Brimeu, Marie de (ca 1550-1605)

 
English | Nederlands

BRIMEU, Marie de, ook bekend als prinses de Chimay (geb. Megen?, Noord-Brabant, ca. 1550 – gest. Luik 18-4-1605), door huwelijk prinses van Chimay; zij had een naam als botaniste. Dochter van George de Brimeu, heer van Quierieu (gest. vóór 1572), en Anna van Walthausen. Marie de Brimeu trouwde (1) kort vóór 29-1-1572, mogelijk te Mechelen of Megen, met Lancelot de Berlaymont, heer van Beauraing (gest. 1578); (2) op 14-9-1580 met Charles de Croÿ, prins van Chimay (1560-1612). Uit huwelijk (1) werden 2 kinderen geboren die jong overleden.

Marie de Brimeu was de jongste van de twee dochters van George de Brimeu en zijn tweede echtgenote, Anna van Walthausen. Haar oom Charles, stadhouder van Gelre, liet haar in 1572 het graafschap Megen (Noord-Brabant) na met de bijbehorende titel. Door haar afkomst en huwelijken behoorde ze tot de hoogste kringen van de Zuid-Nederlandse adel. Ze werd protestants, koos partij voor de Noord-Nederlandse opstandelingen, en bracht een belangrijk deel van haar leven door in de Noordelijke Nederlanden, waar ze in nauw contact stond met hofkringen rond de Oranjes, bestuurders, diplomaten en geleerden.

Van jongs af aan was Marie de Brimeu gefascineerd door planten en tuinen; ze ontwikkelde grote expertise op dit gebied en creëerde tuinen die in haar tijd een bijzondere reputatie genoten in zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden. Haar levenslange vriendschap met de beroemde botanicus Carolus Clusius ontstond in Mechelen in de vroege jaren 1570. Marie de Brimeu’s brieven aan Clusius zijn als historische bron waardevol om zowel hun biografische informatie als hun betekenis voor de geschiedenis van de botanie. Maar zij speelde ook een rol in de politieke en diplomatieke geschiedenis van de Noord-Nederlandse Opstand tegen het Spaans-Habsburgse gezag.

Politiek

Marie de Brimeu bracht een deel van haar jeugd door in Mechelen. Sommige bronnen beweren dat zij eerst getrouwd is geweest met de Antwerpse koopman Coenraad Schets, maar dit berust op een misverstand: deze naamgenote was de dochter van Jacques, heer van Poederlee, en stierf in 1604. Marie de Brimeu, dochter van George de Brimeu, heer van Quierieu, trouwde met Lancelot de Barlaymont, een militair die meevocht aan de Spaanse kant in de strijd tegen de Noord-Nederlandse rebellen. Hij stond bekend als overmoedig in de strijd en onhandig in politieke aangelegenheden. Deze eerste echtgenoot stierf jong, in 1578. Omstreeks die tijd koos Marie de Brimeu partij voor de opstandelingen en ging over tot het protestantse geloof. Drie jaar later hertrouwde de zeer welgestelde weduwe met de tien jaar jongere Charles de Croÿ, prins van Chimay. Ze bekeerde haar echtgenoot in zowel politiek als religieus opzicht en het echtpaar week uit naar Noord-Nederlands grondgebied. Croÿs bekering bleek echter niet van lange duur; na conflicten met Willem van Oranje keerde hij in 1584 terug naar het katholieke geloof en het koningsgezinde kamp. Marie zag dit als verraad en verliet hem. Tegen de gangbare regels in bepaalden de Staten Generaal op 13 september 1584 dat Marie de Brimeu – en niet haar man – de volledige zeggenschap hield over haar eigen bezittingen. Dit besluit gaf aanleiding tot een eindeloze reeks processen over de opbrengsten uit haar landgoederen en andere bezittingen.

Van 1584 tot 1600 woonde Marie de Brimeu in verschillende Nederlandse steden: Middelburg, Delft, Utrecht, Leiden en Den Haag. Ze leefde als rijke en ongebonden vrouw alleen – dat wil zeggen: vergezeld van hofdames en vrouwelijke verwanten, en omringd door veel huispersoneel, talrijke vrienden, en misschien enkele minnaars. In 1586 ontsnapte ze aan een door haar echtgenoot georganiseerde vergiftigingspoging. Ze stond op zeer goede voet met Leicester tijdens zijn kortstondige bewind over de Noordelijke Nederlanden en met personen in diens omgeving – onder wie Walburgis van Nieuwenaer. Verder ging ze op jacht en cultiveerde ze haar tuinen en bijzondere planten. Om haar inkomsten op peil te houden die deels geblokkeerd waren vanwege de vele processen liet ze enige tijd nieuwe munten slaan door de muntmeester in haar graafschap Megen.

