© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Yvonne Bleyerveld, Borch, Gesina ter, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Borch [26/08/2017]
BORCH, Gesina ter (geb. Deventer? 15-11-1631 – gest. Zwolle 16-4-1690), tekenares, aquarelliste en schoonschrijfster. Dochter van Gerard ter Borch de Oude (1582/83-1662), kunstenaar en convooi-en licentmeester te Zwolle, en Wiesken Matthijs (1607-1683). Gesina ter Borch bleef ongehuwd.
Gesina ter Borch werd geboren als eerste kind van het derde huwelijk van haar vader, de Zwolse licentmeester Gerard ter Borch de Oude, die in totaal dertien kinderen kreeg uit drie huwelijken. Haar moeder was afkomstig uit Deventer. Op 13 december 1631 werd ze gedoopt in de Grote kerk van Zwolle. In 1618, dus lang voor haar geboorte, had vader Ter Borch zijn kunstenaarsloopbaan opgegeven, maar hij bleef de artistieke gaven van zijn kinderen stimuleren – de meest getalenteerden onder hen gaf hij tekenles. Zo ook Gesina. Ze woonde haar hele leven in het ouderlijk huis aan de Sassenstraat te Zwolle. Na de dood van haar vader vormde ze er samen met haar moeder en met haar zus Catharina een huishouden, en sinds de dood van haar zuster Jenneken in 1675 woonden ook de drie kinderen van Jenneken bij hen in. De jongste, Hillegonda Schellinger, woonde daar nog ten tijde van Gesina’s dood. Rond 1680 verwierf Gesina samen met haar zuster Catharina een landhuis buiten de Diezerpoort, dat mogelijk bestemd was als buitenverblijf.
Werk
Gesina kalligrafeerde, tekende met pen en inkt en schilderde voornamelijk met waterverf. Ze was een amateur – haar kunstwerken ontstonden en circuleerden in huiselijke kring. Ze had een voorliefde voor de weergave van alledaagse scènes. In waterverf met heldere kleuren vervaardigde ze kleine, levendige figuurtjes in interieurs of in de open lucht en gekleed in mooie of exotische kleding. Ze werkte vooral op klein formaat, met veel oog voor details.
Het is niet bekend of Gesina door haar vader met dezelfde aandacht werd opgeleid als haar veel oudere halfbroer Gerard de Jonge (1617-1681) en haar jongere broers Harmen (1638-1677) en Moses (1645-1667), wier tekenoefeningen de vader, gezien de vele door hem geannoteerde tekeningen, nauwgezet volgde. Van Gesina is namelijk slechts één zo’n geannoteerde tekening bekend: een studie van kleine figuurtjes in kleurige kledij en met uiteenlopende bezigheden, die deel uitmaakt van het zogenaamde Materi-boeck, een album met schoonschrift. De tekening is gedateerd op 28 april 1648 en is daarmee Gesina’s vroegste tekening die bewaard is gebleven – zij was toen zestien jaar oud. Zoals veel vrouwen uit artistieke milieus zal Gesina gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden die ze had doordat ze opgroeide tussen mannelijke familieleden met kunstzinnige aspiraties. Vermoedelijk leerde ze tekenen samen met haar jongere broers Harmen en Mozes, die al op achtjarige leeftijd tekenden.
Van Gesina ter Borch zijn drie albums met schoonschrift en waterverftekeningen bewaard gebleven. Op veertien- of vijftienjarige leeftijd begon ze met het al genoemde Materi-boeck (op het titelblad gedateerd 1646), waarin ze kalligrafeerde en later ook tekeningen in inkt en waterverf opnam. Tussen 1652 en 1660 kwam een tweede album tot stand, dat gewoonlijk wordt betiteld als liedboek, poëzie-album of De papiere Laure Krans, naar het openingsgedicht van Gesina’s goede vriend Henrik Jordis, koopman uit Amsterdam met connecties in literaire kringen. Het poëzie-album telt 116 folio’s en is een geïllustreerd liedboek bestemd voor particulier gebruik. Het grootste deel van het album bestaat uit zeventiende-eeuwse liedjes die zij overnam uit populaire, gedrukte liedbundels of wellicht uit haar hoofd kende – bronvermeldingen ontbreken. Ze nam een mengelmoes aan liederen op: met name herders- en minneliederen, maar ook andere genres zoals drinkliederen, politieke liederen en een kinderliedje. Onderaan de pagina’s illustreerde zij ze met passende tekeningen. Ook hier gaat het om voorstellingen van kleine, levendige figuurtjes uitgevoerd in heldere kleuren en goud- en zilververf. Voorbeelden daarvoor ontleende zij mogelijk aan prenten (zoals prentenseries met kostuumfiguren), embleemboeken en prentjes uit gedrukte liedboeken.
