Dik, Afine Kornélie (1912-1990)

 
English | Nederlands

DIK, Afine Kornélie, vooral bekend als Phiny Dick (geb. Rotterdam 14-9-1912 – gest. Greystones, Ierland 7-8-1990), illustratrice en kinderboekenschrijfster. Dochter van Kornelis Egbert Dik (1883-1952), zeekapitein, en Afina Hazewinkel (1886-1963). Phiny Dik trouwde op 31-5-1935 in Rotterdam met Marten Toonder (1912-2005), stripauteur. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren. Het echtpaar adopteerde 2 dochters.

Phiny Dik groeide op als enig kind in Rotterdam. Haar vader was gezagvoerder bij de rederij Van Nievelt, Goudriaan & Co Stoomvaart Maatschappij (Nigoco). Beroepshalve was hij veel van huis. Phiny droomde vaak weg bij prentenboeken, zoals de door Gustave Doré geïllustreerde Moeder de gans van Perrault. In 1926 kwam de familie Toonder naast hen wonen aan het Burgemeester Meineszplein. Zo leerde ze de broers Marten en Jan Gerhard kennen. In haar tienerjaren ging Phiny met Marten regelmatig uit dansen, en namens de meisjes van de mms zat ze in het bestuur van de leerlingenvereniging waarvan Marten – een hbs-er – voorzitter was. Beiden hielden erg van tekenen en zo bloeide er een romance op.

Dik wordt Dick

Op school was Phiny weinig gemotiveerd. Toen zij in het derde jaar van de mms bleef zitten, stapte ze over naar een opleiding tot apothekersassistente. Na voltooiing van deze opleiding begon zij als leerling-verpleegster in het Coolsingelziekenhuis, maar vanwege een ontstoken hartspier kon ze deze opleiding niet afmaken. In 1931 volgde ze een schriftelijke tekencursus van de Britse illustrator Percy Bradshaw. Twee jaar later begon ze Marten Toonder te helpen door zijn strips te inkten. In 1935 trouwden ze. Vanwege Martens werk bij de Nederlandsche Rotogravure Maatschappij in Leiden gingen ze wonen aan de Leidse Warmonderweg (nr. 19).

Toen bleek dat Martens inkomen onvoldoende was, begon Phiny zich steeds meer toe te leggen op tekenen en schilderen. In deze tijd veranderde ze haar achternaam in Dick, omdat uitgever Van Goor de naam Dick ‘artistieker’ vond. Ze kwam in contact met Eterman, pseudoniem van de Haagse beeldhouwer Joannes Diekmann, die haar hielp bij het onder de knie krijgen van diverse schildertechnieken. Onder zijn invloed en die van zwager Jan Gerhard raakte ze ook geïnteresseerd in astrologie. In 1936 werd de eerste zoon van Marten en Phiny geboren: Eiso (1936-2014).

Miezelientje en Tom Poes

In de eerste jaren van hun huwelijk werkten Phiny en Marten intensief samen. Soms deed Jan Gerhard ook mee. Het drietal maakte bijvoorbeeld gezamenlijk Thijs IJs, een strip die van 1934 tot 1938 dagelijks verscheen in onder andere Het Nieuwsblad van het Noorden. De teksten werden geschreven door Jan Gerhard, Marten tekende en Phiny inktte de tekeningen. Ook ontstond in deze jaren het idee van Dick om een verhaal over een poes te schrijven: Miezelientje. Zowel Marten als Phiny maakten schetsen voor deze figuur, maar het werd een project van Phiny: in 1939 kwam het door haar geschreven en geïllustreerde kinderboek Miezelientje en de Prinses Roosmarijn uit bij uitgeverij Van Goor Zonen in Den Haag.

Terwijl Toonder thuis aan het werk was, reisde Dick met regelmaat naar Amsterdam. Ze bezocht krantenredacties om opdrachten voor haarzelf of haar echtgenoot binnen te halen of werk te verkopen. Vergeefs klopte ze aan bij De Telegraaf. Pas toen de oorlog was uitgebroken, kreeg Toonder werk bij dit dagblad en verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar het op verschillende adressen (Frederiksplein, Keizersgracht, Nieuwezijds Voorburgwal) woonde en werkte. De redactie van De Telegraaf had interesse in ‘de broer van Miezelientje’, die de naam Tom Poes zou krijgen – Phiny bedacht die naam na een bezoek aan een patisserie. Dick verzorgde de tekst bij de eerste twee avonturen van Tom Poes. Later schreef Toonder de verhalen zelf.

Teken- en schrijfwerk

Als lid van het gelijkschakelde Verbond van Nederlandsche Journalisten werd Marten Toonder op 21 april 1942 ingeschreven bij de Kultuurkamer, en de dag erna liet ook Phiny Dick zich registreren. In die beginjaren hielden ze de oorlog zoveel mogelijk buiten de deur omdat werk voorging. Een jaar later was Dick opnieuw zwanger. De geboorte van haar tweede zoon Onno Marten, in januari 1944, verliep moeizaam. Zo hield zij er trombose in het been aan over en mocht ze zich nauwelijks druk maken of bewegen. Het herstel duurde maanden. Later zei ze dat de bevalling haar tweede bijna-dood-ervaring was geweest; de eerste had ze gehad met haar ontstoken hartspier, maar nu was ze nog verder weg geweest.

