Bosse, Anna Antoinette van (1852-1942)

 
English | Nederlands

BOSSE, Anna Antoinette van, vooral bekend als Anna Weber-van Bosse (geb. Amsterdam 27-3-1852 – gest. Eerbeek 29-10-1942), algologe. Dochter van Jacob Theodoor van Bosse (1811-1894), assuradeur, en Jacqueline Jeanne Reynvaan (1813-1856). Anna van Bosse trouwde (1) op 5-10-1871 in Amsterdam met Wilhelm Ferdinand Willink van Collen (1847-1878), schilder; (2) op 27-3-1883 in Utrecht met Max Wilhelm Carl Weber (1852-1937), dierkundige. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Anna van Bosse was het vijfde en jongste kind in een welvarend Amsterdams gezin – ze had drie broers (Jacob Marinus, Jan en Dirk), en een zus (Maria). De moeder stierf toen Anna drie jaar oud was, en zus Maria (1840-1927) nam een groot deel van de zorg voor het gezin op zich. Anna kreeg thuis aan de Prinsengracht (nr. 255) les van een Zwitserse gouvernante, die haar regelmatig meenam naar Artis. Daar bleek zij zeer geïnteresseerd in het leven in de aquaria.

Botanie en luiaards

Op haar negentiende trouwde Anna van Bosse met de schilder en kunstliefhebber Wilhelm Ferdinand Willink van Collen. In de navolgende jaren nam ze lessen botanie bij Jan. C. Costerus, biologieleraar aan een hbs in Amsterdam. In 1876 ondertekende Van Bosse een circulaire die sympathisanten moest werven voor een op te richten Amsterdamsch Leesmuseum voor Vrouwen. Ook ondersteunden zij en haar echtgenoot jonge kunstenaars. Na de vroege dood van Willink van Collen, in 1878, werd een deel van zijn kapitaal gestort in een naar hem vernoemd studiefonds. De jonge weduwe – ze was 26 jaar – ging weer bij haar vader wonen. Ze bracht veel tijd door met paardrijden en volgde vanaf 1880 colleges botanie aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. Omdat ze geen officiële vooropleiding had, was ze slechts toehoorster. Anna kreeg er onder meer onderwijs van Hugo de Vries, een van de grondleggers van de genetica. Ze specialiseerde zich in de algologie en deed onderzoek in sloten bij Doorn, waar haar vader grond en een buitenhuis bezat.

Aan de universiteit maakte Anna van Bosse kennis met de Duits-Nederlandse zoöloog Max Weber, bijzonder hoogleraar in Amsterdam. Ze trouwden in 1883 en een jaar later werd Weber benoemd tot gewoon hoogleraar. In 1887 deed Weber-van Bosse mee aan een prijsvraag van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen: ze onderzocht algen in de vacht van luiaards. Elise Haighton, een vriendin van haar, stuurde desgevraagd vanuit Suriname twee luiaards, die in Artis werden gehuisvest en van wie Weber-van Bosse dagelijks de vacht inspecteerde. Het onderzoek resulteerde in het artikel ʻÉtude sur les algues parasites des Paresseux’, waarmee ze de gouden medaille won.

Siboga Expeditie

Samen met haar man ging Weber-van Bosse op wetenschappelijke expeditie naar onder andere Noorwegen en zuidelijk Afrika, waar zij algen onderzocht en hij zee- en zoetwaterdieren. Van maart 1899 tot februari 1900 ondernamen ze de belangrijkste wetenschappelijke reis van hun carrière: naar Nederlands-Indië met het stoomschip Siboga. Weber leidde de expeditie door de zeeën van Nederlands-Indië, waar nog weinig biologisch onderzoek was gedaan. In de diepe zeeën en op koraalriffen inventariseerden de onderzoekers de aanwezige planten en dieren en verzamelde Weber-van Bosse algen voor nader onderzoek. De expeditieleden verrichtten ook metingen in de bodem en aan de kustlijnen, om de nog weinig nauwkeurig zeekaarten van het gebied te verbeteren.

