Boetzelaer, Catharina van (den) (?-na 1567)

 
English | Nederlands

BOETZELAER, Catharina van (den), ook bekend als Madame de Praet (gest. na 3-1567), pleitbezorgster van het protestantisme. Dochter van Wessel van (den) Boetzelaer (gest. 1575) en Francine Lodewijksdr. van Praet van Moerkerken (gest. 1562). Catharina van Boetzelaer trouwde (1) in 1552 met Jacob van Vlaanderen, vrijheer van Praet, heer van Beveren en Onlede (gest. voor 1566); (2) in 1566 of 1567 met Frans van Haeften (gest. 1573). Uit huwelijk (1) is ten minste 1 zoon geboren.

Catharina van Boetzelaer groeide op in Holland, als enige dochter in een gezin van ten minste acht kinderen. Zij was van aanzienlijke geboorte. Haar vader, Wessel VI van Boetzelaer, was vrijheer van Asperen en heer van Langerak, Half Nieuwpoort en Carnisse, haar moeder een jonkvrouwe van Praet van Moerkerken. Haar geboortejaar is onbekend, maar ze moet ruim voor 1550 geboren zijn: in 1552 betrok zij als echtgenote van Jacob van Vlaanderen van Praet het Vrijhof in Aalter bij Brugge. Dit kasteel had haar man, zoon van Joost van Praet en Martine van Moerkerken, geërfd van zijn kinderloze oom Lodewijk. Zijn familie stamde door bastaardij uit het Vlaamse gravenhuis.

De ouders van Catharina van Boetzelaer kozen al vroeg voor het protestantisme en vluchtten in 1567 naar Duitsland. De vader werd in 1568 door de Raad van Beroerten veroordeeld omdat hij jarenlang doopsgezinden in zijn huis had laten preken en uiteindelijk tot het calvinisme was overgegaan. In Asperen had hij bovendien samen met zijn zoons de beeldenstorm geleid. In deze tijd had Catharina’s tante Elburg van Boetzelaer, abdis van Rijnsburg, zich bovendien genoopt gezien haar klooster voor protestantse preken open te stellen.

De protestantse zaak

Ook Catharina van Boetzelaer was nauw betrokken bij de protestantse zaak. In 1561 verbood zij de pastoor van Aalter op Allerzielen de klokken te luiden, en in 1564-1565 was haar kasteel een trefpunt voor protestantse edelen. Onder haar naaste familieleden bevonden zich namelijk overtuigde calvinisten, waarvan haar twee zwagers, de broers Filips en Jan van Marnix van St. Aldegonde, het middelpunt vormden. Filips was gehuwd met Filippa van Belle, Catharina’s broer Rutger VI van Boetzelaer (1534-1604) met Filippa’s zuster Agnes van Belle. In deze familiekring werd ook de grondslag gelegd voor het Verbond van Edelen dat in 1566 in Brussel een smeekschrift aanbood aan de landvoogdes. Rond deze jaren 1565 of 1566 moet haar man zijn overleden. In juli 1566 gaf zij toestemming voor een hagenpreek in het nabije dorp Oedelem. Na het afkondigen van de godsdienstvrede op 23 augustus 1566 nodigde Catharina als kasteelvrouwe van Aalter bij kerkgebod al haar parochianen uit om in een zaal van het Vrijhof naar de protestantse preekdienst te komen.

In de winter van 1566-1567 werd het Vrijhof opnieuw een trefpunt voor hervormingsgezinde edelen. De wat excentrieke Filips van Wissekerke, die in het nabije Waregem overwinterde, voorzag de kasteelvrouw steeds van de laatste godsdienstige geschriften uit Emden, toen het centrum van het Duitse calvinisme. Sommige edelen kwamen er op vrijersvoeten. De Gentse jonker Karel Utenhove deed zijn aanzoek aan de weduwe van Praet vergezeld gaan van een verguld kruisbeeldje. ‘Draag het’, zo waarschuwde Karel haar, ‘niet opzichtig […] maar verborgen zoals mannen doen’ (Decavele, 168). Dit wat onhandige gebaar vermocht niet het hart van de kasteelvrouwe te winnen. Zij trouwde, waarschijnlijk in de kerkzaal van haar huis, op een onbekende datum met Frans van Haeften, een van de leidende edelen van het Verbond. De dorpskerk van Aalter volgde toen nog steeds de katholieke ritus. Afgezien van wat onschuldige plagerijen die de dorpspastoor van plaatsgenoten moest verduren, heerste er onder het bewind van de kasteelvrouwe een vreedzame, bijna idyllische coëxistentie.

