwijls een sterk compilatorisch karakter. Daarnaast ventileerde ze haar mening in een niet aflatende stroom ingezonden brieven, vooral over zaken betreffende joden, jodendom en Israël, wat haar de bijnaam ‘de koningin van de ingezonden brief’ opleverde.

Henriette Boas speelde een rol in twee opzienbarende affaires in de jaren zeventig. In de ‘Weinreb-affaire’ werd zij, met de schrijver W.F. Hermans, symbool voor het ongeloof in Friedrich Weinreb – tegenover de journaliste Renate Rubinstein en publicist Aad Nuis, die Weinrebs ‘fantastische’ verzetsverhalen geloofden. Het Weinreb-rapport (1976)  bevestigde haar gelijk. Ook bij de ‘affaire-Menten’ was zij betrokken. Pieter Menten, in 1949 veroordeeld wegens collaboratie en kunstroof, wilde zijn bezittingen laten veilen en toen Boas daar in 1976 lucht van kreeg, tipte zij enige journalisten die zijn oorlogsverleden opnieuw uitspitten. Dat leidde tot een nieuwe veroordeling en gevangenschap.

Henriette Boas verhuisde begin jaren 1970 naar een eigen woning in Badhoevedorp. Bijna dertig jaar woonde ze er te midden van duizenden boeken, vergeelde krantenknipsels, tijdschriften en uitpuilende documentatiemappen. Toen ze in 2001 na een val in haar huis overleed, kwam haar nalatenschap in beheer van de in 1995 opgerichte Dr. Henriette Boas Stichting. Deze Stichting stelde in 2004 de periodiek toe te kennen Dr. Henriette Boas Prijs in voor opmerkelijke journalistieke, respectievelijk populairwetenschappelijke prestaties. In datzelfde jaar werd over haar leven een documentaire gemaakt onder de titel Ik lees de krant met een schaar.

Reputatie

Henriette Boas noemde zichzelf ‘een sologanger’. Ze had een hekel aan meelopers en mensen die toegaven aan demagogie. Je moest je hersens gebruiken, trouw zijn aan jezelf, fatsoenlijk zijn. Ze stemde altijd op de VVD; dat individuele, onafhankelijke paste, vond ze, bij haar karakter. Ze dichtte zich een aantal eigenschappen toe waar ze blij mee was: loyaliteit en waarheidsliefde. Maar tegelijk was ze behept met een groot gebrek aan tact, met drammerigheid en drift, waardoor ze moeite had met het aangaan van relaties en haar ambities meestal niet vervuld zag. Haar joods-zijn – het zich verbonden voelen met het joodse verleden, de joodse toekomst en de joodse godsdienst – was haar leidraad en de ‘joodse zaak’ zou ze haar leven lang blijven verdedigen met een, zoals een oude schoolvriend schreef ‘ betonnen beminnelijkheid’.

Naslagwerken

Joden in Nederland.

Archivalia

Bibliotheca Rosenthaliana, Universiteitsbilbiotheek Amsterdam: Archief Henriette Boas.

Publicaties

  • Herlevend bewaard. Aren lezen in joods Amsterdam (Amsterdam 1987).
  • Bewust-joodse Nederlandse vrouwen. Veertien portretten (Kampen 1992).
  • Terug in de Den Texstraat. De bewoners en de omgeving (Kampen 2002).

Literatuur

  • Henriette Boas, Vijftig over zeventig. Besorat Boas (z.p. 1983).
  • Frénk van der Linden, ‘Dat gelamenteer, daar schieten de joden toch niets mee op’, De Tijd, 19-4-1985.
  • Henriëtte Lakmaker, ‘Waarheid en loyaliteit. De betekenis van Henriette Boas voor de joodse geschiedschrijving’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 13  (1993) 175-184.
  • Pauline Micheels, De waarheidszoekster Henriette Boas. Een leven voor de Joodse zaak (Amsterdam 2016) [verschenen na publicatie van dit lemma].

Illustratie

Henriette Boas, door Theo Noort, 1981 (Maria Austria Instituut, Amsterdam).

Auteur: Pauline Micheels

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 932

laatst gewijzigd: 11/12/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.