Coppello, Annelien Kappeyne van de (1936-1990)

 
English | Nederlands

COPPELLO, Annelien KAPPEYNE van de, ook bekend als Annelien Kappeyne (geb. Loenen aan de Vecht 24-10-1936 – gest. Leiden 23-2-1990), politica en staatssecretaris. Dochter van Nicolaas Johannes Cornelis Marie Kappeyne van de Coppello (1902-1992), bankdirecteur, later advocaat en procureur, en Theodora Elisabeth Catharina Maria van Panhuijs (1904-1990). Annelien Kappeyne van de Coppello trouwde op 21-6-1988 in Den Haag met Hillebrand Folkert de Groen (1924-2002), journalist. Zij hadden 1 pleegdochter.

Samen met twee oudere broers groeide Annelien Kappeyne van de Coppello op in het dorpje Oud-Over bij Loenen aan de Vecht, in een ruimdenkend liberaal gezin – plaatselijk bekend als ‘die van Kapaaine’. Zo raakte ze bevriend met Lotte Klemperer, de dochter van de beroemde Duitse dirigent, en ontmoette ze thuis de voormalige presidentsvrouw Eleanor Roosevelt. Na haar eindexamen gymnasium-A in Utrecht (1955) en een jaar in Lausanne begon ze in 1956 aan haar rechtenstudie in Leiden. Een bijvak Nederlandse parlementaire geschiedenis, bezoeken aan de Tweede Kamer en de Berlijnse crisis van 1961 voedden haar belangstelling voor politiek. Door haar vele nevenactiviteiten deed ze pas na tien jaar doctoraalexamen Nederlands recht. Een jaar later werd ze lid van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD).

Loopbaan in de politiek

In de jaren 1966-1972 en 1973-1974 zat Kappeyne voor de VVD in de gemeenteraad van Leiden, de stad waar ze altijd zou blijven wonen. Ze trad als fractiemedewerkster in dienst van de VVD-Tweede Kamerfractie en was van 1969 tot 1971 adjunct-secretaris van de Kiesraad. In mei 1971 werd ze zelf Kamerlid. Als woordvoerster voor binnenlandse zaken, justitie en cultuur kwam ze in 1974 in aanvaring met de katholieke minister van Justitie Dries van Agt vanwege diens optreden tegen een abortuskliniek in Heemstede. Zelf overtuigd voorstander van het legaliseren van abortus, was ze woedend toen een mede door haar Kamerfractie gesteund abortuswetsvoorstel in december 1976 in de Eerste Kamer sneuvelde door het optreden van Haya van Someren-Downer. Ze werd vooral bekend door haar optreden tegen Van Agt tijdens het Kamerdebat over de ‘affaire-Menten’ in november 1976. Van Agt moest als minister verantwoording afleggen nadat justitie de van oorlogsmisdaden verdachte Menten kort vóór zijn aanhouding naar het buitenland had laten ontsnappen. Namens oppositiepartij VVD legde de juriste Kappeyne in de Kamer – met één hand aan de microfoon en één hand in de zij – de zwakke plekken in Van Agts verdediging bloot. Op de pers maakte ze indruk met haar koele, zakelijke analyse, maar ze kreeg ook brieven van burgers die haar optreden weinig vrouwelijk vonden. Zelf weigerde ze in 1977 staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk te worden in het kabinet-Van Agt/Wiegel. In plaats daarvan werd ze vicevoorzitter van de VVD-Tweede Kamerfractie.

Kappeyne kreeg steeds meer moeite met het ‘conservatief materialisme’ dat de VVD onder leiding van Hans Wiegel uitdroeg. ‘Echte’ liberale thema’s zoals het minderhedenbeleid en het abortusvraagstuk raakten volgens haar ten onrechte ondergesneeuwd in het overwegend sociaaleconomische debat. Tot 1977 gaf Wiegel haar in de fractie ruimte om haar gedachten en plannen uit te dragen. Toen na Wiegels vertrek naar het kabinet in 1977 Koos Rietkerk hem in de fractie opvolgde, kwam het al snel tot een botsing. Andere partijgenoten vonden haar optreden ‘eigenzinnig’ en ‘drammerig’. Ze was tegen de invoering van een districtenstelsel in Nederland, maar vóór een grondwettelijke regeling van het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Hiervoor zocht ze eerder steun bij de sociaaldemocratische Partij van de Arbeid (PvdA) dan bij de coalitie of bij haar eigen fractie.

Toen het VVD-partijcongres in de aanloop van de Kamerverkiezingen van 1981 serieus wilde discussiëren over herinvoering van de doodstraf – die Kappeyne juist definitief wilde afschaffen – en zich uitsprak tegen stemrecht voor immigranten in de gemeenteraadsverkiezingen, bedankte ze voor een plaats op de kandidatenlijst. In mei 1981 werd ze namens de Veronica Omroep Organisatie lid van de Raad van Beheer van de Nederlandse Omroepstichting (NOS). Ze kreeg de portefeuilles personeelszaken en facilitair bedrijf, maar kon moeilijk wennen aan de omroepcultuur: ‘Wat [in Hilversum] besloten was, kon de volgende dag [worden] herroepen of werd gewoon niet uitgevoerd. Het was veelal verplaatsen van lucht’ (gecit. bij Van der Kooij, 74). Tot haar opluchting werd ze in november 1982 staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het eerste kabinet-Lubbers, belast met vrouwenemancipatie, arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorziening voor bijzondere groepen. Ze had weinig op met de tweede vrouwenbeweging – ‘Dat mekaar als zusters beschouwen, dat zie ik nog niet zo één, twee, drie’ – maar zette zich nuchter en zakelijk in voor emancipatievraagstukken. Tot haar grote voldoening kwam de door haarzelf voorgestelde passage over de eerbiediging van de integriteit van het menselijk lichaam in 1983 in de Grondwet. Ook haar project ‘Vrouwen uit minderheden’, haar nota over seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes (1984) en het door haar voorgangster Hedy d’Ancona geïnitieerde Beleidsplan Emancipatie (1985) werden goed ontvangen. Het opnemen van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de Algemene Ouderdomswet (AOW) en andere wettelijke regelingen van volksverzekeringen was mede aan haar te danken.

