Bruining, Nicolette Adriana (1886-1963)

 
English | Nederlands

BRUINING, Nicolette Adriana (geb. Stompetoren bij Oterleek, Noord-Holland 27-8-1886 – gest. Den Haag 12-4-1963), theologe, medeoprichtster en voorzitster van de Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep (VPRO). Dochter van Albert Bruining (1846-1919), predikant, hoogleraar theologie, en Alida Helena Elisabeth Huijgens (1843-1932). Nicolette Bruining bleef ongehuwd.

Nicolette Bruining werd in 1886 geboren in het dorpje Stompetoren als enig kind in een vrijzinnig hervormd domineesgezin. In haar jeugd veranderde haar vader twee keer van gemeente. Toen Nicolette veertien was, verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar haar vader hoogleraar werd aan de Universiteit van Amsterdam. Ze ging naar het Stedelijk Gymnasium (het latere Barlaeus) en studeerde vervolgens theologie aan haar vaders faculteit. Als vrouw kon ze destijds nog geen predikant worden en in 1909 kregen zij en twee medestudentes dan ook geen toegang tot het kerkelijk examen. Ze haalde in 1912 haar kandidaatsexamen en ging aan de slag als lerares Hebreeuws op Haagse gymnasia en lycea en als lerares godsdienst op de – vrijzinnige – kweekschool van het Haagsch Genootschap. Ondertussen studeerde ze door en in 1916 promoveerde ze bij haar vader op het proefschrift De theologie van F.H.R. von Frank. Nog hetzelfde jaar ging haar vader met emeritaat. Haar ouders verhuisden naar Scheveningen en Nicolette ging mee. Tot haar moeders dood in 1932 zou ze thuis blijven wonen.

In de jaren 1920 verrichtte Nicolette Bruining pastoraal en bestuurlijk werk binnen de vrijzinnige gemeenschap en de Nederlandsche Protestanten Bond. Bovendien werkte ze aan de uitgave van het verzameld werk van haar vader, de driedelige Verzamelde studiën (1923) van A. Bruining. Toen in 1923 de Centrale Commissie voor het Vrijzinnig Protestantisme (CCVP) werd opgericht om samenwerking tussen vrijzinnige groepen te bevorderen, werd Bruining aangesteld als secretaris.

De VPRO

Rond 1917-1918 maakte Bruining tijdens een natuurkunde-experiment op de kweekschool voor het eerst kennis met radio, en in 1923 kreeg ze de kans om mee te werken aan een experimentele uitzending. Ze zag potentieel in dit jonge medium en met theologiestudent E.D. Spelberg richtte ze daarom binnen de CCVP een commissie voor radiozaken op. Samen experimenteerden ze in de Javastraat in Den Haag met het maken van uitzendingen. Ook trad ze toe tot de Commissie Posthuma, die de regering adviseerde over de invulling van een nationale radio-omroep. Later nam Bruining als vertegenwoordigster van de CCVP deel aan de officiële regeringscommissie. Toen deze commissie bepaalde dat alleen organisaties met rechtspersoonlijkheid zendtijd zouden krijgen, vormde de commissie voor radiozaken zich om tot de vereniging Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep (VPRO). Bruining werd voorzitster en zou dit tot 1956 blijven.

De VPRO kreeg weinig zendtijd en moest regelmatig van zender wisselen. Pas na het zendtijdbesluit van 15 mei 1930 kreeg de vereniging een vaste plaats in het omroepbestel. Bruining en haar bestuur waren wars van verzuiling en hadden liever een nationale omroep gezien waarin alle stromingen vertegenwoordigd waren; nu moesten ze noodgedwongen een eigen zuiltje vormen. De jaren dertig waren drukke jaren voor Bruining. Ze speelde een hoofdrol binnen de VPRO, werd in 1931 voorzitster van de Vereniging Vrijzinnig Hervormden in Den Haag en in 1934 van het CCVP. Ook probeerde ze in deze tijd vrouwen en meisjes te stimuleren tot meedenken over de toekomst van hun kerkgenootschap. Hiertoe werd de Vrijzinnig Protestantse Vrouwenraad (1939) opgericht, met Bruining als voorzitster.

In en na de oorlog

Tijdens de Duitse bezetting moest de VPRO haar uitzendingen staken en werd het programmablad Vrije Geluiden verboden. De nationale zender waar Bruining van had gedroomd werd nu door de Duitsers gerealiseerd, maar zond alleen nazi-propaganda uit. Ze hielp enkele joodse leerlingen onderduiken. Na de oorlog gingen de omroepen tot Bruinings verdriet op de oude verzuilde voet verder, al kwam er meer ruimte voor onderlinge samenwerking door oprichting van de Nederlandse Radio Unie, waarin zij de VPRO vertegenwoordigde. Ook haar werk voor vrouwen pakte ze weer op. In 1948-1957 was ze presidente van de International Union of Liberal Christian Women, onderdeel van de International Association of Religious Freedom, die naar internationale samenwerking van vrijzinnige groeperingen streefde.