Planten en tuinen

Vanaf 1590 woonde Marie de Brimeu in Leiden, in een huis met tuin gelegen direct naast het perceel waar vanaf 1593 de hortus botanicus van de Leidse universiteit gevestigd zou zijn. Haar belangstelling voor planten deelde zij met bevriende geleerden zoals Carolus Clusius en Justus Lipsius, maar ook met dames uit de hoge adel, zoals Louise de Coligny, de dames Brederode, Matenesse en Lalaing. Ze gebruikte haar invloed aan het hof en in Leidse universitaire kringen onder meer om Clusius een aanstelling in Leiden te bezorgen. In Leiden vond ze daarin een medestander in Johan van Hoghelande, een Zeeuwse patriciër en expert op botanisch gebied, die ze met een ‘practical joke’ wijs maakte dat enkele bloemen in haar tuin ’s avonds van kleur veranderden. In haar Leidse tuin kweekte ze verschillende soorten tulpen en andere exotische planten, en ze liet zich in haar tuinontwerpen soms inspireren door veelkleurige tapijten. Net als Simon Stevin was ze een welkome gast in de salon van de gefortuneerde koopman Daniël van der Meulen, die eveneens aan het Rapenburg woonde.

Op verzoek van de Staten Generaal, die haar huur betaalden, verhuisde Marie de Brimeu in 1593 naar Den Haag, zodat ze dichter bij het hof woonde. Intussen werden ook allerlei pogingen ondernomen om een verzoening tot stand te brengen tussen haar en haar echtgenoot. Tegen 1600 was een soort vergelijk tot stand gekomen, zonder dat ze haar geloof hoefde op te geven. Marie verhuisde terug naar de Zuidelijke Nederlanden en vestigde zich in Luik, waar ze echter niet samenwoonde met haar man. Hun relatie bleef afstandelijk. Marie bleef corresponderen met Clusius; hij stuurde haar regelmatig planten voor de nieuwe tuinen die ze aanlegde in en bij Luik. Haar altijd al zwakke gezondheid werd slechter en ze bracht veel tijd door in kuuroorden. Ze stierf in april 1605 en werd begraven in de kerk van Megen.

Reputatie

Uit haar brieven aan Clusius komt Marie de Brimeu naar voren als een intelligente en resolute, soms eigenzinnige en trotse vrouw, die echter ook vaak melancholiek was, en regelmatig gezondheidsproblemen had die haar terneer drukten. Ze had gevoel voor humor, een talent voor vriendschap, een verfijnde smaak, en schreef prachtig en elegant Frans. De enige serieus te nemen historische literatuur over haar is een biografisch artikel door J. van der Gouw (1947). Gezien haar politieke en religieuze keuzes is ze door Belgische geschiedschrijvers veelal verfoeid, terwijl Noord-Nederlandse geschiedschrijvers haar hebben opgehemeld.

Archivalia

  • Universiteitsbibliotheek Leiden, handschriften: VUL 101 [27 brieven aan Clusius; gepubliceerd op internet: https://socrates.leidenuniv.nl/R?RN=263788790].
  • Archives Nationales, Parijs: Archive Affaires étrangères, Correspondance Hollande 2 [brieven van Marie de Brimeu aan Jean Hotman].
  • Zie verder de verwijzingen bij Van der Gouw.

Literatuur

  • H.Q. Janssen, Eene getrouwe tot den dood (z.p. z.j.) [overdruk uit Erina. Nederlandsch Magazijn voor Vrouwen, ca. 1850, aanwezig op het Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag; de auteur verwijst naar zijn eigen Kerkhervorming te Brugge, waarin hij met opgaaf van bronnen de geschiedenis van prinses van Chimay uit de doeken doet].
  • J.L. van der Gouw, ‘Marie de Brimeu. Een Nederlandse prinses uit de eerste helft van de tachtigjarige oorlog’, De Nederlandsche Leeuw 64 (1947) 5-49.
  • A.M. Backer, ‘Tuinkunst tijdens de Nederlandse Opstand. De prinses van Chimay. Marie de Brimeu en de “humanisering” van de bloem 1550-1605’, Cascade. Bulletin voor Tuinhistorie 15 (2006) 2 [http://www.dehefpublishers.nl/Pdf/Marie_de_Brimeu.pdf].
  • Annie Mieke Backer, Er stond een vrouw in de tuin. Over de rol van vrouwen in het Nederlandse landschap (Rotterdam 2016) [verschenen na publicatie van dit lemma].
Illustratie

Portret door onbekende kunstenaar, ongedateerd. Uit: Van der Gouw.

Auteur: Florike Egmond (met dank aan Hugo Soly)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 157

laatst gewijzigd: 27/04/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.