Bosmans, Henriëtte Hilda (1895-1952)

 
English | Nederlands

BOSMANS, Henriëtte Hilda (geb. Amsterdam 6-12-1895 – gest. Amsterdam 2-7-1952), componiste en pianiste. Dochter van Hendrik Nicolaas Bosmans (1856-1896), cellist, en Sara Benedicts (1861-1949), pianiste. Henriëtte Bosmans bleef ongehuwd.

Acht maanden na de geboorte van Henriëtte (Jettie) Bosmans overleed haar vader Henri, een bekend cellist. Zo groeide Jettie op als enig kind van Sara Benedicts – twee eerder geboren kinderen waren kort na de geboorte gestorven. Haar moeder, die ondanks haar reputatie als pianiste geen mogelijkheid zag om met optredens in hun levensonderhoud te voorzien, werkte als pianodocente aan het Amsterdamse conservatorium.

Carrière als pianiste en componiste

Pianoles kreeg Jettie van haar moeder, voor andere muziekvakken bezocht zij de Amsterdamse Muziekschool van ‘Toonkunst’. Na het behalen van haar pianodiploma (1913) begon zij serieus te componeren; van 1914 dateren haar hoogromantische Drie klavierstukken. In november 1915 debuteerde Henriëtte als soliste bij het Utrechtsch Stedelijk Orchest (USO) in Mozarts Pianoconcert (KV 450). Volgens weekblad Het Centrum (15-11-1915) maakte zij een ‘zeer goede indruk’ (gecit. Metzelaar, 27). Na een positief ontvangen optreden op een volksconcert in het Amsterdamse Concertgebouw in juni (‘zeer voornaam en delicaat’ volgens De Nieuwe Rotterdamsche Courant; Metzelaar, 27) speelde zij op 7 december 1916 in Rotterdam met het USO de Burleske van Richard Strauss. Zowel de NRC als de Maasbode verweten haar slordig spel en tekortschietende techniek. Tot 1918 verscheen Henriëtte niet meer op het podium en pas vanaf 1921 trad zij weer op als soliste.

In januari 1918 trad Henriëtte Bosmans op in de Kleine Zaal van het Concertgebouw als begeleider van violiste Sepha Jansen. Naast werk van César Franck en Max Reger stond voor het eerst eigen werk op het programma: 6 préludes voor piano. In 1920 en 1921 volgde Bosmans orkestratielessen bij Cornelis Dopper en in het voorjaar van 1922 schreef ze haar eerste orkestwerk, het (eerste) Celloconcert. In 1922 werd ze aangesteld als pianolerares aan de Muziekschool van ‘Toonkunst’. Als soliste trad ze regelmatig op met de grote Nederlandse orkesten. Daarnaast gaf zij solorecitals en kamermuziekuitvoeringen. In juli 1922 speelde zij op een concert in Brussel met cellist Marix Loevensohn de première van haar Eerste celloconcert, in de versie voor piano en cello, haar Sonate voor viool en piano (1918) en haar Trio voor piano, viool en cello. Loevensohn was eveneens solist in de première van de orkestversie op 1 februari 1923, met de Haarlemsche Orkest Vereeniging (HOV). In deze tijd had Bosmans een relatie met de getrouwde Loevensohn en knoopte zij ook banden aan met de celliste Frieda Belinfante (1904-1995).

Na deze periode van componeren in laat-romantische stijl zocht Bosmans aansluiting bij de eigentijdse muziek. In 1927-1929 nam ze compositielessen bij Willem Pijper, wiens invloed – naast die van Ravel en Debussy – te horen is in een vernieuwde stijl, met vooral een fellere ritmiek. In deze tijd ontstonden de drie liederen op Duitse teksten (Der Kaiser, Liebestrunken, Schmied Schmerz; 1927), het Strijkkwartet (1927, opgedragen aan Willem Pijper), het Concertino voor piano en orkest (1928) en het Concertstuk voor fluit en kamerorkest (1929), waarvoor zij in 1932 de tweede prijs kreeg bij de Concertgebouwprijsvraag. Het Concertino, dat zij zelf in 1929 in Amsterdam ten gehore bracht, trok internationaal de aandacht nadat het op het zevende festival van de International Society for Contemporary Music in Genève gepresenteerd was.

