Boetzelaer, Elburg van (den) (ca. 1506-1568)

 
English | Nederlands

BOETZELAER, Elburg van (den), vooral bekend als Elburg van Langerak (geb. ca. 1506 – begr. Rijnsburg 12-3-1568), abdis. Dochter van Rutger V van (den) Boetzelaer-Langerak (ca. 1472-1545) en Berta van Arkel-Heukelom (gest. 1558).

Elburg was het vijfde kind van de in 1499 gehuwde Rutger van Boetzelaer en Berta van Arkel, en zal dus na 1505 zijn geboren. Ze werd met naam en toenaam vernoemd naar haar overgrootmoeder Elburg van Langerak. Vermoedelijk is Elburg omstreeks haar tiende jaar door haar ouders in het klooster gedaan, en als kloosterlinge heeft zij de kerkelijke veranderingen van haar tijd van nabij meegemaakt. Haar broer Wessel van Boetzelaer (gest. 1575) is in 1568 veroordeeld voor zijn aandeel in de Beeldenstorm en ook Wessels dochter Catharina van Boetzelaer is protestants geworden. Alle andere broers en zusters van Elburg zijn de katholieke kerk trouw gebleven. De ouders van Elburg van Langerak, zoals zij vanaf 1515-1516 in de rekeningen van de benedictijner adellijke vrouwenabdij Rijnsburg heet, testeerden in 1545. Van hun twaalf kinderen werden er toen acht vermeld, waaronder drie geestelijken.

Loopbaan

De naam van Elburg van Boetzelaer (of Langerak) komt veelvuldig voor in de stukken van de abdij van Rijnsburg. In 1535 stemde zij als non mee over de keuze van een nieuwe abdis. Het volgende jaar ondertekende zij een verzoek van de abdij aan keizer Karel V om Rijnsburg tot een college van kanunnikessen te verheffen. Zo’n statuut liet onder meer toe dat de kloosterlingen er privébezit op na konden houden. In 1549 werd Van Boetzelaer bevorderd van subpriores tot eerste priores. Na de dood van abdis Maria van Tautenburg in december 1552 liet landvoogdes Maria van Hongarije de situatie in de abdij onderzoeken. Daarbij konden tevens kandidaten voor de opvolging van de abdis worden genoemd. Er kwamen verschillende misstanden aan het licht: onder priores Elburg waren frivole uitstapjes schering en inslag geweest. Ze zou aanwezig zijn geweest bij nachtelijke danspartijen in de privévertrekken van de abdis. Aan deze en andere ‘ijdelheden’ maakte de landvoogdes in 1553 een einde.

In datzelfde jaar werd Elburg van Boetzelaer door de kanunnikessen als nieuwe abdis voorgedragen. Hoewel zij zelf voor een andere kandidate had gestemd en de pastoor van Rijnsburg en de rentmeester van de abdij haar tegenover de onderzoekers voorstelden als bestuurlijk en religieus onbekwaam, bekrachtigde Karel V haar benoeming (Hüffer 1951,  regesten 1252-1259). Een omvangrijke hofhouding als die van haar voorgangster werd de nieuwe abdis echter ontzegd. Ook diende zij de abt van een ander benedictijner klooster als spiritueel raadsman aan te nemen. Een en ander paste binnen het keizerlijk beleid van zuivering en disciplinering van de katholieke kerk.

Op 10 oktober 1553 legde Elburg van Boetzelaer de eed af. Kort daarop ontsloeg zij de schout van Rijnsburg en ontbond zij twee door haar voorgangster onrechtmatig afgesloten erfpachtcontracten. Een nieuwe rentmeester hielp haar de overige pachtopbrengsten op peil te brengen. Daaruit werd de renovatie van de abdij bekostigd. Uit eigen middelen verhoogde de abdis in 1553 en 1561 de presentiegelden voor het koorgebed. In 1557 toonde zij zich van haar meest barmhartige kant toen een mislukte oogst tot hongersnood leidde. Duizenden slachtoffers kregen brood bij de kloosterpoort.

In 1561 kreeg Elburg van Boetzelaer van de nieuwe bisschop van Haarlem toestemming om haar appartement te laten verbouwen en verfraaien. Op 9 maart 1568 overleed zij. Drie dagen later werd zij in de abdijkerk bijgezet als ‘vrouwe Elburg van den Boetzelaer genaamd Van Langerak, abdis van Rijnsburg’. Van haar zerk is een tekening bewaard van de hand van de Utrechtse oudheidkundige Arnoldus Buchelius (1565-1641).