Weber-van Bosse bestudeerde de algen aan boord, in haar eigen kajuit. Na terugkeer in Nederland in 1900 was ze nog decennia bezig met nadere analyse, met name van de gevonden kalkalgen. De resultaten verschenen in de invloedrijke, vierdelige Liste des Algues du Siboga, met onder meer de beschrijving van door haar ontdekte en tot dan toe onbekende algengeslachten. Bovendien kwam Weber-van Bosse met het belangrijke inzicht dat kalkalgen cruciaal zijn voor de groei van koraalriffen. Ook publiceerde ze over de symbiose van algen en sponzen. Naast haar wetenschappelijke publicaties schreef ze een persoonlijk verslag van de expeditie, Een jaar aan boord H.M. Siboga (Leiden 1904). Ze beschrijft daarin onder meer de positie die zij als enige vrouw tussen de mannen innam: ʻOm vier uur schonk ik meestal voor de heeren thee’, schrijft ze bijvoorbeeld, en ze herinnert zich hoe ze met schoenen en lange rokken aan probeerde onderzoek te doen in het kniediepe water rond een koraalrif.

In de decennia na de Siboga Expeditie bracht het echtpaar Weber-Bosse veel tijd door in hun buitenhuis in het Gelderse Eerbeek, waar het in 1921 definitief ging wonen. Daar deden ze onderzoek en ontvingen ze internationale wetenschappers, die ter plekke gebruikmaakten van het laboratorium van Weber-van Bosse. Ook was ze er actief voor het Rode Kruis en hielp ze een Montessorischool oprichten. In 1934 schonk de hoogbejaarde Weber-van Bosse haar kostbare collectie met ruim vijftigduizend soorten algen aan het Leidse Rijksherbarium, op voorwaarde dat dat er goed voor zou zorgen.

In 1937 overleed de echtgenoot van Weber-Bosse en werd ze opnieuw weduwe. Ze bleef wonen in Eerbeek. Haar laatste jaren werd ze gehinderd door staar, waardoor ze steeds slechter zag. Op 29 oktober 1942 overleed Anna Weber-van Bosse in Eerbeek aan een nierbekkenontsteking, op de leeftijd van negentig jaar.

Betekenis

Weber-van Bosse was ʻeen onvermoeibare, levenslustige vrouw met een groot gevoel voor humor, een brede belangstelling en een grote liefde voor haar vak’, aldus Andrea Kieskamp (Het is geen kolonie, 66). De wetenschappelijke publicaties van Weber-van Bosse gelden als standaardwerken in de algologie. In 1909 werd ze Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en in 1910 kreeg ze als eerste vrouw in Nederland een eredoctoraat, van de Universiteit Utrecht. In 1934 werd ze bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. De algencollecties van Anna Weber-van Bosse maken tegenwoordig deel uit van de collectie Botanie van Naturalis Biodiversity Center.

Naslagwerken

BWN.

Publicaties

ʻÉtude sur les algues parasites des Paresseux’, Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem serie 3 5 (1) (Haarlem 1887) 1-24.

Literatuur

  • F.A.F.C. Went, Mevrouw Dr. A. Weber-Van Bosse, De Vrouw en Haar Huis. Geïllustreerd Maandschrift 19 (1924) nr. 1, 2-3.
  • Algemeen Handelsblad, 26-3-1932.
  • Joséphine Th. Koster, Some preliminary notes on the algae collection Weber-van Bosse, Blumea 2 (1936) 229-234.
  • Andrea Kieskamp, Mijn kinderen, de algen. Een biologe in de Indische archipel, in: Darja de Wever en Andrea Kieskamp red., Het is geen kolonie, het is een wereld. Vrouwen bereizen en beschrijven Indië, 1852-1912 (Amsterdam 2003) 59-66.
  • Mary R. S. Creese en Thomas M. Creese, Ladies in the Laboratory II. West European Women in Science, 1800-1900 (Lanham 2004).

Illustratie

Anna Weber-van Bosse, door onbekende fotograaf, 1910 (Artis Bibliotheek, Amsterdam).

Auteur: Geertje Dekkers

laatst gewijzigd: 15/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.