Zeeuw, Christina Anna de (1907-1995)

 
English | Nederlands

ZEEUW, Christina Anna de, vooral bekend als Stien de Ruyter-de Zeeuw (geb. Rotterdam 22-8-1907 – gest. IJlst 5-12-1995), advocaat en politica, dochter van Arie Bastiaan de Zeeuw (1881-1967), onderwijzer en politicus, en Petronella Hendrika Clasina van den Steen (1871-1944), onderwijzeres. Stien de Zeeuw trouwde op 10-5-1933 in Rotterdam met Dirk de Ruijter (1905-1977), suppoost gemeentebibliotheek. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren.

Stien de Zeeuw werd geboren aan de Schonebergerweg (nr. 8) in Rotterdam-West. Beide ouders werkten in het lager onderwijs en waren actief in de Bond van Nederlandse Onderwijzers en de SDAP. Stien bleef enig kind. Na de lagere school ging zij naar het Erasmiaans Gymnasium. Tijdens haar schooltijd maakte Stiens vader carrière in de SDAP, onder andere als Tweede en Eerste Kamerlid, gemeenteraadslid en wethouder van Onderwijs van Rotterdam. Stien werd op haar veertiende lid van de Arbeiders Jeugdcentrale (AJC). In 1923 maakte zij haar eerste AJC-Pinksterfestival in Vierhouten mee, waar zij persoonlijke contacten legde met de Rotterdamse jeugd uit de sloppen en stegen rond de Coolsingel. Ook leerde ze in de AJC haar toekomstige echtgenoot Dirk de Ruijter (later De Ruyter), zoon van een wagenmaker, uit Leiden kennen. Naar eigen zeggen is haar politieke engagement tijdens deze AJC-jaren gevormd. Het sprak dan ook vanzelf dat zij op haar achttiende verjaardag lid werd van de SDAP.

In 1925 ging Stien rechten studeren in Leiden – op het eerste college verscheen ze volgens de overlevering met een rode tulp in het haar. Ze sloot zich aan bij de Sociaal-Democratische Studieclub (SDSC) en werd actief in de Leidse SDAP. In juli 1927 verhuisde ze met haar moeder naar de Rijnsburgerweg (nr. 77b) in Leiden – haar ouders zouden in oktober 1927 formeel scheiden. Na haar doctoraalexamen rechten (1931) verhuisde De Zeeuw weer terug naar Rotterdam-West en vestigde zich er als advocaat. In haar praktijk verdedigde zij in de crisisjaren vooral socialistische arbeiders die in conflict waren met overheid of werkgever.

Vastberaden

Binnen de SDAP had Stien de Zeeuw van meet af aan weinig geduld met de gematigde koers van de partijleiding en neeg ze naar buitenparlementaire, vooral op de vakbonden gerichte, politieke actie. Geheel in lijn met haar overtuiging – ‘vastberaden en diep overtuigd van ons gelijk’ (De Ruyter-de Zeeuw in B.W. Schaper e.a. 1982) – sloot ze zich in 1932 aan bij een groep linkse SDAP-ers die een eigen partij stichtten: de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP). In De Zeeuws eigen woorden was het ‘een gezellig clubje lawaaischoppers, dat altijd bereid was op SDAP-vergaderingen te agiteren’ (Linders, 1996). De Zeeuw nam plaats in het hoofdbestuur en werd redacteur van het partijblad, De Fakkel. In deze jaren werd haar doen en laten nauwlettend gevolgd door de Centrale Inlichtingendienst (CI).

Op 10 mei 1933 trouwde Stien de Zeeuw met Dirk de Ruyter, die op dat moment suppoost was bij de Gemeentebibliotheek. Het echtpaar ging wonen aan de Vroesenlaan (nr. 42a) in de net opgeleverde wijk Blijdorp in Rotterdam-Noord en zou twee dochters krijgen: Nelly (1940) en Joke (19??).

