Daendels, Catharina (?-na 1743)

 
English | Nederlands

DAENDELS, Catharina (gest. na 1743), Surinaamse emigrante, meisjesnaam onbekend. Zij trouwde in Nederland met Jacob Gerard Daendels (1709-na 1752), militair. Uit dit huwelijk werden ten minste 4 kinderen geboren.

Schaars zijn de bronnen en publicaties over de arme blanken die in de achttiende eeuw in Suriname woonden. In 1990 vestigde de historicus Ruud Beeldsnijder de aandacht op een van hen, over wie iets meer bekend is dankzij haar treurige en beeldend geschreven klaagbrieven aan de Sociëteit van Suriname, indertijd verantwoordelijk voor het beheer en de militaire verdediging van de kolonie. De nog jonge Catharina (Caetje) Daendels en haar vier kinderen waren eind 1737 meegekomen naar Suriname met haar man, Jacob Gerard Daendels. Eerder had hij in Friesland als officier gediend in het Staatse leger, maar op 17 december was hij aangenomen bij de Surinaamse infanterie van de Sociëteit.

Als ‘gereformeerd officier’ werd Caetjes man als vaandrig tijdelijk in reserve gehouden, wat vooral gevolgen had voor het jaartraktement: met 211 gulden was dit aanzienlijk lager dan dat van een actieve vaandrig (Lohnstein, 76). Doorgaans waren de reservevaandrigs dan ook vrijgezel, maar Daendels moest ook zijn vrouw en vier kinderen onderhouden. Na bijna een jaar sappelen riep Caetje Daendels op 22 september 1738 de hulp in van de Sociëteit. Volgens haar konden zij slechts rondkomen als haar man mensen zou ‘bedriegen’, maar dat lag niet in zijn aard. Het gezin en twee slaven moesten ‘allemaal eten en ik zou zeggen drinken maar [wij] moeten ons God betert met water behelpen’, weeklaagde Caetje Daendels, die kennelijk beter gewend was. Zij vroeg dan ook vrij transport om naar Holland terug te keren.

De Sociëteit van Suriname reageerde niet op deze of andere brieven van Caetje Daendels, zodat zij in juni 1739 haar geduld begon te verliezen. Terwijl ‘deugnieten en bankeroetiers’ goed konden rondkomen in Suriname, kreeg haar man ondanks zijn goede achtergrond en diensten voor het land te weinig loon om van te leven. Volgens Catharina Daendels zou het de Sociëteit er niet om gaan het land te bevolken met blanke inwoners – waarop vooral sinds 1730 werd aangestuurd – ‘maar contrarie om [hen] van honger te laten sterven’ (Beeldsnijder, 842). Zij wilde alleen in de kolonie blijven als daar iets tegenover stond: een gratis woning en een opleiding voor haar zoons tot cadet. Dat laatste probeerden meer officieren voor hun kinderen te regelen vanwege de bijbehorende inkomsten.

In een van haar brieven dreigde Caetje Daendels in persoon haar beklag te zullen doen bij ‘vrienden’ in Den Haag, maar kennelijk had zij geen geld voor de terugreis. Het gezin Daendels is in Suriname gebleven, in ieder geval tot 1743. Een jaar eerder was Jacob Gerard Daendels bij de secretarie gaan werken als garnizoensboekhouder, maar na een ziekte van vijf weken was hij alweer ontslagen. Hierdoor was het gezin ernstig gedupeerd. Het is onbekend of Caetje Daendels zelf ooit het vaderland heeft teruggezien. Zoon Anthonie Lodewijk overleed in Suriname in 1763. Dochter Andrejetta Elisabeth repatrieerde naar Amsterdam als echtgenote van de plantagehouder Cornelis Lever jr. en stierf daar in 1777.

Archivalia

  • Het Nationaal Archief, Den Haag: toegang 1.05.03 (Sociëteit van Suriname), inv. nr. 543 (Soldijboeken; grootboeken gehouden te Amsterdam), p. 208; inv. nr. 265 (Monsterrol), d.d. 17-12-1737.
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: dossier Daendels (Polvliet).
  • www.nationaalarchief.nl/koloniaal_suriname.

Literatuur

  • De Nederlandse Leeuw (1960) 94.
  • M.J. Lohnstein, ‘De werving voor de militie van Suriname’, OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis 6 (1987) nr. 1, 67-84.
  • Ruud Beeldsnijder, ‘Een vrije negerin en een arme blanke. Twee portretten uit Suriname in de jaren dertig van de achttiende eeuw’, De Gids 153 (1990) 839-843 [noot 6, 9, 11 en 12 verwijzen naar de vindplaats van de brieven van Caetje Daendels].

Auteur: Maarten Hell

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.