In 1660 begon Gesina aan een nieuw album, dat het Kunstboek of plakboek genoemd wordt. Hierin zijn de tekeningen geen illustraties bij teksten maar pagina-grote, zelfstandige aquarellen in felle kleuren. Zij geven een beeld van de levenswijze, kleding en manieren van de gegoede burgerij in een kleine stad. Zo zijn tochtjes te paard of in een rijtuig uitgebeeld, sleetjerijden op het ijs en een wandeling bij maanlicht. Henrik Jordis leverde opnieuw een bijdrage, deze keer in de vorm van een allegorisch toneelstuk, de ‘Triomphe der Schilderconst over de Doodt’. De allegorische tekening van Gesina op het titelblad heeft hetzelfde onderwerp en werd eveneens door Jordis bedacht. In de late jaren ’50 lijkt Gesina een hechte vriendschap met deze Henrik onderhouden te hebben, maar het blijft een open vraag of het een liefdesverhouding is geweest. Een tekening van een jonge vrouw die een hart in een boom krast – door Gesina gemaakt op haar dertigste verjaardag en opgenomen in haar plakboek (fol. 27r) – wordt wel beschouwd als amoureus zelfportret verwijzend naar haar liefde voor Jordis. Van hun vriendschap zijn na 1662 echter geen sporen meer te vinden.
Na ongeveer twintig bladzijden veranderde Gesina haar Kunstboek in een plakboek. Ze plakte er tekeningen van haar familieleden in, krantenknipsels, knipkunst van kinderen en vrienden, en een groot aantal kopieën – zowel eigen kopieën naar werk van haar halfbroer Gerard als bijvoorbeeld kopieën van Moses naar prenten van Rembrandt. De laatste bijdrage aan dit plakboek – papierknipsels van Gesina’s neefjes Cornelis en Gerrit Schellinger – dateert van 1687, drie jaar voor haar dood. Het Kunstboek bevat ook lofdichten van bewonderaars, waaruit blijkt dat zij met haar tekeningen in ieder geval in beperkte kring faam oogstte.
Afgezien van de tekeningen in haar albums maakte Gesina ter Borch 59 losse tekeningen, waarvan de helft bedoeld was als voorstudie voor aquarellen in haar poëzie-album en plakboek. Deze voorstudies maakte ze doorgaans met potlood. Daarnaast werkte ze in pen en inkt en met rood of zwart krijt. Soms zijn Gesina’s tekeningen moeilijk te onderscheiden van het werk van haar zeven jaar jongere broer Harmen, met wie ze kennelijk veel samenwerkte.
Van Gesina is slechts één schilderij bekend: een postuum portret van haar jongste broer Moses ter Borch (Rijksmuseum Amsterdam), dat zij omstreeks 1668 schilderde samen met haar halfbroer Gerard, die inmiddels grote faam als schilder genoot. Zij maakten het schilderij nadat Moses het jaar daarvoor als marinier was gesneuveld in de Tweede Engelse Oorlog. Eerder schilderde zij voor haar plakboek een serie van vier aquarellen met allegorieën op het lot van Moses. De laatste in deze reeks, een tekening van Moses op het strand van Harwich omringd door verwijzingen naar zijn overlijden, diende als direct voorbeeld voor het portret in olieverf. Gesina moet een grote genegenheid voor Moses hebben gekoesterd. Een belangrijk deel van haar plakboek wijdde ze aan zijn nagedachtenis. Zo nam ze er tal van zijn tekeningen in op, alsmede treurdichten over zijn dood van vrienden en familie.
