Bubbezon, Rijkje (1708-1782)

 
English | Nederlands

BUBBEZON, Rijkje (ged. Maassluis 22-1-1708 – gest. Hontenisse, Zeeland 31-7-1782), dichteres. Dochter van Willem Ysackzn. Bubbeson (1673-1744), koopman en schepen, en Neeltje Willemsdr. van der Burgh (1680-1717). Rijkje Bubbezon trouwde op 8-11-1733 met Scipio Oudkerk (1703-1760), predikant. Uit dit huwelijk werden 6 dochters en 1 zoon geboren, van wie 1 dochter jong overleed.

Rijkje Bubbezon was een van zes kinderen van de koopman Willem Bubbeson, ouderling bij de gereformeerde kerk, en Neeltje van der Burgh en groeide op in Maassluis. De dichteres Klara Ghijben schreef later in haar huwelijksvers voor ‘mijn Rijkje’ dat deze ‘van haar teed’re jaren,/ Zich zelf de reine deugd, en mij, heeft toegewijd’ (1756, 56). Rijkje zelf begon al jong met dichten. Uit het ‘Antwoort aan juffrou Rijkje Bubbezon, op haar klinkdicht’ van Arnold Hoogvliet blijkt dat ze hem lof had toegedicht voor zijn Abraham de Aartsvader (1727). Hoogvliet dankte de ‘Begaafde maagd, die al voorlang de eerprijs won/ Der godgeleerdheid, die uw geest heeft opgeheven’. Het is onduidelijk waarop hij doelde, maar het noemen van haar ‘godgeleerdheid’ is tekenend: haar nog bekende gedichten zijn doordesemd van het gereformeerd piëtisme.

In juni 1730 kreeg de letterkundige Balthasar Huydecoper via Pieter Valk, waard van de Maassluise herberg De Moriaen en familie van Bubbezon, drie gedichten van Rijkje in handen. Die hadden hem ‘niet weinig verwonderd’, zo schreef hij aan een vriend, en hij vond er een bevestiging in van de bloei van de taal- en letterkunde ‘in dat beroemde vissersdorp’. Rijkje Bubbezon was beïnvloed door Aegidius Francken, een vooraanstaand piëtistisch predikant die sinds 1713 in Maassluis stond en veel weerklank vond (Leurdijk 2003). Bij zijn vele malen herdrukte Het heilig offer-lam geslacht voor de uitverkoorenen (Dordrecht 1732) schreef Bubbezon een lofdicht. Franckens leerrede, gehouden op 4 december 1732 bij de inwijding van het door een plaatselijke mecenas geschonken kerkorgel, werd ook met lofdichten van onder anderen Bubbezon uitgegeven. Ze prees de mecenas, maar stelde met nadruk: ‘Dit orgel zal alleen de godgezalfde bruid/ Vermaken; ja een hart, een stenen hart, zelf wijzen/ Tot zijn verplichting, in ’t vermelden van de lof/ Zijns grote Makers in het zalig Hemelhof’ (191).

Op 27 oktober 1733 ontving Rijkje Bubbezon in haar vaders huis op de Markt te Maassluis bezoek van de dichter-historicus mr. Pieter de la Ruë. Ze liet hem een dik schrift zien waarin ze vanaf haar vijftiende ‘rijmpjes’ – zoals ze die zelf noemde – had opgeschreven, en gaf hem enkele recent gedrukte verzen waarover ze echt tevreden was. De la Ruë was onder de indruk van haar poëzie en haar persoon: ‘rijzig, welbesneden van trekken, fris van kleur, fraai en geestrijk van gezicht’. Ze liet hem ook werk zien van haar dichtvriendinnen, de Dordtse Klara Ghijben en de Rotterdamse, nu vergeten, Aletta Besooijen. Dichtvrienden in Maassluis waren Hendrik en Jacob Schim en hun vader Pieter, die eveneens verzen op het orgel hadden geschreven.

Huwelijk

In Scipio (Sipke) Oudkerk, sinds 1730 hulppredikant in Maassluis, vond Rijkje Bubbezon een geestverwant. Ze trouwden in november 1733 en verhuisden naar Haamstede op Schouwen-Duiveland, waar Oudkerk diezelfde maand bevestigd werd. Willem Teellinck, grondlegger van het gereformeerd piëtisme, had eveneens in Haamstede gestaan. Bubbezon en Oudkerk schreven er lofdichten bij werk van geestverwanten, zoals bij Afbeeldsel van Jesus wandel (1742) van ds. Martinus Westerhout.

