Clifford, Agnes Maria (1739-1828)

 
English | Nederlands

CLIFFORD, Agnes Maria (geb. Amsterdam 30-6-1739 – gest. Amsterdam 3-12-1828), maakster van pronkpoppenhuizen. Dochter van Pieter Clifford (1712-1788), bankier en ontvanger der gemenelandsmiddelen, en Johanna Elisabeth Trip (1719-1750). Agnes Maria Clifford trouwde op 29-6-1762 in Amsterdam met Cornelis Backer (1738-1811), tweede secretaris van de Admiraliteit van Amsterdam. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren, van wie 1 dochter jong stierf.

Agnes Maria Clifford was het oudste van de vier kinderen – twee jongens, twee meisjes – in het zeer welgestelde gezin van Pieter Clifford en Johanna Elisabeth Trip. Allebei haar ouders waren afkomstig uit vooraanstaande patriciërsfamilies die generaties lang vele hoge bestuursfunctionarissen voortbrachten. Haar vader stamde uit een van origine Engelse familie, eigenaar van het bankiershuis Clifford & Zoonen. Agnes Maria was elf toen ze haar moeder verloor. Twee jaar later hertrouwde haar vader met Constantia Catharina Sautijn (1712-1782), eveneens afkomstig uit een vooraanstaande en vermogende familie. Het gezin woonde ’s winters aan ‘de Bocht’ van de Herengracht, op nummer 472. De zomers werden, vanaf 1753, doorgebracht op de hofstede Ruysschensteyn, aan de Amstel, en vanaf 1760 op de Hartekamp. Dat laatste buitenhuis, gelegen bij Heemstede, was het bezit geweest van grootvader George Clifford (1685-1760).

In 1762 trouwde Agnes Maria Clifford met Cornelis Backer, tweede secretaris van de Amsterdamse Admiraliteit en regent van het Aalmoezeniersweeshuis. Ze woonden op de Oudezijds Voorburgwal, waar ze vijf kinderen kregen: Cornelis (geb. 1763), Johanna Elisabeth (1765-1769), Pieter (1768), Johanna Elisabeth (1770) en Jan Willem Jacobus (1775). Opvallend is dat de kinderen geen min gehad hebben en hun moeder, zoals hun vader vertelde, ze zelf de borst gaf (Van Eeghen, 40). In 1774 werd Agnes Maria Clifford regentes van het Oude Mannen en Vrouwenhuis, wat zij tot 1792 zou blijven.

Na de dood van haar vader in 1788 bleek zijn nalatenschap minder omvangrijk dan verwacht, als gevolg van het faillissement van het bankiershuis Clifford vijftien jaar eerder. Het was echter vooral de komst van de Fransen in 1795 die voor het Oranjegezinde gezin Backer grote veranderingen teweegbracht. Agnes Maria’s echtgenoot nam ontslag als secretaris van de Admiraliteit en zoon Cornelis gaf zijn schoutsambt van Sloten op, waardoor beiden zonder regulier inkomen kwamen te zitten. Het gezin verhuisde in 1798 van de riante woning op de Oudezijds Voorburgwal naar een eenvoudiger huis op de Prinsengracht, bij de Amstel.

Vanaf 1795 voerde Agnes Maria Clifford – sinds de geboorte van haar eerste kleinkind ‘grootje Backer’ genoemd – in haar huishouden de vereiste zuinigheid tot in het extreme door. Het huis werd bijvoorbeeld nauwelijks verwarmd en verlicht. Maar in ’s-Graveland, waar de familie de zomers doorbracht op het buiten Schaep en Burgh, stichtte ze wel een bewaarschool omdat daar, bij gebrek aan toezicht, regelmatig kinderen in de vaart vielen en soms zelfs verdronken. Ze bestuurde het schooltje zelf en schreef voor wat er gezongen moest worden. Enerzijds mochten de liedjes niet te onbenullig zijn, maar aan de andere kant ging haar een gezang als ‘’k Heb mijn tranen onder ’t klagen tot mijn spijze dag en nacht’ ook weer te ver.

Poppenhuizen

Waarschijnlijk is Agnes Maria Clifford – die van haar vader enkele stuks ‘poppengoed’ had geërfd – rond 1800 begonnen met het samenstellen van haar twee poppenhuizen, een groot kabinet met vijf kamers en een kleiner met drie. Het tapijt in de kraamkamer van het kleine kabinet draagt de datering 1805, dat in het ‘comptoir’ van het grote kabinet 1806. In beide tapijten heeft ze ook haar initialen aangebracht, AMC, en haar leeftijd, respectievelijk 66 en 67 jaar. Ook waar het deze kostbare hobby betrof was ze kennelijk bereid de tering naar de nering te zetten: haar poppenhuizen zijn minder rijk uitgevoerd dan bijvoorbeeld die van Sara Rothé een halve eeuw eerder. De rijkdom ervan zit vooral in het fraaie borduur- en naaiwerk dat vermoedelijk van de hand van Agnes Maria Clifford zelf is.