In 1929 schreef Bosmans enkele muziekbesprekingen in het blad De Muziek, maar vanaf dat jaar tot 1934 zijn geen composities van haar bekend. Wel was er veel belangstelling voor haar werk en trad ze regelmatig op, zoals met de HOV onder Eduard van Beinum, met wie ze – vermoedelijk rond 1930 – een relatie begon. In 1934 componeerde zij een Concertstuk voor viool en orkest voor de violist Francis Koene, met wie zij zich in mei 1934 had verloofd. Hoewel Henriëtte Bosmans hem vermoedelijk al sinds 1926 kende, traden ze pas vanaf 1933 regelmatig samen op. Nadat haar verloofde in 1935 na een hersenoperatie was overleden, stortte Bosmans zich op haar werk. In de loop van dat jaar componeerde ze drie liederen op teksten van Heinrich Heine (Im Mondenglanze ruht das Meer, Die heil’gen drei Könige aus Morgenland en Belsazar).

In maart 1936 speelde Bosmans met het Concertgebouworkest de Variations symphoniques van César Franck. Dirigent Willem Mengelberg  – een vriend van Henriëtte en haar moeder – kwam in die tijd steeds meer onder vuur te liggen vanwege zijn optredens in Duitsland. Na de Duitse inval in Nederland, mei 1940, wist de arts Ignaz Oljenick, die Francis Koene geopereerd had, met zijn gezin naar de Verenigde Staten te vluchten. Uit brieven valt op te maken dat Oljenick Bosmans had gevraagd om mee te gaan. Zij bleef echter in Nederland, waarschijnlijk om haar joodse moeder niet alleen achter te laten.

Oorlog als breekpunt

Ook in de eerste oorlogsjaren had Henriëtte Bosmans nog volop werk. Hoewel in september 1940 de eerste anti-joodse maatregelen in het muziekleven van kracht werden, had ze hier als ‘Halbjude’ niet direct last van. Nog in maart 1942 speelde ze in Groningen met de Groningsche Orkest Vereeniging. Vanaf 1 april 1942 mocht zij echter niet meer in het openbaar optreden. Op 21 april 1943 trad ze toch weer op, in de Valeriuskliniek in Amsterdam. Ook speelde ze op ‘zwarte avonden’: clandestiene muziek- en toneelavonden die vanaf 1942 over het gehele land plaatsvonden. Mogelijk ontving ze steun van de Centrale Kunstenaars Commissie, een illegale landelijke organisatie die het kunstenaarsverzet bijstond en waarbij Frieda Belinfante betrokken was voordat ze naar Zwitserland kon vluchten.

Op 1 april 1944 werd Bosmans’ moeder opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Henriëtte liep onmiddellijk alle instanties af en riep, ten einde raad, de hulp in van Mengelberg. Op 5 april werd haar moeder weer vrijgelaten, samen met tien andere gemengd gehuwde joden; Bosmans schreef meteen een dankbrief aan Mengelberg. Het leven in Amsterdam werd allengs moeilijker, maar Henriëtte en haar moeder kregen regelmatig voedsel toegestuurd door vrienden. Over het leven van moeder en dochter Bosmans tijdens de Hongerwinter is weinig bekend. In mei 1945 schreef Sara Bosmans: ‘Jettie ziet er slecht uit, ook erg vermagerd maar is weer druk aan ’t werk’ (gecit. Metzelaar, 125). Na de bevrijding begon Henriëtte weer volop te componeren en te musiceren. In 1945 schreef ze twee bevrijdingsliederen op teksten van Fedde Schurer, Gebed en Daar komen de Canadezen. De door Jo Vincent gezongen liederen werden al snel zeer populair.