Bruining zag het vrijzinnig protestantisme als een open en zich steeds vernieuwende religieuze stroming die zocht naar centrale levenswaarheden in een snel veranderende wereld. Haar leven stond in dienst van de verspreiding van die vrijzinnige boodschap. Ze gaf lezingen op VPRO-avonden, was de drijvende kracht achter de VPRO-landdagen en schreef tussen 1926-1941 vele artikelen in Vrije Geluiden. Ook was ze actief als radiopredikante en maakte ze korte stukjes voor het radioprogramma Vandaag in de jaren 50, waar zoveel reacties op kwamen dat ze zichzelf wel schertsend een ‘dominee in de verte’ noemde (Groene Amsterdammer, 1956). Ze was vooral ook pragmatisch – over de opkomst van de televisie zei ze: ‘Ik heb er niet om gevraagd, maar nu ze er is: positief gebruiken’ (Idem). In 1951 nam ze dan ook plaats in het bestuur van de nieuw opgerichte Nederlandse Televisie Stichting (NTS). Nicolette Bruining was tot 1956 voorzitster van de VPRO en bleef tot haar dood in 1963 bij de vereniging betrokken. Ze werd 76 jaar.

Reputatie

Nicolette Bruining was een gedreven en gedisciplineerde vrouw, die zich op allerlei manieren inzette voor het vrijzinnig protestantisme – ook voor de verspreiding ervan via de radio. Daarom werd ze ‘de Golda Meir’ van de vrijzinnigheid genoemd. Verder was ze actief lid van onder meer de Kring van Vrouwelijke Predikanten, de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding (VVAO) en de Haagse afdeling van de soroptimisten. Haar werktempo was legendarisch: medewerkers konden haar soms moeilijk bijhouden. Bij haar afscheid van de VPRO in 1956 werd ze geëerd met de oprichting van het Nicolette Bruining Fonds, ter bevordering van sociale, culturele en religieuze belangen in vrijzinnig protestantse zin. Bovendien werd ze uitgeroepen tot erevoorzitster van de VPRO. Door haar VPRO-werk kreeg ze ook bekendheid buiten de vrijzinnige gemeenschap. Uit een enquête (1959) bleek dat ze een van de bekendste en populairste vrouwen van Nederland was. Voor haar hulp aan haar joodse leerlingen tijdens de oorlog werd ze in 1990 postuum geëerd met de Yad Vashem-onderscheiding.

Naslagwerken

BLGNP; BWN; Persoonlijkheden.

Archieven

  • Het Utrechts Archief: toegang 124 (Archief Centrale Commissie voor het Vrijzinnig Protestantisme) [geen inventaris].
  • Beeld en Geluid, Hilversum [radio opnamen].

Werk

Afgezien van haar proefschrift en talloze bijdragen aan Vrije Geluiden:

  • Geestelijke stroomingen (z.p. [Amsterdam] 1923).
  • 'Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep', Radio Jaarboek (1932) 132-136.
  • De beïnvloeding van ons volk door den VPRO (Hilversum 1935).
  • Voor een bibliografie, zie Droës (1991) 128-130.

Literatuur

Behalve diverse necrologieën in dag- en weekbladen:

  • D. Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945 (Amsterdam 1974).
  • H. van den Heuvel, Nationaal of verzuild (Baarn 1976).
  • A.H. Mulder, 'Van afkorting tot vierletterwoord', in: Ad Kooyman en Max van Rooy red., De potentie van een dwerg. Een halve eeuw VPRO (Amsterdam 1976) 49-76.
  • J.C.H. Blom, 'Het geloof van de radio op Vrijdagavond', in: J.H.J. van den Heuvel red., Een vrij zinnige verhouding. De VPRO en Nederland 1926-1986 (Baarn 1986) 73-146.
  • 60 Jaar vrijzinnig. Een vijfdelige radioserie over de geschiedenis van de VPRO, deel 1 (3-5-1986).
  • Freda Droës, ‘Dr. Nicolette Bruining. De ontwikkeling van een “kritische” theologe’, in: Jonneke Bekkenkamp e.a. red., Proeven van vrouwenstudies theologie, deel 2 (Leinde/Utrecht 1991) 71-130.
  • T.C.C. Scholten-van Iterson, ‘Hernieuwde belangstelling voor Nicolette Bruining’, Kerk en Wereld 83 (1991) nr. 15, 17.
  • Freda Dröes, ‘Nicolette Bruining (1886-1963). Een eigen bijdrage aan de VPRO’, Jaarboek Mediageschiedenis 6 (1995) 43-53, 298.
  •  M. van Diggelen, ‘Nicolette Adriana Bruining (1886-1963), Een pionier in dienst van de vrijzinnigheid’, in: M. de Baar e.a. red., Honderd jaar vrouwen op de kansel, 1911-2011 (Hilversum 2011) 93-100.

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Atria, Amsterdam).

Auteur: Fricke Oosten

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 858

laatst gewijzigd: 22/01/2015

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.