Zowel in haar poëzie-album als in haar latere Kunstboek nam Gesina ter Borch een zelfportret op. Het eerste is gedateerd 1659, het tweede is voorzien van een lofdicht door Henrik Jordis. Ook de personificatie van de Schilderkunst op het titelblad van het Kunstboek met ‘De overwinning van de Schilderkunst over de Dood’ is als zelfportret bedoeld. Bovendien weten we hoe Gesina eruit zag doordat zij tussen circa 1648 en 1665 regelmatig poseerde voor haar halfbroer Gerard. Hij portretteerde haar in pastorale trant als herderin en ook stond zij model voor verschillende genrestukken.
Reputatie
In de loop der jaren nam Gesina het beheer van de familiecollectie tekeningen en documenten over van Gerard de Oude. In navolging van haar vader annoteerde ze tekeningen van haar broers en bewaarde alles zorgvuldig. Kort voor haar dood bepaalde ze dat haar zuster Catharina de verzameling moest beheren. De ateliernalatenschap van het gezin, bestaande uit albums, schetsboeken, documenten en bijna zevenhonderd losse tekeningen, bleef generaties lang in de familie. Op 15 juni 1886 werd de collectie geveild bij Frederik Muller in Amsterdam. Het leeuwendeel van de tekeningen en albums werd aangekocht door het Rijksmuseum te Amsterdam. De collectie geeft een uniek inzicht in de werkmethoden, wijzen van onderricht, smaak van verzamelen en reacties op eigentijdse kunst van een kunstzinnige, welgestelde familie uit de Gouden Eeuw. Dat de familienalatenschap bewaard is gebleven, is te danken aan de zorg waarmee Gesina de collectie heeft beheerd.
Uit lofdichten op Gesina ter Borch die zijn opgenomen in haar poëzie-album en Kunstboek blijkt dat zij in ieder geval in beperkte kring bewonderd werd. Ze zijn op één na allemaal geschreven door mannelijke bewonderaars, zoals de Zwolse schoolmeester Roldanus, haar vriend Henrik Jordis en haar zwager Sybrant Schellinger. Zij zingen de lof op de veelzijdigheid van haar kunst en haar vermogen om dode materie tot leven te brengen. Daarnaast wordt zij ook geprezen om haar opgewekte karakter, haar intelligentie, snelheid van begrip en haar toewijding aan de kunst. Zo schreef Jordis in een gedicht onder Gesina’s zelfportret in het Kunstboek (afb. 1) onder andere: ‘Deugd, wijsheid, schoond’ en eer: vier gaven die het meest/ De mens geeft eeuwig lof: kwam zij van jongs te erven’.
Gesina ter Borch stierf op 16 april 1690. Haar sterfdatum is bekend dankzij een gedenkpenning die ter gelegenheid van haar dood is gemaakt (Zwols Biografisch Woordenboek). Na haar dood raakte Gesina ter Borch in de vergetelheid, al noemen Van Eijnden en Van der Willigen haar in hun Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst (Haarlem 1816-1840) als ‘Nederlands kunstenaresse’ en zuster van Gerard, wier levensomstandigheden verder onbekend zijn. Met de herontdekking van de ateliernalatenschap van de familie Ter Borch door Abraham Bredius in 1882, kwamen ook de albums en tekeningen van Gesina boven water. Het oordeel over haar werk was echter niet onverdeeld positief. Zo noemde Moes in 1886 haar tekeningen ‘niet oorspronkelijk’ en haar figuren ‘onbeholpen’. De echte erkenning kwam pas in 1988, toen niet alleen Drawings from the Ter Borch Studio Estate van Alison McNeil Kettering verscheen – waarin alle tekeningen van de familie Ter Borch zijn beschreven en afgebeeld – maar er bovendien twee artikelen aan Gesina’s poëzie-album gewijd werden (Ger Luijten 1988 en Hans Luijten 1988).
Naslagwerken
Van der Aa; Walther Bernt, Die Niederländischen Maler und Zeichner des 17. Jahrhunderts 4 (München 1957; heruitg. 1979) nr. 94; DWA; Elck zijn waerom; R. van Eijnden en A. van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst 1 (Haarlem 1816) 228 [als Gezina Terburg]; Immerzeel; Kramm; Lexicon Noord-Nederlandse kunstenaressen; NNBW; Overijsselse biografieën; Petteys; Thieme; Wurzbach; Zwols biografisch woordenboek; Van Eijnden en Van der Willigen.
