Wilde, Catharina Pietersdr. de (1688-1766)

 
English | Nederlands

WILDE, Catharina Pietersdr. de, ook bekend als (Vrouwe) C.P. (geb. Woudrichem 17-9-1688 – gest. Utrecht 19-2-1766), dichteres. Dochter van Pieter de Wilde, drossaard, baljuw en dijkgraaf van Woudrichem, en Anna Spoor. Catharina de Wilde trouwde op 20-3-1708 in De Bilt met Abraham Josua Brakonier (1670-1736), predikant. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

Catharina de Wilde werd naar eigen zeggen geboren op Lambertusdag (17 september) in het jaar van de overtocht van stadhouder Willem III naar Engeland (1688). In haar geboorteplaats, het vestingstadje Woudrichem aan de Boven-Merwede vlak bij slot Loevestein, bekleedde haar vader verschillende bestuursfuncties. De familie moet niet onbemiddeld zijn geweest. Catharina was negentien toen ze in 1708 trouwde met de predikant Abraham Josua Brakonier, die twee jaar eerder beroepen was in de stad Utrecht. Het echtpaar kreeg één kind, Abraham Cornelis (1724-1786).

Het vroegst bekende gedicht van Catharina de Wilde, ‘Lyk-tranen over de doot van [...] Cornelis Ruiter’ verscheen anoniem in 1710, toegevoegd achter de lijkpreek die haar man bij die gelegenheid had geschreven. Daarna heeft ze jarenlang niet gedicht en nog langer niet gepubliceerd. Toen ze in 1731 de pen weer ter hand nam sprak ze van haar ‘dichtaêr, lang bij mij verdroogd en uitgezongen’ (Vervolg van stichtelyke gedichten, 109). Ze werd boos toen degeen tot wie het betreffende gedicht gericht was, de zojuist tot gouverneur-generaal van Nederlands Indië benoemde Dirk van Cloon, buiten haar medeweten haar gedicht liet drukken. Andere gedichten die Catharina de Wilde in de jaren dertig schreef, zoals die voor haar ‘geliefde nicht’ Sara Maria van Zon, verschenen pas zo’n twintig jaar later in druk. Dichten was haar ‘stil bedrijf’, zo schreef ze in 1733, en uit hetzelfde vers is op te maken dat ze ook wel gedichten in het vuur gooide of verstopte (Vervolg, 113, 115). Later, toen ze ging publiceren, zou ze zich eveneens verschuilen, nu achter het pseudoniem C.P. (voor Catharina Pietersdr.), na 1750 Vrouwe C.P.

In 1736 overleed Abraham Josua Brakonier. Aan zijn ziek- en sterfbed werd Catharina bijgestaan door haar nicht Sara Maria, die ze vereerde met een dankdicht voor haar hulp. Vijf jaar later kocht Catharina de Wilde de buitenplaats Arenberg in De Bilt (afgebroken 1928), waar ze tot haar dood de zomers zou doorbrengen. ’s Winters woonde ze in Utrecht. In 1745 kocht ze voor 58.000 gulden de heerlijkheid Alphen en Rietveld, waarmee ze tevens de titel van ‘vrouwe’ verwierf. Ondertussen zorgde zoon Abraham Cornelis regelmatig voor problemen. Zo maakte hij zich in 1746 in Driebergen schuldig aan wangedrag: hij werd wegens ‘insolentiën en onordentelijkheden’ gedaagd, maar de zaak bleef zonder gevolgen (Steenwijk, 57-58).

In de jaren 1747-1748 liet Catharina de Wilde zich door de politieke gebeurtenissen inspireren tot enkele gedichten, zoals Orange, vry van druk en hoon (op de verheffing van Willem IV tot stadhouder in 1747) en De vrede in Europa (over de vrede van Aken in 1748). De gedichten, eigenlijk pamfletten, verschenen bij de Amsterdamse boekhandelaar Pieter Meijer. Voor hem waren deze pamfletten, samen met De Wildes Eensame overdenkingen, enkele van zijn eerste publicaties als uitgever (De Vries, 83). Catharina de Wilde heeft nadien al haar werk bij Meijer uitgegeven.

Uit haar werk blijkt dat De Wilde zeer Oranjegezind was, maar vooral dat ze grote belangstelling had voor de fysico-theologie. Een titel als Zielsverlustiging in het beschouwen van aarde, lucht en sterrenhemel (1750) spreekt in dat opzicht boekdelen. Daarin schrijft ze bijvoorbeeld over ‘saffier, turkoois, karbonkel en robijn,/ Smaragd en diamant’, schatten die ‘’t winziek volk, door konst van arme slaven,/ Voor een onnozel loon, laat uit de diepten graven’ (p. 155-156). In hetzelfde gedicht beschrijft ze de Mercuriuspassage van 1743, die ze waarnam ‘door groene glazen’ om haar ogen te beschermen (Zuidervaart, 249-250). Ze wilde Gods ‘grote werken prijzen’: ‘Mijn weetgraag hert, hoe dom, onkundig, onbedreven,/ Wenst, van hetgeen het weet, Gode ere en lof te geven’ (Bespiegelingen, 179). In haar Lettervruchten van stille dagen (1754) vertelt ze dat ze als jong meisje al een verlangen naar ‘wetenschap’ (kennis) had en liever las dan speelde. Mogelijk werd ze daarin geïnspireerd door het werk van de arts-filosoof Bernard Nieuwentyt, aan wie ze een gedicht wijdde (Bots, 100).

