Emma Wilhelmine Therese van Waldeck-Pyrmont (1858-1934)

 
English | Nederlands

EMMA Adelheid Emma Wilhelmine Therese prinses van Waldeck-Pyrmont (geb. Arolsen, Duitsland 2-8-1858 – gest. Den Haag 20-3-1934), door haar huwelijk koningin der Nederlanden en vanaf 1890 regentes. Dochter van Georg Victor vorst van Waldeck-Pyrmont (1831-1893), en Helene Wilhelmine Henriette Pauline Marianne prinses van Nassau-Weilburg (1831-1888). Emma trouwde op 7-1-1879 in Arolsen met Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg en prins van Oranje-Nassau (1817-1890), sinds 1849 koning Willem III. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Emma was zowel via haar vader als moeder verwant aan de Nassaus. Ze groeide op in een gezin van acht kinderen -- ze had vijf zusters en twee broers. Onder toezicht van haar moeder ontving ze huisonderwijs. De strenge, veelzijdige opvoeding bracht haar plichtsbesef en zelfdiscipline bij, terwijl de kleine hofhouding van haar ouders tegelijk relatief gemoedelijke omgangsvormen kende. Door het liefdadigheidswerk van haar omgeving kreeg Emma belangstelling voor maatschappelijk werk en door de tuberculose van haar oudste zuster raakte ze geïnteresseerd in de moderne ziekenverpleging.

Op haar twintigste werd de innemende, tactvolle en nuchtere Emma door de Nederlandse koning Willem III – een 61-jarige weduwnaar – ten huwelijk gevraagd toen hij een bezoek bracht aan Pyrmont. Uit dynastieke overwegingen stapten de partijen heen over het standsverschil (haar familie was een weinig aanzienlijk Duits vorstenhuisje) en het leeftijdsverschil. In lijn van de dynastieke huwelijkspolitiek van haar ouders en een sterk, religieus getint plichtsbesef accepteerde Emma het huwelijksaanzoek. Nog tijdens de verlovingstijd werd ze onderricht in de Nederlandse taal en staatkundige verhoudingen. Na de bruiloft in januari 1879 in Bad Arolsen volgde ze haar gemaal naar Nederland.

Koningin-regentes

De eerste Nederlandse jaren van koningin Emma waren niet gemakkelijk. In het jaar van haar huwelijk overleden haar zwager Hendrik en haar stiefzoon Willem. Tot grote vreugde werd een jaar later (1880) Wilhelmina Helena Paulina Maria geboren. Toen stiefzoon Alexander in 1884 ook stierf, werd dit dochtertje van Emma kroonprinses. Het betekende dat Emma, in het geval haar man zou sterven vóór Wilhelmina’s volwassenheid, als regentes voor haar minderjarige dochter zou moeten aantreden. In deze jaren trok Willem III zich meer en meer terug uit het openbare leven, onder andere vanwege een nierkwaal. Emma trad op als toegewijde echtgenote en verpleegster.

Op 17 november 1890 stierf Willem III, en drie dagen later werd Emma beëdigd als regentes voor haar inmiddels tienjarige dochter. Daarmee was ze de eerste vrouw in het koninkrijk die deze positie bekleedde, en dat onder moeilijke omstandigheden, want Willem III had met zijn autocratische optreden veel politici en adviseurs van zich vervreemd en de banden met het Nederlandse volk niet goed onderhouden. Ze werd bijgestaan door een raad met ervaren staatslieden uit Nederland, zoals jhr. J. Röell en jhr. G.C.J. van Reenen.

Emma wist in korte tijd de verhoudingen te verbeteren. Om te beginnen huldigde ze een strikt constitutionele opvatting van haar taak als staatshoofd en zag ze erop toe dat ze boven de partijen stond. Met een grondige dossierstudie en regelmatig mondeling overleg met haar ministers won ze bovendien veel vertrouwen terug. Voor de beslissingen die zij moest nemen, liet ze zich van verschillende kanten informeren. Het gewonnen vertrouwen gebruikte ze toen ze de confrontatie zocht over enige kwesties die aan haar grondwettelijke status raakten: de positie van het Kabinet der Koningin en de bevordering van haar adjudanten. Een en ander leidde tot compromissen waarin Emma grotendeels haar zin kreeg. ‘Zij verenigt een vaste wil met zachte vormen, waaraan wij niet gewend waren’, schreef haar latere persoonlijke adjudant J.E.N. baron Sirtema van Grovestins in december 1890.