Werk
De drie albums en losse tekeningen van Gesina ter Borch, alsmede het portret van haar broer Moses dat zij schilderde samen met Gerard ter Borch de Jonge, bevinden zich in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam. Voor een becommentarieerde heruitgave van de albums, zie McNeil Kettering (1988).
Literatuur
- Abraham Bredius, ‘Die Ter Borch Sammlung’, Zeitschrift für bildende Kunst 18 (1883) 370-73 [over de ontdekking van de nalatenschap van de familie in Zwolle in 1882].
- J.I. van Doorninck, ‘Het schildersgeslacht ter Borch’, Verslagen en Mededelingen der Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt & Geschiedenis 13 (1883) 1-22.
- E.W. Moes, ‘Gerard ter Borch en zijne familie’, Oud-Holland 4 (1886) 145-65.
- E. Michel, Gérard Terburg et sa famille (Parijs/Londen 1887).
- A. Rosenberg, Ter Borch und Jan Steen (Bielefeld/Leipzig 1897).
- M.E. Houck, ‘Mededelingen betreffende Gerard ter Borch en anderen, benevens aantekeningen omtrent hunne familieleden’, Verslagen en Mededelingen der Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt & Geschiedenis 20 (1899) 1-172.
- S.J. Gudlaugsson, Geraert Ter Borch. Katalog der Gemälde Gerard ter Borchs, sowie biographisches Material 2 (Den Haag 1960) 37-39 en 285-287 [toeschrijving van elf werken in olieverf aan Gesina].
- J. Verbeek, ‘Tekeningen van de familie ter Borch’, Antiek 1 (1966) 34-39.
- Gerard Ter Borch. Zwolle 1617-Deventer 1681. Tentoonstellingscatalogus Mauritshuis, Den Haag (Den Haag 1974) 236-241.
- Alison McNeil Kettering, ‘Ter Borch’s Studio Estate’, Apollo 117 (1983) 443-451.
- Alison McNeil Kettering, The Dutch Arcadia. Pastoral Art and its audience in the Golden Age (Montclair [N.J.] 1983) 78-80 [over twee pastorale voorstellingen van Gerard ter Borch waarin Gesina en haar zuster Catharina in pastorale kleding zijn uitgebeeld].
- Bob Haak, Hollandse schilders in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1984) 395, 398.
- Alison McNeil Kettering, Drawings from the Ter Borch Studio Estate. Catalogus van de Nederlandse Tekeningen in het Rijksprentenkabinet, Amsterdam, 2 delen (Den Haag 1988).
- Annemarie Vels Heijn red., Tekeningen van de familie Ter Borch. Tentoonstellingscatalogus Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam (Den Haag 1988).
- G. Luijten, ‘De Triomf van de Schilderkunst: een titeltekening van Gesina ter Borch en een toneelstuk’, Bulletin van het Rijksmuseum 36 (1988) 283-314.
- H. Luijten, ‘Swiren vol van leer, amblemsche wijs geduijt. Een opmerkelijk zeventiende-eeuws poëzie-album van Gesina ter Borch’, Bulletin van het Rijksmuseum 36 (1988) 315-342.
- C.J.A. Wansink, ‘Simson en Delila; niet Gesina ter Borch maar Hendrik Bloemaert’, Oud-Holland 102 (1988) 236-242.
- Alison McNeil Kettering, ‘Ter Borch’s ladies in satin’, Art History 16 (1993) 95-124.
- Alison McNeil Kettering, ‘Het Portret van Moses ter Borch door Gerard en Gesina ter Borch’, Bulletin van het Rijksmuseum 43 (1995) 317-335.
- Lydie van Dijk, Jean Streng, Zwolle in de Gouden Eeuw. Cultuur en schilderkunst. Tentoonstellingscatalogus Stedelijk Museum Zwolle (Zwolle 1997).
- Arthur K. Wheelock Jr., Gerard ter Borch (Zwolle 2004) [met bijdragen van Alison McNeil Kettering, Arie Wallert, Marjorie E. Wieseman]
- Marjan Brouwer, De Gouden Eeuw van Gesina ter Borch (Zwolle 2010).
Illustratie
- Portret van Gesina, door Gerard ter Borch jr., ca. 1650 (Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam).
- Moses ter Borch op het strand in Harwich, door Gesina ter Borch, 1667 (Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam).
Auteur: Yvonne Bleyerveld
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 305
laatst gewijzigd: 26/08/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.