In de salon van het grote kabinet bestaat de wandbekleding uit panelen van lichtblauwe zijde met randen en bloemmotieven in wit geborduurd. De bekleding van de stoelen is hierbij aangepast. In het ‘comptoir’ is de stoelbekleding aangepast bij het vloerkleed van geborduurd laken. De tapijten in de kraamkamers van zowel het grote als het kleine kabinet zijn geborduurd met wol. De houten poppen met hun rijk geborduurde kleding in de stijl van omstreeks 1785 zijn Engels, net als het aardewerk in de keukenkast. Wellicht kwamen de poppen uit familiebezit, maar het is ook mogelijk dat dergelijke poppen in Nederland verkrijgbaar waren, bijvoorbeeld op markten of kermissen.

In januari 1811 stierf Cornelis Backer sr. Drie kinderen waren hem voorgegaan: Jan in 1807, Johanna en Pieter in 1810. Zo bleef Agnes Maria Clifford achter met haar ongehuwde oudste zoon Cornelis, die bij haar inwoonde. In 1824 werd zij beschreven als ‘doof en zwak van hoofd’, een vrouw die ‘met christelijke gelatenheid, onbeangst’ haar dood afwachtte (Van Eeghen, 37). Zij overleefde echter eerst nog haar zoon, die in oktober 1827 stierf. Agnes Maria Clifford overleed ruim een jaar later, op 3 december 1828 in het huis aan de Prinsengracht. Zij werd 89 jaar oud. Haar nalatenschap bedroeg 528.000 gulden.

De poppenhuizen van Agnes Maria Clifford bestaan nog altijd en zijn te zien in respectievelijk het Simon van Gijn-Museum aan Huis (Dordrecht), dat in 1971 het grote kabinet rechtstreeks van haar nazaten kocht, en in het Stedelijk Museum van Zutphen, dat het kleine kabinet in bruikleen heeft. Bijzonder aan het grote kabinet is dat het voor zover bekend het enige Nederlandse poppenhuis is dat een exemplaar bevat van het Bloem-hofje van C. van Lange, een boekje uit 1674 dat eeuwenlang gold als het kleinste gedrukte boekje ter wereld. Het meet slechts twaalf bij negen millimeter. In 2008 maakte de boekbindster Tine Krijnen een facsimile-uitgave van dit exemplaar.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: toegang 172 (Familiearchief Backer), o.a. inv. nrs. 12 (kwartierstaat Backer-Clifford), 13 (genealogie Backer, samengesteld door Agnes Maria Clifford), 358 (Aantekeningen van levensbijzonderheden en ziekten v.h. gezin v. Corn. Backer, 1738-1776); toegang 236 (Familiearchief Clifford).

Poppenhuizen

Het grote kabinet van Agnes Maria Clifford is te bezichtigen in het Simon van Gijn-Museum aan Huis, Dordrecht, het kleine kabinet in het Stedelijk Museum, Zutphen.

Literatuur

  • Johan E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795, deel 2 (Haarlem 1905; repr. Amsterdam 1963) [zie aldaar onder Clifford en Backer].
  • Wim Zaal, Vloekjes bij de thee. Een reportage over de negentiende eeuw in de Lage Landen (4de herz. dr., Antwerpen/Amsterdam z.j. [1980]; 1ste dr. 1961) 94-95.
  • Constance Eileen King, The collector’s history of dolls’ houses, dolls’ house dolls and miniatures (New York 1983) 162-167 [over het borduurwerk in het grote kabinet].
  • I.H. van Eeghen, ‘De poppenkabinetten van grootje Backer’, Maandblad Amstelodamum 76 (1989) 33-41.
  • P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets, Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 (Zwolle 1997) 292 [over miniatuurboekjes].
  • H.H. Pijzel-Dommisse, Het Hollandse pronkpoppenhuis. Interieur en huishouden in de 17de en 18de eeuw (Zwolle 2000).
  • Loes Gompes, ‘Bankiershuis Clifford, 1750-1800’, in: Milko de Leeuw en Martin Pruijs red., De Gouden Bocht van Amsterdam (Den Haag z.j. [2006]).

Illustratie

Het ‘comptoir’ in het grote kabinet van Agnes Maria Clifford, 1806. Tegen de achterwand een secretaire, op tafel twee boekjes uit de achttiende eeuw en staande het Bloemhofje uit 1674 (Huis Van Gijn, Dordrecht).

Auteur: Femmie Markestein

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 526

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.