In 1936 keerde De Ruyter-de Zeeuw terug in de SDAP. Ook stopte zij als zelfstandig advocate om als arbeidsjuriste te gaan werken bij het Bureau voor Arbeidsrecht van het aan de SDAP gelieerde Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Ze kreeg al snel de leiding over de Rotterdamse afdeling en bleef zich hier inzetten voor Rotterdammers met huurschulden en andere armoedeproblemen. In 1937 werd zij lid van de Vereniging voor Vrouwen met Academische Opleiding (VVAO). Na de Kristallnacht van 9 november 1938 beijverde zij zich voor de opvang van joodse vluchtelingen uit Duitsland. In april 1939 werd De Ruyter-De Zeeuw, nog geen 32 jaar oud, namens de SDAP lijsttrekker in Zuid-Holland bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten. De SDAP haalde 24 van de 82 zetels.

De Bureaus voor Arbeidsrecht bleven na de Duitse inval van mei 1940 nog een tijd functioneren en De Ruyter-de Zeeuw behield aanvankelijk haar baan. Maar toen zij in het voorjaar van 1941 van de net aangestelde NSB-bewindvoerder een brief ontving met de aanhef ‘Heil Mussert, Kameraadske’, nam zij onmiddellijk ontslag. Een andere betrekking zocht zij tot het einde van de oorlog niet meer. ‘Ik was tenslotte ook huisvrouw en moeder’, liet zij later in een interview aan Het Vrije Volk (1962) weten.

‘Stien, wanneer hou jij eens op?’

Na de oorlog keerde Stien de Ruyter-de Zeeuw terug bij het NVV om het werk van de Bureaus voor Arbeidsrecht weer op te bouwen. Daarnaast werd zij actief binnen de Vrouwenbond van de net opgerichte PvdA – jarenlang zat ze in de redactie van het maandblad van deze bond, Wij Vrouwen. In deze naoorlogse jaren hield ze veel spreekbeurten over vrouwenzaken. Ook was ze in 1946 betrokken bij de oprichting van de Rotterdamse Academie voor Sociale Wetenschappen en Maatschappelijk Werk, waar ze jarenlang lesgaf – in 1962 zou ze voorzitter van het curatorium van deze Sociale Academie worden. Als geschoold jurist schreef ze een uitvoerig stuk over ‘Vrouw en het recht’ in de hernieuwde uitgave van Ik kan huishouden (1954). In de jaren vijftig was ze heel regelmatig te horen op de VARA-radio. Ze beantwoordde in het programma ‘Radiolympus’ vragen van luisteraars en sprak in andere informatieve en discussie-radioprogramma’s.

Ook keerde De Ruyter-de Zeeuw in 1946 terug in Provinciale Staten. Namens de PvdA werd zij lid van het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in haar eigen woorden ‘een club van christelijke heren’ die meenden dat ‘er niets voor een vrouw bij zat’ toen het op de portefeuilleverdeling aankwam (Linders, 1996). Ze kreeg uiteindelijk gezondheidszorg, later uitgebreid met ruimtelijke ordening, natuur, recreatie en milieu. Door de combinatie van portefeuilles en haar pragmatische aanpak maakte ze naam als ‘moeder van de recreatie’, als natuurbeschermster, als strijdster tegen luchtverontreiniging en als geduchte tegenstandster van de tomeloze uitbreidingsambities van Rotterdam, in het bijzonder van het havenbedrijf. Zo wist zij te voorkomen dat de eilanden Voorne en Putten deel werden van de industriële agglomeratie en dat er op het eiland Overflakkee een nieuwe stad zou verrijzen: Deltastad. De felste debatten over het welzijn van de Rotterdammers voerde zij uitgerekend met burgemeester Wim Thomassen, partijgenoot en ook oud-AJC’er. ‘Stien, wanneer hou jij eens op?’ verzuchtte hij eens (Krediet, 2019).

Tot 1970 – dus bijna 25 jaar – zat De Ruyter-de Zeeuw onafgebroken en als enige vrouw in het College van Gedeputeerden. Na haar afscheid van Provinciale Staten liet zij dagblad Trouw weten de eigentijdse democratische en feministische bewegingen van harte te ondersteunen: ‘als ik weer 18 was, liep ik vooraan bij de Dolle Mina’s.’ Kort na haar terugtreden publiceerde ze een boekje over de stichter van de Rotterdamse sociaaldemocratie, Hendrik Spiekman (1971).