Het echtpaar Oudkerk-Bubbezon kreeg zeven kinderen: Wytske Neeltje (1735-1759), Anna Maria (1738-1773), Willem Haringh (1741-1817), Katharina Adriana (1744), Amelia Jacoba (1746), Sybilla Regina (1751), die kort na haar geboorte overleed, en Isabella Benjamina (1755-1820). Beide ouders hechtten aan ‘gezinsreformatie’: een dagelijkse gezamenlijke bespreking van psalmen en bijbelse thema’s, en actieve deelname aan catechisatie of kerk. Ook werd er in het gezin veel gedicht. In 1750 schreef Bubbezon een huwelijksvers voor Jan C.Chr. Kretschmar en Maria Jacoba Mogge, vrouwe van Haamstede, en in 1751 herdachten drie leden der familie de dood van Willem IV in dichtvorm: Rijkje Bubbezon, Scipio Oudkerk en dochter Anna Maria ‘oud 13 jaren’ (Dichtkundige cypressenbladen 84-86, 87-88, 230-231). In 1753 droeg zoon Willem voor de classis zijn vers ‘De conventibus ecclesiasticis’ voor, dat daarna vergezeld van een lofdicht van zijn moeder werd uitgegeven. Enkele jaren later, in 1756, zou Bubbezon samen met haar dochters Wytske Neeltje en Anna Maria het overlijden van de 22-jarige Maria Jacoba Mogge in verzen gedenken.

In maart 1759 kreeg de jongste dochter van Rijkje Bubbezon en Scipio Oudkerk, Isabella Benjamina, pokken, zo blijkt uit een gedicht van Wytske Neeltje. De ‘benjamin’ herstelde, maar Wytske Neeltje stierf in 1759 aan dezelfde ziekte. Oudkerk noteerde in het kerkeboek dat zijn ‘veel waarde en tedergeliefde oudste dochter’ op 1 april 1759 was overleden; opmerkelijk, omdat daarin doorgaans geen plaats was voor privémededelingen. In het tijdschrift Boekzaal van 1760 werd de dood van Oudkerk op 20 maart gememoreerd: het verlies van zijn oudste dochter zou hij niet te boven gekomen zijn. Bij dit ‘in memoriam’ waren verzen van Rijkje Bubbezon, dochter Anna Maria en zoon Willem gevoegd. Bubbezon schreef ‘Hoe zeer mij ’t herte breekt, om ’t smertelijk gemis,/ Ik verheug mij dat zijn geest in Jezus’ armen is’ (482-483). Dat jaar verhuisde de weduwe Oudkerk met haar dochters naar Maassluis. Anna Maria trouwde in 1761 met de predikant Philippus de Kanter. Daar hij ‘in ene nauwe verbintenisse [had] gestaan’ met Wytske Neeltje had zij voor hem de gedichten gekopieerd die deze tussen 1753 en 1759 had geschreven. Deze gedichten zijn samen met enkele verzen van Anna Maria in handschrift overgeleverd (Gemeentearchief Schouwen-Duiveland). Willem Haringh trad in zijn vaders voetsporen en werd predikant. Rijkje Bubbezon is op enig moment naar Bruchem (bij Zaltbommel) verhuisd. Vandaar kwamen zij en haar zoon Willem Haringh in 1781, met attestatie, naar Hontenisse (Zeeuws Vlaanderen). Amper een jaar later overleed Rijkje Bubbezon daar.

Ondanks het feit dat zeker drie bekende tijdgenoten haar dichtkunst waardeerden – Hoogvliet, Huydecoper, en De la Ruë – raakte het dichtwerk van Rijkje Bubbezon geheel in de vergetelheid. F. Nagtglas sprak hierover in 1890 zijn verbazing uit, maar vergeefs (Nagtglas 1, 88).

Naslagwerken

Frederiks/Van den Branden; Nagtglas; NBAC; NNBW; Ruë.