Eenmaal hersteld werkte Dick aan een nieuw kinderboek, Schuimpje en Zigzag. Het verhaal was geïnspireerd op de term ‘onderduiken’: het speelde zich onder water af. Uitgeverij Van Goor Zonen wees het af omdat er een zeemeermin zonder kleding in voorkwam. Dick weigerde er iets aan te veranderen en het boek is nooit gepubliceerd. Ze was in deze tijd depressief: ze had een moeilijke bevalling achter de rug, er was een inval geweest van de SD waarbij deze had gedreigd haar baby iets aan te doen, een oud-collega was opgepakt, er was groot gebrek en ze werd jarenlang buiten de zaak gehouden die haar man in de oorlogsjaren dreef. Na de bevrijding kon ze zich hieruit losmaken dankzij nieuwe opdrachten: voor uitgeverij Van Goor Zonen in Den Haag kon ze aan het werk met Miezelientje en Wol de Beer (1948), een nieuw deel in de serie Miezelientjesboeken (Hazeu, 151 en 158). Hierna kon ze zich naar eigen zeggen niet langer bezighouden met de ‘onschuldige wereld van het kind’. Ze bleef nog wel strips maken voor de krant, zoals Olle Kapoen in het Algemeen Handelsblad. Dicks verhalen over dit wortelmannetje, gebaseerd op wandelingen met haar man in het Baarnse bos, verschenen in vertaling ook in Zweden en Duitsland.

Naast het tekenen van haar strips en kinderboeken heeft Phiny Dick ook portretten gemaakt. Ze maakte eerst vooral pastels, maar gebruikte later ook andere technieken. Ze genoot ervan om mensen te leren kennen tijdens het portretschilderen, maar uiteindelijk gaf het haar toch niet genoeg voldoening. Ook heeft ze pastels gemaakt voor het boek De dag na Bethlehem van haar zwager Jan Gerhard Toonder. Een tijdlang legde ze zich toe op het vervaardigen van wandkleden, waarvan er geen enkele bewaard is gebleven. De stijl van die appliqué wandkleden zouden Toonders tekenfilms Hugo (1952) en Moonglow (1954) hebben beïnvloed (NRC, 10-8-1990).

Het besluit (1956) van president Soekarno van Indonesië om alle staatloze burgers (onder wie veel kinderen) het land uit te zetten, greep Dick enorm aan. Met Toonder zocht zij daarom contact met een katholiek jeugdhuis. De zusters probeerden gastouders te vinden voor wezen en vondelingen die slachtoffer van deze nieuwe wet werden. In de jaren 1957-1958 adopteerde het echtpaar twee meisjes via dit jeugdhuis.

In 1962 verhuisde Dick met Toonder naar Greystones, Ierland. Daar heeft ze vooral veel geschilderd. Haar zoon Eiso schreef over zijn moeder in deze periode: ‘De bomen in haar schilderijen kregen steeds minder bladeren – en in haar meest recente werk zien ze er kaal en winters uit. […] De Phiny die eens zo mooi en liefdevol kon schrijven over de vrije natuur, was verdwenen’ (Eiso Toonder, 22). Ze hield zich vooral nog bezig met het vervaardigen van olieverfschilderijen en aquarellen volgens Chinese technieken. Op 7 augustus 1990 overleed Phiny Dick in Ierland, na een korte coma.

Waardering

De kinderboeken die Phiny Dick verzorgde, werden goed ontvangen. Het eerste Miezelientje boek beleefde verschillende drukken en er werd werk van haar vertaald. Ze haalde veel inspiratie uit sprookjesachtige natuurtaferelen en de mystiek. Conflictloze harmonie was een terugkerend thema in haar werk. Gedurende haar leven heeft Dick enkele exposities gehad, onder andere in het Singer Museum te Laren. Haar eerste solotentoonstelling vond in 1985 plaats in Galerie Brink 7 te Yde. In het Toonderjaar 2012 publiceerde Eiso Toonder een portret over zijn moeder. Datzelfde jaar was er een expositie in het Museum Meermanno over Dick als kinderboekenschrijfster.

Naslagwerken

RKD.

Archivalia

Letterkundig Museum, Den Haag: Brieven van en aan Phiny Dik.

Publicaties

Bibliografie van Phiny Dick in Eiso Toonder, Portret van Phiny Dik.

Literatuur

  • Joost van de Weijer, Marten Toonder, tekenaar in oorlogstijd (Amsterdam 1994).
  • Marten Toonder, Autobiografie (Amsterdam 1998).
  • Saskia de Bodt en Jeroen Kapelle, Prentenboeken. Ideologie en Illustratie 1890-1950. (Amsterdam 2003) 234.
  • G.M.F. Brok, ‘Miezelientje, Olle Kapoen en andere titels van Phiny Dick’, Boekenpost 11 (2003) 10-11.
  • Wim Hazeu, Marten Toonder. Biografie (Amsterdam 2012).
  • Eiso Toonder, Portret van Phiny Dik. Illustratrice en schrijfster naast Marten Toonder (Zwolle 2012). 

Illustraties

  • Phiny Dick, door onbekende fotograaf, 1942 (Collectie Toondercompagnie).

  • Omslag van Pijper, het bosmannetje, ca. 1940 (Museum Meermanno, Den Haag | Huis van het boek, Archief van Goor VG 202 A).

 

Auteur: Jeltje Zijlstra

 

laatst gewijzigd: 09/05/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.