Als regentes was Emma driemaal belast met een kabinetsformatie. Al bij haar eerste kabinetsformatie in 1891 trad Emma zelfstandig op door niet de gedoodverfde formateur mr. J.P.R. Tak van Poortvliet maar de Amsterdamse burgemeester mr. G. van Tienhoven te benoemen. Haar verhouding met Tak, die in het kabinet-Van Tienhoven minister van Binnenlandse Zaken was, bleef gespannen. Na Van Tienhovens aftreden in 1894 was Tak waarnemend premier. Hij haalde haar over de Kamers te ontbinden. Nadat ze met veel reserves had ingestemd, legde Tak dit uit als onverkorte steun voor zijn standpunten. Emma vond dat Tak hiermee haar bovenpartijdige positie schond. Ze weigerde daarom toestemming voor de gebruikelijke afscheidsreceptie voor de demissionaire ministers en liet niet Tak maar jhr. mr. J. Röell een minderheidskabinet formeren. Pas nadat de nieuwe ministers haar hun programma hadden voorgelegd, was ze bereid hen te beëdigen. Bij de volgende formatie in 1897 eiste ze dat de beide liberale partijen in het nieuwe kabinet zouden komen en dat de oorlog in Atjeh werd voortgezet.

Regentes Emma besteedde als voogdes veel aandacht aan de – strenge – opvoeding van Wilhelmina en de inhoudelijke voorbereiding op het koningschap. Tussen 1891 en 1896 reisde ze in navolging van een oude traditie en als onderdeel van Wilhelmina’s opleiding met haar dochter langs alle elf provincies. Sommige bezoeken waren geïnitieerd door stedelijke of provinciale bestuurders en koningin Emma gaf doorgaans gelegenheid tot audiëntie voor alle onderdanen die zich daarvoor inschreven. Emma en Wilhelmina waren te gast bij feestelijke maaltijden van provinciale of stedelijke bestuurders en doorliepen bezichtigingsprogramma’s die door de plaatselijke bestuurders waren opgesteld. Daarbij bezochten ze tal van liefdadigheidsinstellingen, ziekenhuizen, kerken en fabrieken. De bezoeken versterkten nationalistische gevoelens in het land en dit kwam de populariteit van de Oranje-dynastie ten goede.

Koningin-moeder

Op 6 september 1898 werd de toen achttienjarige Wilhelmina als koningin ingehuldigd en trad Emma terug als regentes. Daarbij sprak ze de wens uit dat Nederland groot zou blijven in de dingen waarin een klein land groot kan zijn: een teken dat ze niet alleen het politieke spel, maar ook het opkomende nationale bewustzijn goed aanvoelde. Ze sprak en schreef bijna altijd in het Nederlands en was aanwezig bij de viering van in Nederlands-Indië behaalde militaire successen. Na de inhuldiging bleef Emma bij haar dochter wonen tot deze in 1901 trouwde met Hendrik van Mecklenburg. Ze betrok toen een paleis aan het Lange Voorhout in Den Haag, maar vergezelde als koningin-moeder haar dochter en schoonzoon nog vaak in het openbaar, steevast getooid met kanten weduwenkapje. Na de geboorte van troonopvolgster prinses Juliana in 1909 werd bepaald dat bij vroegtijdig overlijden van Wilhelmina niet Juliana’s vader het regentschap zou krijgen, maar Emma.

Emma reisde graag, ontving politici en diplomaten en steunde in gesprekken loyaal haar dochter, wier staatkundige activiteiten zij nauwgezet volgde. Zij zette zich in voor armenzorg, ziekenverpleging en tbc-bestrijding. Zo heeft ze de stichting van het eerste grote Nederlandse sanatorium voor lijders aan tuberculose financieel mogelijk gemaakt. Met haar morele steun bevorderde zij het werk van het Emmafonds en de verbetering van de ziekenverpleging. Haar grote naam als weldoenster bleek uit de stroom van brieven gericht aan haar Bureau van Weldadigheid. Stipt en kritisch werden daar de verzoeken om financiële bijstand getoetst aan de door Emma gestelde normen.

