Brouwenstijn, Geranda Demphina (1915-1999)

 
English | Nederlands

BROUWENSTIJN, Geranda Demphina (geb. Den Helder 26-8-1915 – gest. Amsterdam 14-12-1999), operazangeres. Dochter van Franciscus Andreas Henri Brouwenstijn (1882-?), werkzaam bij de marine, en Cornelia van Dijk (1877-?). Geranda Brouwenstijn trouwde (1) op 25-1-1948 in Amsterdam met Jan van Mantgem (1903-1973), tenor; (2) op 24-5-1956 in Amsterdam met Albertus Christiaan van Swol (1914-2010), arts, Nederlands tenniskampioen en televisiedokter. Uit huwelijk (1), dat in 1953 werd ontbonden, werd 1 zoon geboren; huwelijk (2) bleef kinderloos.

Geranda (Gré) Brouwenstijn stamde uit een Amsterdamse familie. Haar vader, werkzaam bij de marine, was in 1908 in Den Helder gestationeerd, waar Gré in 1915 als vierde kind (van vijf) werd geboren. Twee jaar later verhuisde het gezin naar Amsterdam. In de hoogste klas van de lagere school  bleek Gré al over zo’n grote stem te beschikken dat ze tijdens het zanguurtje het advies kreeg haar mond maar te houden. Gelukkig dacht de dirigent van het koor waarin ze zong, Nico van der Linden, daar anders over: ‘Gré, ga toch zangles nemen, je hebt goud in je keel’. Na haar schooltijd werkte ze in een naai-atelier en naast haar zanglessen – ze wilde dolgraag zangeres worden – volgde ze in de avonduren onderwijs in Frans en Duits. Op zestienjarige leeftijd werd ze aangenomen op het Amsterdamse Muzieklyceum: één toonladder was genoeg geweest om de directeur van haar talent te overtuigen. Er diende zich een weldoener aan om in haar lesgeld te voorzien en voor haar eigen onderhoud deed ze er allerlei baantjes bij. Op het Muzieklyceum waren haar leraren onder meer Jaap Stroomenbergh, Boris Pelsky en Ruth Horna. Toen ze haar opleiding had afgerond, trad ze toe tot de operaklas van het Amsterdams Conservatorium en in 1939 debuteerde ze, 24 jaar oud, in Die Zauberflöte van Mozart. Het jaar erop zong ze de rol van Giulietta in Les contes d’Hoffmann van Offenbach. Tijdens de oorlog trad ze op als concertzangeres en was ze werkzaam bij de Nederlandsche Omroep, zowel als soliste als in het koor van de Omroep.

Internationale carrière

Na de oorlog maakte Brouwenstijn bij de Nederlandse Opera haar debuut als Tosca in Puccini’s gelijknamige opera. In 1949 zong zij voor het eerst de rol van Leonore in Beethovens Fidelio (‘mijn lievelingsrol’) die zij in totaal 45 keer bij de Nederlandse Opera, maar ook elders in de wereld zou vertolken. In datzelfde jaar vond haar eerste optreden in het Holland Festival plaats: Leonora in Verdi’s Il Trovatore. Dat was het begin van een jarenlange medewerking aan dit Festival, waarin zij veel grote operarollen zong. Onvergetelijk was zij in 1953 als Desdemona in Verdi’s Otello, naast de legendarische Ramon Vinay – in die tijd de grootste Otello-vertolker.

Begin jaren vijftig brak Gré Brouwenstijn internationaal door. In 1951 was Lord Harewood, directeur van het Londense Royal Opera House, zó onder de indruk van haar stem, dat hij Brouwenstijn uitnodigde om in Engeland te komen zingen. In Covent Garden debuteerde ze in Verdi’s Aida. Latere hoogtepunten daar waren haar rol van Desdemona in Otello in 1955 (directie Rafael Kubelik, regie Peter Potter) en die van Elisabetta in een memorabele Don Carlos-productie ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Opera House in 1958 (directie Carlo Maria Giulini, regie Luchino Visconti) – een uitvoering die Brouwenstijn zelf ‘de productie van mijn leven’ noemde.

Brouwenstijns internationale reputatie groeide snel. Ze werkte samen met dirigenten als Von Karajan, Krips, Klemperer, Böhm, Furtwängler en Sir Thomas Beecham in alle grote operahuizen: Parijs, Stuttgart, Wenen en Chicago. Het beroemde Teatro Colon in Buenos Aires vond ze wat akoestiek betreft het mooiste theater van de wereld. Ze zong op de festivals in Glyndebourne en Edinburgh en in 1954 debuteerde ze in het Bayreuth Festival, waar ze Wagnerrollen vertolkte als Elisabeth in Tannhäuser, Freia in Das Rheingold, Sieglinde in Die Walküre, Gutrune in Götterdämmerung en Eva in Die Meistersinger von Nürnberg. Na 1956 gaf Brouwenstijn echter de voorkeur aan het Holland Festival, waarna de beledigde directie in Bayreuth haar nog maar één keer vroeg: in 1961 voor Tannhäuser.  