Deze situatie duurde slechts kort. Vlak voor de veldslag bij Oosterweel in Brabant (13-3-1567) riep Catharina van Boetzelaer haar broer Wessel op om met een compagnie haakbusschutters aan de gevechten deel te nemen. Het was een trieste samenloop dat niet alleen Wessel maar ook Jan van Marnix in deze slag sneuvelde. Daarbij viel bovendien vertrouwelijke correspondentie van ‘madame de Praet’ in Spaanse handen (Fruin, 419-420; de inhoud van deze brieven is niet bekend). Niet lang hierna werden Catharina van Boetzelaer en haar tweede man voor verhoor gedagvaard door de Raad van Beroerten. Beiden waren intussen onafhankelijk van elkaar naar het buitenland gevlucht, mogelijk naar Emden of de Palts. De vrouwe van Praet nam daarbij alleen haar onmondige zoon Lodewijk van Vlaanderen mee. In december 1567 werd haar zaak en die van ruim dertig plaatsgenoten door de procureur des konings voor de Raad gebracht. Er kwamen slechts drie ‘eenvoudige lieden’ opdagen. Zo werd ‘jkvr. Catharina van Boetzelaer, weduwe van wijlen de heer van Praet’ in februari 1568 bij verstek veroordeeld tot eeuwige verbanning en verbeurdverklaring van haar goederen (Verheyden, 517-524). Daarna drogen de bronnen op.

Reputatie

In de negentiende eeuw is Catharina van Boetzelaer door de historicus Bakhuizen van den Brink geprezen als een van drie edelvrouwen ‘waaraan de hervorming in ons land haar krachtigste ondersteuning dank weet’ (Bakhuizen, 112). Robert Fruin noemt haar en haar broer Rutger ‘ijveraars’ (Fruin, 420). Jacob Willem des Tombe, de familiehistoricus van de Boetzelaers, ziet haar zelfs als een der aanstichters van de beeldenstorm in Antwerpen (Des Tombe, 191). In 1969 heeft de Gentse historicus Johan Decavele ‘madame de Praet’ opgevoerd als toonbeeld van het ‘protestantisme seigneurial’.

Archivalia

  • Algemeen Rijksarchief, Brussel: toegang I 218 (Raad van Beroerten 1531-1576).
  • Nationaal Archief, Den Haag: toegang 3.01.27.01 (Grafelijkheidsrekenkamer), inv. nrs. 681A-681B (sententies, gewezen in Holland [enz.] ter zake van de troebelen, 1571-1572).

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • R.C. Bakhuizen van den Brink, Het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saxen, historisch-kritisch onderzocht (Amsterdam 1853).
  • R. Fruin, ‘Over anecdota van Marnix van St.-Aldegonde’, in: Idem, Verspreide geschriften, deel 8 (Den Haag 1903) 411-428.
  • Le conseil des troubles: liste des condamnés (1567-1573), A.L.E. Verheyden ed. (Brussel 1961).
  • J.W. des Tombe, Het geslacht Van den Boetzelaer, C.W.L. van Boetzelaer ed. (Assen 1969).
  • J. Decavele, ‘Catharina van Boetzelaer, kasteelvrouwe van Aalter. Protestantisme volgens adellijk recept’, in: Idem, De eerste protestanten in de Lage Landen (Zwolle/Leuven 2004) 159-171 [bewerking van het artikel ‘Katharina van Boetzelaer, een merkwaardige figuur in het protestants verzet tijdens het wonderjaar’, Bulletin van de Vereniging voor de Geschiedenis van het Belgisch Protestantisme, 5 (1969) 151-171].

Auteur: Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.