Haar dichterschap ervoer Catharina de Wilde als iets dat sterker was dan zijzelf: ‘De schrijflust noopt zo sterk mij aan,/ Dat ik hem niet kan tegenstaan;/ Hij blijft in mij de meester spelen’ (Lettervruchten, 148) constateerde ze in 1747, en in vele andere gedichten sprak ze er in vergelijkbare bewoordingen over. Tegelijk gaf ze in even zovele gedichten blijk van twijfel aan haar dichtkunst, die ze in haar ‘Eerzang voor de aangename dichtkunst’ (1741) met enig gevoel voor humor verwoordde: ‘Dewijl ik, zonder bril,/ Zie ’t overgroot verschil/ Dat tussen mijn gekners/ En een volkunstig vers/ Zich ras zal openbaren’ (Vervolg, 169). In zijn ‘Voorbericht’ bij De Wildes Bespiegelingen (1751) schreef Pieter Meijer dat ‘de dichteresse de regels van taal en kunst, naar heur vermogen, heeft trachten waar te nemen’, maar dat het werk in de eerste plaats ‘nut en stichting’ ten doel had.

In 1757 verscheen De Wildes laatste dichtbundel, Vervolg van stichtelyke gedichten. Negen jaar later, op 19 februari 1766, overleed Catharina de Wilde in Utrecht, 77 jaar oud. Haar gedichten zijn nagenoeg in vergetelheid geraakt, enigszins ten onrechte: haar enthousiasme en vaak persoonlijke toon maken in ieder geval een deel van haar werk ook heden ten dage nog leesbaar.

Naslagwerken

C. Houtman e.a. red., Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme; Antiquariaat A.G. van der Steur, boeknr. 18790 [Internet 2009]; Lauwerkrans; NNBW.

Publicaties

  • [anon.], Lyk-tranen over de doot van [...] Cornelius Ruiter, in: A.J. Brakonier, Des regtvaerdigen ingang in de vrede en rust op zyne slaapstede (Utrecht 1710).
  • C.P., Eensame overdenkingen, geschikt naar tyds- en lands-omstandigheden [...]. Geschreven den 19 van Grasmaand des jaars 1747 (Amsterdam z.j.) [herdr. in Vervolg, 21-33].
  • Pro Patria, Orange, vry van druk en hoon [...]. Lierzang op de gelukkige verheffing van [...] Willem Carel Hendrik Frizo (z.p. [Amsterdam] 1747).
  • [anon.], Op de onverwagte tyding van eene wapenschorssing en aanstaande vrede, geslooten te Aken (Amsterdam 1748) [herdr. in Vervolg, 62-67].
  • C.P., De vrede in Europa, onverwacht [...] hersteld binnen Aken, in het jubeljaar der Nederlandsche vryheid (z.p. [Amsterdam] z.j. [1748]) [herdr. in Vervolg, 68-98].
  • Vrouwe C.P., Bespiegelingen over Gods kerk- en waereldbestier, betrekkelyk op het beloofde vrouwenzaad, nevens Zielsverlustiging in het beschouwen van aarde, lucht en sterrenhemel (Amsterdam 1751; 2de dr. 1756).
  • Vrouwe C.P., Opwekkelyke nasporingen by het genot van’t eenzaam buitenleven; Lettervruchten van stille dagen en andere stichtelyke gedichten (Amsterdam 1754; 2de dr. 1760).
  • Vrouwe C.P., Ernstige nagedachten over de algemene waterschuddinge en aardbeevingen [...] in den jare MDCCLV (Amsterdam 1756; 3de dr. 1759).
  • Vrouwe C.P., Vervolg van stichtelyke gedichten, op verscheiden onderwerpen (Amsterdam 1757).

Literatuur en gedrukte bronnen

  • J. Bots, Tussen Descartes en Darwin. Geloof en natuurwetenschap in de 18e eeuw in Nederland (Assen 1972) 100.
  • G.W. Brouwer-Verheijen, De Bilt. Trouwen NG 1689-1814. Bron: Boek 53 – Het Utrechts Archief (1991) 8 [pdf-bestand op www.hogenda.nl (2009); huwelijk De Wilde en Brakonier].
  • J.W. Buisman, Tussen vroomheid en Verlichting (Zwolle 1992) 92.
  • Dirk Steenwijk, Voorbij de Driebergse brug (Bunnik 1992) 57-58 [over Abraham Cornelis Brakonier].
  • S.D. Post, Pieter Boddaert en Rutger Schutte, piëtistische dichters in de achttiende eeuw (Houten 1995) 28, 164, 242.
  • Huibert Jan Zuidervaart, Van ‘konstgenoten’ en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw (Rotterdam 1999) 249-251, 343, 608.
  • Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 228.
  • Marleen de Vries, ‘Pieter Meijer (1718-1781), een uitgever als instituut’, Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 28 (2005) 81-103, aldaar 83-84, 85, 90, 99-100.

Auteur: Anna de Haas

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 434

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.