Archivalia

  • Gemeentearchief Schouwen-Duiveland: DTB. Toegang 430 (Archief Ned. Herv. Gem. Haamstede), doos 10 (Actaboeken II, III). Toegang 465 (Familiearchief Van der Lek de Clercq), inv. nr. 1297 [kopie hss.]. Handschriftenverzameling, nr. 738 [werk van Wytske Neeltje, afschrift door Anna Maria Oudkerk].
  • Gemeentearchief Vlaardingen: DTB. Archief Ned. Herv. Gem. Maassluis, lidmatenregister.
  • Het Utrechts Archief: Toegang 67 (Familiearchief Huydecoper), inv. nr. 175 [brief Huydecoper aan P. van der Schelling]; inv. nr. 195 [H. Schim aan B. Huydecoper].
  • Zeeuws Archief, Middelburg: Archief Hervormde Gemeente te Hontenisse, inv. nr. 3.

Werk

  • ‘Ter inwydinge van het orgel in de Groote Kerk van Maessluis’ [1732], in: Aeg. Francken, Heilig gebruik des orgels (Delft 1734) 189-192 [herdr. Dordrecht 1743].
  • ‘Klinkdicht, op het huwelyk van […] Jan Nicolaas Christiaan van Kretschmar, en […] Maria Jacoba Mogge van Haamstede’ (1750) [Stadsarchief Amsterdam, Bibl. 15030: 94991].
  • ‘Op het smertelyk, en ontydig afsterven van […] Willem Karel Hendrik Friso’, in: Dichtkundige cypressenbladen (Amsterdam 1752) 87-88.
  • ‘Op het smertelyk overlijden van mevrouwe, Maria Jacoba Mogge van Haamstede […] in het 22e jaar haars ouderdoms overleden, den 18 Julius 1756’ [Gemeentearchief Schouwen-Duiveland: T 465 Ms.].
  • ‘Aan de ed. zeer geleerden heere den heer Job Baster, beroemt doctor in de medicynen te Zierikzee’ (1760) [Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg: Hs. 4236].
  • ‘Ter gedachtenisse van mynen dierbaren echtgenoot, […] D. Scipio Oudkerk’, in Maandelyke Uittreksels of Boekzaal der Geleerde Waerelt 90 (Amsterdam 1760) 482-483.

Literatuur

  • P. de la Ruë, Mengeling van aantekeningen over zaaken en gevallen van verscheiden aardt, 3de stuk, 33-35, d.d. 27-10-1733 [Universiteitsbibliotheek Amsterdam: Hs. XIV G 3).
  • A. Hoogvliet, Mengeldichten (Delft 1738) 146.
  • K. Ghyben, ‘Op het huwelyk van […] Scipio Oudkerk, […] en de geestryke juffrouwe Rykje Bubbezon’, in: K. Ghyben en J. Badon, Mengeldichten (Dordrecht 1756) 55-58.
  • Maandelyke Uittreksels of Boekzaal der Geleerde Waerelt 90 (Amsterdam 1760) 475-484.
  • D. Nieuwhof, Burgerlijk en kerkelijk gedenkboek van Haamstede (Tholen 1857) 69-70, 141-142.
  • F. Nagtglas, ‘Wat een Zeeuw anderhalve eeuw geleden in Amsterdam zag’, De Navorscher 30 (1880) 433-438, aldaar 434.
  • C. Veltenaar, ‘Rijkje Bubbezon’, De Navorscher 65 (1916) 116-121.
  • W.K. van der Veen, ‘Een vergeten dichteres uit de 18e eeuw: Rijkje Bubbeson’, Bergumer Courant. Weekblad voor het Kiesdistrict Tietjerksteradeel en Omstreken (1949).
  • H. Dibbits, Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in Doesburg en Maassluis 1650-1800 (Nijmegen 2001) 272, 275, 300.
  • G.H. Leurdijk, ‘Geestelijk leven in Maassluis. Pastoraal portret van Aegidius Francken (1676-1743)’, Documentatieblad Nadere Reformatie 27 (2003) 117-141, aldaar 130-131.
  • G.H. Leurdijk, ‘Een Hollandse piëtist op Zeeuwse bodem. Martinus Westerhout (1705-1793) als gereformeerd predikant in Brouwershaven’, Documentatieblad Nadere Reformatie 32 (2008) 119-156, aldaar 134n, 136.

Illustratie

Titelpagina van Huwelyx zangen ter bruilofte van Scipio Oudkerk en Rykje Bubbezon, 1733 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).

Auteur: W.R.D. van Oostrum

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 467

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.