Het debuut van Gré Brouwenstijn in de Wiener Staatsoper in 1956 was een groot succes. Ze werd een van de favoriete zangeressen van Herbert von Karajan en tot 1964 zou zij regelmatig in Wenen optreden. Op haar lijst van grote operahuizen ontbrak er ten slotte maar één: de Metropolitan Opera in New York. Door een meningsverschil met intendant Rudolf Bing – die haar wilde laten debuteren in een Wagneropera, terwijl Brouwenstijn Verdi of Puccini geschikter vond – ging een optreden daar niet door. In Chicago, Los Angeles en San Francisco zong ze wel. In 1957 riep het weekblad Time haar uit tot ‘een van de zes beste sopranen ter wereld’.

Gré Brouwenstijn, die in de jaren 1946-1971 optrad in meer dan dertig rollen en in talrijke operaproducties over de hele wereld (113 in Nederland alleen al), zag dikwijls enorm op tegen het vele reizen, dat haar bestaan als internationaal gevierd operazangeres met zich meebracht. Het steeds weer afscheid moeten nemen van haar dierbaren bezorgde haar een permanent gevoel van heimwee. Zij was begin 1948 getrouwd met de (tenor)zanger Jan van Mantgem, met wie zij in datzelfde jaar een zoon kreeg: Jean-Paul. Het huwelijk hield niet lang stand en in 1953 werd de echtscheiding uitgesproken. Vier jaar later hertrouwde Brouwenstijn met de bekende arts en sportman Hans van Swol.

In februari 1971 nam Gré Brouwenstijn in Amsterdam afscheid van het operapodium als Leonore in Fidelio en kort daarop sloot ze haar carrière af met een optreden met het Concertgebouworkest in de Amsterdamse RAI. Daarna, denkt haar zoon, deed ze jarenlang geen mond meer open. Evenmin ging ze nog naar de opera. Leerlingen nam ze niet – ze wilde niet gebonden zijn –  en ze verhuisde naar het buitenland. Ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag werd ze in 1995 in het Concertgebouw toegezongen door het puikje der Nederlandse zangers. Ze genoot zichtbaar. Gré Brouwenstijn overleed op 14 december 1999. Zij ligt begraven op Zorgvlied.

Reputatie

Gré Brouwenstijn was als zangeres geliefd vanwege haar heldere stem en eigen klank. Volgens de Britse musicoloog John Steane had zij niet een bijzonder machtige stem, wel een mooie, en bezat zij een aristocratisch gevoel voor stijl. Zij had een statig voorkomen (ze werd wel ‘de zingende Ingrid Bergman’ genoemd) en kon zich goed inleven in haar personages, die ze vertolkte met veel menselijke uitstraling, waarmee ze haar aanvankelijk gebrek aan acteertalent compenseerde. Brouwenstijn wordt beschouwd als de grootste Nederlandse operazangeres van de twintigste eeuw. Er bestaat een aantal opnamen van haar, maar te weinig voor iemand van haar niveau en reputatie.

Naslagwerken

Dutch Divas.

Archivalia

Regionaal Archief Alkmaar: Bevolkingsregister Den Helder, 1880-1917, inschrijving B143.

Werk

Voor een discografie van Gré Brouwenstijn, zie 401dutchdivas.

Literatuur

  • Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945. De omroep in de oorlog (Amsterdam 1974).
  • H.J. van Royen e.a. red., Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest 1888-1988, deel 2 (Zutphen 1988).
  • Nicoline Baartman, ‘Huilen om een stem met zoveel binnenkant. Het emotionele bereik van Gré Brouwenstijn, tachtig jaar’, De Volkskrant, 21-9-1995.
  • Kasper Jansen, ‘Greetje, dat moet je niet doen. Gesprek met Gré Brouwenstijn, de grootste operaster van Nederland’, NRC Handelsblad, 8-9-1995.
  • Jessica Voeten, Een Nederlands wonder. Vijftig jaar Holland Festival (Amsterdam 1997).
  • Kasper Jansen, ‘Voornaam sopraan; Gré Brouwenstijn (1915-1999)’, NRC Handelsblad, 17-12-1999.
  • Corrie Verkerk, ‘De grote Amsterdammers van deze eeuw'. Gré Brouwenstijn’, Het Parool, 3-4-1999.
  • Aad van der Ven, ‘Gré Brouwenstijn in alles zichzelf’, Utrechts Nieuwsblad, 28-6-2003.
  • Niek Nelissen, Willem van Otterloo, een dirigentenloopbaan (Utrecht 2009).

Illustratie

Gré Brouwenstijn in Tannhäuser, door Particam pictures, 1967 (Theater instituut Nederland).

Auteur: Pauline Micheels

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 952

laatst gewijzigd: 18/12/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.