Duyvis, Debora Geertruida (1886-1974)

 
English | Nederlands

DUYVIS, Debora Geertruida (geb. Amsterdam 17-2-1886 – gest. Amsterdam 29-10-1974), grafisch kunstenares en illustratrice. Dochter van Jacob Duyvis (1854-1943), ondernemer, en Eva Loos (1856-1924). Debora Duyvis had vanaf ongeveer 1926 tot aan zijn dood een relatie met Richard Nicolaus Roland Holst (1868-1938), beeldend kunstenaar.

Debora Duyvis was de oudste dochter in een gezin van vier. Met haar broers Jan (1884-1979) en Hugo Jacob (1890-1962) en haar zusje Johanna (1892-1974) groeide ze op in een gegoed Amsterdams milieu. Haar moeder was doopsgezind, haar vader was een welgestelde, Nederlands-hervormde ondernemer in koffie en aanverwante producten. De kinderen werden als Nederlands-hervormd geregistreerd.

Na de lagere school werden Debora en Johanna naar kostscholen in België, Duitsland en Engeland gestuurd, als voorbereiding op een deftig huisvrouwenbestaan. Debora ambieerde echter een artistieke loopbaan, vond een atelier aan de Herengracht en gaf zich op aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar ze in 1911 – inmiddels 25 jaar – werd toegelaten. Op de academie genoot zij een gedegen opleiding in de grafische kunsten onder leiding van professor Johannes Aarts. Zij beoefende verschillende grafische technieken, maar specialiseerde zich in de lijngravure, een moeilijke en kostbare diepdrukvorm waarin het beeld met een burijn in een koperplaat wordt uitgestoken. Na haar afstuderen kreeg ze van 1916 tot 1918 een zogeheten loge op de Rijksacademie en mocht ze zich zonder daarvoor lesgeld te betalen verder bekwamen in het graveren met de burijn. Dat deed ze bij de toenmalige directeur van de Rijksacademie, Antoon Derkinderen, met wie zij een goede band had en die haar zeer stimuleerde.

Burijngraveerster

Debora Duyvis maakte aanvankelijk vooral portretten in verschillende grafische technieken, maar ze was niet tevreden over haar werk en vertrok in 1921 voor acht maanden naar Italië. Dat bracht haar niet wat ze zocht en ze ging het jaar erop naar Parijs. Na de dood van haar moeder in 1924 keerde ze terug naar haar vader in Amsterdam, maar gerustgesteld over zijn situatie pakte ze haar reizende kunstenaarsbestaan weer op en trok naar Corsica, Mallorca, Ibiza, Venetië en andere steden in Noord-Italië, alsook naar Bretagne. Ook werkte ze in Veere en Middelburg. Op haar reizen deed ze de inspiratie op die ze zocht en tekende ze wat ze zag. Ze verwerkte haar tekeningen van lokale klederdrachten, berglandschappen en havengezichten tot grafiek waarin ze levendige voorstellingen creëerde door met het perspectief te schuiven en de voorstellingen te stapelen.

In de loop van de jaren dertig ontplooide Duyvis zich volledig als kunstenares. In 1931 had zij haar eerste solotentoonstelling bij kunsthandel Santee Landweer in Amsterdam en na een lovend artikel van kunstcriticus Bram Hammacher in Elsevier’s Maandschrift (1933) was haar reputatie als burijngraveerster voorgoed gevestigd. Kunsthandel J.H. de Bois exposeerde haar werk in Haarlem en Den Haag en ook in het buitenland. In 1933 werd ze gevraagd om haar leermeester Aarts op te volgen als docent op de Rijksacademie. Hoewel het een eervol verzoek was, deed ze het niet; ze wilde haar vrije kunstenaarschap niet opgeven. In hetzelfde jaar trad ze wel toe tot de jury van de Prix de Rome voor de grafische vakken – ook in 1937 en 1941 was ze jurylid. Vanaf 1935 was Debora Duyvis lid van de Vereeniging tot Bevordering van de Grafische Kunst (De Grafische) en exposeerde ze met deze vereniging. Na de dood van haar geliefde Rik Roland Holst in 1938 regelde zij met Bram Hammacher en glasschilder Willem Bogtman diens nalatenschap. De afhandeling daarvan zou tot 1962 duren.

Principekwesties

Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam Debora Duyvis principieel stelling tegen de bezetter en meldde zich niet aan bij de Kultuurkamer. Toen Museum Boijmans Van Beuningen in 1942 zes van haar prenten exposeerde, liet ze die weghalen. Toch zat ze in de oorlogsjaren niet zonder klandizie; grote bewerkelijke prenten maakte ze niet, maar wel veel toegepaste grafiek zoals ex librissen en nieuwjaarswensen, die ze altijd van een boodschap voor een betere toekomst voorzag.