Kappeyne keerde in 1986 niet terug in het tweede kabinet-Lubbers. In augustus werd ze als oud-bewindsvrouwe benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ze was korte tijd lid van de adviescommissie Vreemdelingenzaken en nam in maart 1988 zitting in de Raad van State, waar ze zich zeer thuis voelde. Kort daarna werd bij haar ongeneeslijke kanker vastgesteld. ‘Ik trouw pas als ik een dodelijke ziekte krijg’, had ze ooit gezegd. Drie maanden later gaf ze het jawoord aan de oud-journalist Hille de Groen, met wie ze al bijna tien jaar een LAT-relatie had. Ondanks haar ziekte bleef ze bijna tot het einde toe doorwerken. Op 23 februari 1990 overleed Annelien Kappeyne van de Coppello, 53 jaar oud. In 2002 is een van de vergaderzalen in het nieuwe Tweede Kamergebouw naar haar vernoemd.

Reputatie

Annelien Kappeyne stond bekend als ‘rooie Annelien’, zowel vanwege haar haarkleur als om haar progressief-liberale opvattingen. Ze wilde de PvdA niet op voorhand als coalitiepartner van de VVD uitsluiten. ‘De combinatie van VVD en PvdA zou in haar ogen [geen] presterende en verzorgende maar [veeleer] regulerende staat opleveren. In dit opzicht was ze haar tijd vooruit. Na haar kwamen de Paarse kabinetten’, schreef de politicoloog J.H.J. van den Heuvel in 2007. Op essentiële en principiële momenten was ze niet bereid compromissen te sluiten. Haar nonconformisme bleek ook uit haar slordige kledingstijl. Volgens Ciska Dresselhuys van het feministische maandblad Opzij ‘kleedde ze zich uit de Zak van Max’ (‘Geef Max de Zak’ was een landelijke kledinginzamelactie). Met dit blad had ze een haat-liefdeverhouding sinds ze in 1983 had verklaard ‘geen hondje aan het touw van de vrouwenbeweging’ te willen zijn. In 1984 liet Opzij haar emancipatienota uitlekken met de suggestie dat ze voor een arbeidsplicht voor vrouwen zou zijn (Janssen). De Mr. Annelien Kappeyne van de Coppello Foundation (tot 2004 Stichting Huis Over ’t Hoff geheten) houdt haar gedachtegoed levend met fora en lezingen over liberale onderwerpen. De eveneens naar haar genoemde Mr. Annelien Kappeyne van de Coppello Stichting gaf van 1990 tot 2002 voor de Kamerfractie het mededelingenblad VVD-Expresse uit.    

Naslagwerken

BWN; Nederland’s Patriciaat; PDC.

Archivalia

  • Nationaal Archief, Den Haag: archief mr. A. Kappeyne van de Coppello.
  • Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Groningen: collectie VVD.

Publicaties

  • [met G. Traest] De parlementaire enquête in België en Nederland (Zwolle 1978).
  • Bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes (Den Haag 1984).
  • ‘Het recht van enquête’, in: H.M. Franssen red., Het parlement in aktie. Bevoegdheden van de Staten-Generaal (Assen 1986) 63-85.
  • Vrouwen hebben voorrang: over de verbetering van de positie van vrouwen in bedrijven en bij de overheid (Amsterdam 1987).  
 

Literatuur

  • Jet Kunkeler, ‘Ik ben geen etalagepoppetje; ik sta daar om aan te vallen’, De Tijd, 26-11-1976.
  • Joop van Tijn, ‘Ik wil mijn agressiviteit gebruiken en dat schijnt heel gemeen te zijn’, Vrij Nederland, 24-2-1979.
  • Hanneke Wijgh, ‘Een rode liberaal in de Tweede Kamer’, Trouw, 31-3-1979.
  • J. Jansen, ‘Politiek was haar leven’, Elsevier, 3-3-1990.
  • C. Dresselhuys, ‘“Ik zou mij geen feministe willen noemen”. In memoriam Annelien Kappeyne van de Coppello’, Opzij (april 1990).
  • M.J. Geudeker, Annelien Kappeyne van de Coppello. Een politieke biografie van een ‘ware liberaal’ (ongepubliceerde doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam 1996).
  • H.J.L. Vonhoff, Liberalen onder één dak. VVD 50 jaar liberale vereniging (Den Haag 1998) 192-194.
  • M. van der Kooij, Annelien Kappeyne van de Coppello. Strijdvaardig en eigenzinnig (Wageningen 2006).
  • H. Goslinga en T. Lagas, ‘In de geest van Annelien’, Trouw, 20-2-2007.
  • J.H.J. van den Heuvel, ‘Rooie Lien’, Openbaar Bestuur (maart 2007) 27.
  • Mirjam Janssen, ‘Geen parelketting en oogschaduw’, Historisch Nieuwsblad (2011) nr. 6.
  • www.annelienkappeynefoundation.nl

Illustratie

Foto, door onbekende fotograaf, 1980 (Atria, Amsterdam).

Auteur: Kees Kuiken (met dank aan Wim Slagter)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 991

laatst gewijzigd: 23/01/2015

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.