Een van Emma’s laatste grote openbare optredens was bij het zilveren regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1923, toen ze met haar dochter, schoonzoon en kleindochter een massale huldiging op het Haagse Malieveld bijwoonde. In 1927 werd Juliana meerderjarig en trad Emma terug als ‘reservekoningin’. In 1934 overleed de ‘koningin der weldadigheid’ en de ‘liefste oude dame van Europa’, zoals ze in de pers heette, op 75-jarige leeftijd aan een longontsteking. Ze is op 27 maart bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft. Haar naam leeft onder meer voort in het Emmafonds en in het Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam.

Naslagwerken

BWN; Van Ditzhuyzen.

Archivalia

  • Koninklijk Huisarchief, Den Haag.
  • Nationaal Archief, Den Haag: archief Kabinet der Koningin, Geheim Archief; Collectie-Dumonceau waarin levensherinneringen van C.H.F, graaf Dumonceau; Collectie-J. Röell met kort dagregister crisis 1894; Collectie-Weitzel waarin gedenkschriften van generaal-majoor A.W.P. Weitzel.
  • Universiteitsbibliotheek, Amsterdam: Collectie-Pierson met dagboek N.G. Pierson.

Literatuur

  • E. Gerdes, Onze aanstaande Koningin. Een woord tot ons volk (Nijmegen 1878).
  • Officieel Gedenkboek van de feestelijke ontvangst en de inhuldiging van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina Helena Pauline Maria binnen Amsterdam in 1898 (Amsterdam 1898).
  • G.L. Kepper, Het regentschap van koningin Emma (Den Haag 1898).
  • Johanna W.A. Naber en L. de Neve, De vorstinnen van het Huis van Oranje-Nassau (Haarlem 1898).
  • De Koningin-Moeder 1897-1929. Gedenkboek ter herinnering aan den zeventigsten verjaardag… (Leiden 1928).
  • W. van Itallie-Van Embden, ‘Op audiëntie bij H.M. de Koningin-Moeder’,  Nieuwe Rotterdamsche Courant (86) 9 januari 1929.
  • D. Hans, Koningin Emma (Leiden 1934).
  • A.W.J. Mulder, ‘Emma van Waldeck-Pyrmont, 1858-1934’, in: E. van Beusekom e.a., Moeders uit ons Vorstenhuis (Amsterdam 1938) 261-272.
  • Marijke de Nes, Koningin Emma (Hoorn z.j. (1951)
  • Wilhelmina, Eenzaam maar niet alleen (Amsterdam 1959).
  • C. Smit red., Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1848-1919. Derde periode 1899-1903 2-3, 6 (Den Haag 1957-1968).
  • J. Woltring red., Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1848-1919. Tweede periode 1871-1898 2-6 (Den Haag 1965-1972).
  • J. van Doorn, Willem III, Emma en Sophie: geluk en ongeluk in het huis van Oranje (Zaltbommel 1977).
  • G. Taal, Liberalen en radicalen in Nederland, 1872-1901 (Den Haag 1980).
  • M.E. Verburg, ‘De laatste ziekte van koning Willem III en de waarneming van het koninklijk gezag’, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 56 (1988) 185-198.
  • M.E. Verburg, Koningin Emma, regentes van het Koninkrijk (Baarn 1989).
  • A.W. Vliegenthart e.a., Wij zijn er nog: het regentschap van Koningin Emma… (Apeldoorn 1989) [tentoonstellingscatalogus Paleis Het Loo].
  • C.A. Tamse red., Koningin Emma: opstellen over haar regentschap en voogdij (Baarn 1990).
  • A. Herenius-Kamstra, Vier vorstinnen: kroniek van een eeuw (Ede 1990).
  • A.P.J. van Osta red., Drie vorstinnen. Brieven van Emma, Wilhelmina en Juliana (Amsterdam 1995).
  • C. Fasseur, Wilhelmina, de jonge koningin (Amsterdam 1998).
  • E. van Heuven-van Nes, Emma, Koningin der Nederlanden: Prinzessin zu Waldeck und Pyrmont, 1858-1934 (Petersberg 2008) [tentoonstellingscatalogus Museum im Schloss Bad Pyrmont].
  • Irène Diependaal, Emma. Hoedster van Wilhelmina’s erfenis (2013) [verschenen na voltooiing van het lemma].

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, 1890 (Library of Congress, Washington DC).  

Auteur: Redactie (met dank aan Reinildis van Ditzhuyzen)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 797

laatst gewijzigd: 24/03/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.