Toen er vrij kort na de oorlog minder werk voor Bosmans als pianiste was, mede vanwege de voorkeur van het publiek voor jongere en buitenlandse musici, begaf ze zich in de muziekjournalistiek. Tussen 1947 en 1951 schreef zij zo’n dertig recensies en achtergrondartikelen, over onder anderen Willem Pijper, Eduard van Beinum, Edith Piaf, Pierre Monteux, Benjamin Britten, Matthijs Vermeulen en Yehudi Menuhin, in De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland en Mensch en Melodie. In november 1949 overleed haar moeder, die zij de laatste jaren had verzorgd. In de jaren daarna ontstonden, mede door de hechte samenwerking met de Parijse zangeres Noëmie Perugia, ruim twintig liederen op Franse teksten van bijvoorbeeld Paul Fort en Jacques Prévert. In juni 1950 kreeg Bosmans te kampen met ernstige maag-darmklachten. Dit belette haar niet nog tot maart 1952 concerten te geven, voornamelijk als begeleider van Perugia. In februari 1951 werd er operatief een maagpoliep verwijderd. In juni 1951 werd Bosmans benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Nadat ze in augustus het ziekenhuis verlaten had, schreef zij zes nieuwe liederen en in oktober speelde ze bij de viering van het veertigjarig bestaan van het Genootschap van Nederlandse Componisten. Op 30 april begeleidde zij Perugia, tijdens de openingsavond van het Gabriel Fauré Concours, waarvoor Bosmans in de jury zat. Haar toestand verslechterde echter en op 15 mei werd ze opgenomen in het Prinsengracht Ziekenhuis. In bijzijn van Noëmi Perugia stierf Henriëtte Bosmans op woensdag 2 juli 1952. Zij werd begraven op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied.

Reputatie

Henriëtte Bosmans is een van de weinige vrouwelijke componisten van Nederland die naam hebben gemaakt. Ook als pianiste genoot ze in Nederland veel aanzien. Zij trad op met bekende dirigenten als Pierre Monteux, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Adrian Boult en George Szell. In verscheidene steden zijn er straten naar haar vernoemd en in 1994 werd de Henriëtte Bosmansprijs, een aanmoedigingsprijs voor Nederlandse componisten, ingesteld. In 2002 verscheen een biografie van haar van de hand van de musicologe Helen Metzelaar.

Naslagwerken

BWN.

Archivalia

Nederlands Muziek Instituut, Den Haag: archief H.H. Bosmans.

Composities

Zie de 'Chronologische lijst van composities' in: Metzelaar, 'Zonder muziek is het leven onnodig’, 265-268.

Literatuur

  • 'Henriëtte Bosmans', De Hollandsche Revue 27 (1922) 678-680.
  • 'De soliste van de week. Henriëtte Bosmans', Algemeen Handelsblad, 24-2-1932.
  • W. Paap, 'Henriëtte Bosmans', Mens en Melodie 2 (1947) 72-76.
  • N. van der Elst, 'Henriëtte Bosmans als liederencomponiste', Mens en Melodie 7 (1952) 173-175.
  • M. Vermeulen, 'Uitvaart van Henriëtte Bosmans', De Groene Amsterdammer, 12-7-1952.
  • E. Looyestijn, Een Nederlandse vrouw en haar muziek: Henriëtte Hilda Bosmans (1895-1952) (Utrecht 1982) [doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Utrecht].
  • Ad 's-Gravesande en Sieuwert Verster, 'Henriëtte Bosmans, componiste', VPRO-gids, 10-16 dec. 1983.
  • Helen Metzelaar, 'Zonder muziek is het leven onnodig’. Henriëtte Bosmans (1895-1952), een biografie' (Zutphen 2002).

Illustratie

Foto, door Godfried de Groot, ongedateerd (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).

Auteur: Michael Baars

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 886

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.