In 1945 was Duyvis betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars. Ook blies zij de Grafische nieuw leven in. Toen in 1947 de Nederlandse Kring van Grafici en Tekenaars (De Kring) werd opgericht, een onderafdeling van de Federatie, en deze zou gaan fuseren met de Grafische, was Duyvis daar fel op tegen, onder andere omdat de leden van De Kring zonder ballotage zouden worden toegelaten tot ‘haar’ Grafische. Daarmee zou volgens haar de hoge artistieke en technische kwaliteit in gevaar komen. In 1950 was de fusie, ondanks Duyvis' verzet en tot haar grote teleurstelling, een feit.

De strijd om de fusie luidde het einde in van de artistieke loopbaan van Debora Duyvis: ze was haar motivatie kwijt. Ze exposeerde nog eens op een internationale tentoonstelling en maakte nog een paar gravures, maar na haar vertrek in 1961 uit haar atelier aan de Herengracht werkte ze eigenlijk niet meer.

Debora Duyvis overleed in oktober 1974, 88 jaar oud, in Amsterdam.

Betekenis

Debora Duyvis maakte behalve vrij werk vooral toegepaste grafiek, zoals boekomslagen, ex librissen en gelegenheidsprenten. Zij blonk uit in de moeilijke techniek van de burijngravure en werd daar in haar eigen tijd veel om geprezen. Zij was een zelfstandige vrouw, met een eigen mening, die wars van alle naoorlogse ontwikkelingen in de kunst het handwerk van het graveren op het hoogste niveau bleef beoefenen. Daarmee leverde zij een persoonlijke en veelzijdige bijdrage aan de Nederlandse kunstgeschiedenis. Diverse instellingen in Nederland bezitten werk van haar, waaronder het prentenkabinet van het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Naslagwerken

Groot; Jacobs; Jacobs (2000); Saur; Scheen (1969); Waller.

Archivalia

  • Stadsarchief, Amsterdam: Archiefkaart 1939-1994; Bevolkingsregister 1874-1893.
  • R.A. Aardse, Warmond: Collectie Nederlandse boekbanden en grafiek.
  • Collectie erven D.G. Duyvis, Maarssen.
  • RKD, Den Haag: PDO.

Werk

Werk van Debora Duyvis is onder meer te vinden in: Amsterdam, Rijksmuseum, Rijksprentenkabinet; Laren, Singer Museum; Rijksuniversiteit Leiden, Prentenkabinet; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Literatuur

  • A.M. Hammacher, ‘De graveerkunst van Debora Duyvis’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 85 (1933) 15-22.
  • Kasper Niehaus, Levende Nederlandsche Kunst (Amsterdam z.j. [1942]) 147-148.
  • Johan Schwencke, Het rijk der grafische kunst (Amsterdam/Antwerpen 1951).
  • Michiel Kersten, ‘Debora Duyvis (1886-1974)’, in: Ed de Heer red., De Nederlandse kopergravure (1900-1975) (Den Haag 1989) 96-99.
  • Jaap Versteegh, ‘“Mejuffrouw” Duyvis, wel te verstaan. De geheime liefde tussen Richard Roland Holst en Debora G. Duyvis’, De Parelduiker 17 (2012) nr. 5, 37-55.
  • Jaap Versteegh, ‘Geen fusie, maar invasie! Debora Duyvis en de strijd tussen de beroepsverenigingen van grafische kunstenaars 1945-1950’, De Boekenwereld 29 (2013) nr. 3, 38-45.
  • [Jaap Versteegh], Leven in lijnen. Debora Duyvis. Grafica 1886-1974 (z.p. [Maarssen] z.j. [2014]).
  • Fransje Kuyvenhoven, ‘Debora Duyvis, De vissershaven van Concarneau, 1930, kopergravure’, Dossier: Kunstwerk van de maand, 1-3-2017 [website Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; URL https://cultureelerfgoed.nl/dossiers/kunstwerk-van-de-maand/objecten/debora-duyvis-de-vissershaven-van-concarneau-1930; geraadpleegd 14-7-2017].

Website

Debora G. Duyvis. Grafica [URL http://deboragduyvis.nl/; geraadpleegd 14-7-2017].

Illustratie

Debora Duyvis, Zelfportret met hoed, ca. 1919, Maarssen (Collectie erven D.G. Duyvis).

Auteur: Fransje Kuyvenhoven, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (met dank aan Thila Duyvis en Cor Mulders)

laatst gewijzigd: 18/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.