Reputatie

Elburg van Boetzelaer is vooral bekend als schenkster van glasraam 5 in de Goudse St.-Janskerk: ‘De koningin van Sjeba bezoekt Salomo’. In 1561 liet zij glazenier Wouter Crabeth hierop haar portret afbeelden met haar beschermheilige Gabriël en de wapens van haarzelf, haar ouders, grootouders, over- en betovergrootouders. Het raam diende ter nagedachtenis van haarzelf en haar familie. De schenkster knielt in met bont afgezet habijt en met een abtsstaf en een lelie in haar handen voor een bidstoel. Haar motto: ‘Ik vertrouw op God’, inspireerde Nicolaas Beets omstreeks 1850 tot de regels: ‘Maakt Elburg van den Boetzelaer/ De woorden van haar zinspreuk waar,/ […] De geur van haar barmhartigheid/ Wordt door gans Holland uitgebreid’. De predikant Beets, bevriend met de Boetzelaers, was al jong gefascineerd door de oude adel. Met het gedicht ‘Ik betrou in God’ verhief hij Elburg van Boetzelaer als het ware tot adelsheilige: ‘een heilige die […] een adellijke familie […] in zijn of haar heiligheid liet delen’ (Carasso-Kok, 51). Het gedicht verscheen in 1851 in Schotels geschiedenis van Rijnsburg. Schotel roemde daarin Elburgs liefdadigheid en haar optreden als mecenas (Schotel, 202-204). Zijn bewering dat zij in 1561 als abdis de oprichting van de rederijkerskamer De Roode Angieren zou hebben goedgekeurd, houdt echter geen stand. Wel speelde dit Rijnsburger gezelschap in 1561 op kosten van de abdis in Rotterdam – en zelfs in de abdij zelf (Van Dixhoorn).

In de twintigste eeuw kreeg het beeld van abdis Elburg andere accenten. De historica Maria Hüffer kenschetste haar als ‘een wereldlijk vorstin’ en ‘onafhankelijk gebiedster’, zij het ‘met de beminnelijke gratie van een fijnzinnige vrouw der Renaissance’ die zich voortvarend inzette voor het beëindigen van misstanden (Hüffer 1922, 235-236). De auteurs van de Van (den) Boetzelaer-genealogie (1969) merken op dat zij bij haar bouwprojecten de grenzen van het landsheerlijke beleid opzocht (Des Tombe en Van Boetzelaer, 167). Geen van deze onderzoekers twijfelt overigens aan haar katholieke overtuiging.

Zulke twijfel spreekt wel uit Decaveles studie over de Boetzelaers tijdens de Beeldenstorm van 1566. Als abdis zou Elburg van Boetzelaer de heiligenbeelden uit de abdijkerk hebben laten wegnemen om er calvinistische preken te laten houden (Decavele, 162). Van Nierop vond echter in een vonnis van de Raad van Beroerten vermeld dat ze onder gewelddadige bedreiging van de beeldenstormers de poorten voor hen zou hebben geopend (Van Nierop, 164). Of zij wellicht zelf als getuige voor de Raad is opgetreden en daarom is ontzien, is uit dit vonnis niet af te leiden.

In de beeldvorming over Elburg van Boetzelaer blijft haar houding tegenover de kloosterhervorming en de protestantse hervorming onduidelijk. Heeft zij misschien willens en wetens aan deze onduidelijkheid bijgedragen? In het tumult van haar tijd moest zij als abdis schipperen tussen de belangen van een kloostergemeenschap die een rijk rooms leven nastreefde en een overheid die niet alleen hard optrad tegen protestanten – onder wie haar broer – , maar ook een veel strenger katholicisme voorstond dan de vrouwen in Rijnsburg. Elburg van Boetzelaer heeft in deze kwesties een officieel standpunt ingenomen. Haar eigen middenweg: netwerken enerzijds en gedogen anderzijds, vormde de sleutel tot haar overleving.

Naslagwerken

NNBW.

Archivalia

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • G.D.I. Schotel, De abdy van Rijnsburg (Den Bosch 1851).
  • M. Hüffer, De adellijke vrouwenabdij van Rijnsburg 1133-1574 (Nijmegen/Utrecht 1922).
  • Bronnen voor de geschiedenis der abdij Rijnsburg, M. Hüffer ed. (Den Haag 1951).
  • J.W. des Tombe en C.W.L. van Boetzelaer, Het geslacht Van den Boetzelaer (Assen 1969).
  • K. Thomassen, ‘Elburg van den Boetselaer: een gedicht van Nicolaas Beets’, Jaarboekje Genootschap Oud Rijnsburg 1980 (1981) 18-26.
  • H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten (Amsterdam 1984).
  • M. Carasso-Kok, ‘Cunera van Rhenen tussen legende en werkelijkheid’, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 4 (2001) 28-65.
  • J. Decavele, ‘Catharina van Boetzelaer, kasteelvrouwe van Aalter. Protestantisme volgens adellijk recept’, in: Idem, De eerste protestanten in de Lage Landen (Zwolle/Leuven 2004) 159-171.
  • A. van Dixhoorn, Repertorium van rederijkerskamers in de Noordelijke Nederlanden 1400-1650, www.dbnl.org/tekst/dixh002repe01_01 (2005).
  • C. Staal, De heilige kleerkast. Kleding van de geestelijken op de Goudse Glazen (CD-ROM, Gouda 2007).
Illustratie

Voorstudie voor het portret van abdis Elburg van Boetzelaer, waarvoor zij vermoedelijk in 1559 te Rijnsburg poseerde, door Wouter Crabeth (Archief der Hervormde Gemeente, Gouda).

Auteur: Kees Kuiken

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 101

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.