De Ruyter-de Zeeuw bleef tot 1978 voorzitster van de landelijke Adviesraad Ruimtelijke Ordening. Bij haar afscheid van deze raad liet de feestredenaar, oud-minister Hans Gruijters, weten dat zij haar werk altijd ‘als een man in een mannenmaatschappij’ had geklaard. De Ruyter-de Zeeuw vond dat geen compliment, liet zij in een interview aan het Algemeen Dagblad weten. Wel was zij bijzonder verheugd met haar benoeming tot commandeur in de Orde van Oranje-Nassau.

Hoewel ze bij haar huwelijk had opgegeven geen lid van een kerkgenootschap te zijn, werd De Ruyter-de Zeeuw na de oorlog een actief lidmaat van de Nederlands-hervormde kerk. Vanaf 1959 zat ze in de Generale Synode. In haar rol van kerkbestuurder keerde zij zich in de jaren zestig tegen de politisering van de theologie, die haars inziens tot partijvorming en mogelijk zelfs kerkscheuring zou leiden. In de jaren zeventig en tachtig was De Ruyter-de Zeeuw ouderling van de hervormde gemeente in Schiebroek, waar ze na de oorlog met haar gezin aan de Ribeslaan (nr. 35) was gaan wonen.

Laatste jaren en dood

In 1987 publiceerde Stien de Ruyter-de Zeeuw een boek over de eerste ‘rode wethouders’ van Rotterdam: haar vader Arie de Zeeuw en diens tijdgenoot Arie Heijkoop (1987). Drie jaar later volgde de publicatie van een lemma over haar vader in het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging.

Stien De Ruyter-de Zeeuw, vanaf 1977 weduwe, bleef tot haar dood aan de Ribeslaan wonen. Ze stierf op 5 december 1995, 88 jaar oud, ten huize van haar jongste dochter in IJlst. Op 9 december werd zij gecremeerd in crematorium Hofwijk te Rotterdam-Overschie.

Publicaties

  • ‘De huisvrouw en het recht’, P.J. Sarels van Rijn red., Ik kan huishouden (Leiden 1954) 276-295.
  • Hendrik Spiekman. De grondvester van de Rotterdamse sociaal-democratie, 13 februari 1874-18 november 1917 (Rotterdam 1971).
  • ‘”Vastberaden, diep overtuigd van ons gelijk”, De Onafhankelijke Socialistische Partij 1932-1935’, in: B.W. Schaper e.a., Het verbleekte ideaal. De Linkse kritiek op de sociaal-democratie in Nederland (Amsterdam 1982) 59-67.
  • De eerste rode wethouders van Rotterdam (Rotterdam 1987).
  • ‘Arie Bastiaan de Zeeuw’, BWSA 4 (1990) 231-234.

Literatuur

  • ‘Op het nippertje in de Staten, nu bijna 16 jaar gedeputeerde’, Het Vrije Volk, 24-3-1962.
  • ‘Mevrouw C.A. de Ruyter-de Zeeuw: “Welvaart zonder welzijn eigenlijk onaanvaardbaar”’, Het Vrije Volk, 5-3-1966.
  • Rudie van Meurs, ‘Emoties door te weinig openheid’, Trouw, 4-6-1970.
  • ‘Als vrouw moet je goed zijn’, Algemeen Dagblad, 3-1-1978.
  • D. Linders, ‘Mr. Chr. A. de Ruyter-de Zeeuw, Rotterdam 22 augustus 1907 - IJlst 5 december 1995. Onafhankelijk, sociaaldemocraat’, Rotterdams Jaarboekje, 10de reeks 4 (1996) 146-153.
  • Roel Pots en Nico Randeraad, Behoedzaam bestuur. Twee eeuwen provincie Zuid-Holland (Leiden 2014) 167.
  • Katja Krediet, ‘Krottenwijken, ‘leesclubjes’ en fabriekspijpen. De levens van Stien de Ruyter-de Zeeuw en Liesbeth Ribbius Peletier’, Holland 51 (2019) 68-78.

Illustratie

Foto door Arjen Stada, 1989, Collectie IISG.

 

Auteur: Frits Rovers

 

 

 

laatst gewijzigd: 03/11/2022

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.