Franko, Mariana (1718-na 1777)

 
English | Nederlands

FRANKO, Mariana (geb. St. Eustatius, 28-7-1718 – gest. na 1777), vrije zwarte vrouw die naar Den Haag kwam om haar veroordeling op Curaçao aan te vechten. Dochter van NN en Christina. Mariana Franko woonde (vanaf 1752?) samen met Pedro Anthonij, opzichter.

Mariana Franko was een op St. Eustatius in slavernij geboren ‘vrije negerin’. Haar vrijheid verwierf ze op 1 augustus 1725 – ze was toen net zeven jaar. Dit blijkt uit haar doopakte, gedateerd 1 augustus 1725. Ze was dus lid van de gereformeerde kerk. Dat laatste was uitzonderlijk op Curaçao: de protestantse gemeente daar was vrijwel exclusief blank. Mariana kon lezen en schrijven en werkte vanaf 1752 op de Curaçaose plantage Zorgvliet, waar zij verantwoordelijk was voor het toezicht op de slavenkinderen en voor de administratie van de mutaties onder het vee en de opbrengsten van de plantageproducten die door de slaven in Willemstad werden verkocht. Ze was welgesteld: ze bezat vijf slaven en voor ze op Zorgvliet kwam wonen, had ze een huis in de stad in eigendom gehad. Op de plantage woonde zij samen met de ‘bomba’ (zwarte opzichter/voorman), een slaaf genaamd Pedro Anthonij.

In 1758 werd Pedro Anthonij gearresteerd, nadat hij door de eigenaresse van Zorgvliet, de weduwe Lamont, ervan beschuldigd was dat hij goederen van haar had gestolen. Mariana werd al snel aangewezen als zijn medeplichtige. Zij werd ontboden naar Willemstad en eveneens gevangengezet. Beiden werden verhoord, waarbij in de daarvan overgeleverde verslagen Mariana consequent werd aangeduid als de ‘hoer’ van Pedro Anthonij en hij als haar ‘boel’. Pedro Anthonij bekende, maar trok zijn bekentenis later weer in. De gestolen goederen werden niet gevonden maar, zo redeneerde men, Mariana had na Pedro Anthonij’s arrestatie ruim gelegenheid gehad om deze goederen te verbergen of naar St. Eustatius te verschepen. Enkele blanken en enkele slaven waren bereid om belastende verklaringen tegen Pedro Anthonij af te leggen, waarna hij werd veroordeeld tot een publieke geseling gevolgd door verbanning, wat er op neerkwam dat hij in een vreemde kolonie werd verkocht.

Mariana weigerde te bekennen, ondanks bedreigingen met zware straffen wanneer ze bleef weigeren ‘de waarheid’ te vertellen. Vanuit de gevangenis zocht ze hulp. Ze schreef een voormalige minnaar, Mozes Levij Maduro (‘Sjoor Mosa Maduro’), maar de brief belandde in het archief van het gouvernementssecretariaat. Wel wist ze een ontlastende verklaring los te krijgen van de blanke opzichter op Zorgvliet, die als enige over de sleutels van de voorraadschuren beschikte. Het was dus uiterst moeilijk voor Pedro Anthonij of Mariana om er goederen te ontvreemden. Dit bewijsstuk werd echter genegeerd. Na bijna twee jaar gevangenschap werd Mariana veroordeeld tot eeuwige verbanning en in 1760 op een schip naar Jamaica gezet. Haar bezittingen werden verbeurd verklaard en openbaar verkocht, waarbij de fiscaal en haar werkgeefster profiteerden van de opbrengst.

Via Engeland slaagde Mariana Franko erin naar de Republiek te reizen, waar ze uiterlijk 1764 aankwam. Ze woonde aanvankelijk in Amsterdam, later in Den Haag, waar ze een procureur bereid vond om haar zaak aan de Staten-Generaal voor te leggen. Na advies te hebben ingewonnen bij de landsadvocaat beschikten de Staten-Generaal in 1767 in het voordeel van Mariana en gaven opdracht tot revisie van het vonnis. Daarmee was de zaak echter niet afgesloten, want Mariana wenste óók herstel van haar goede naam en faam die, zo stelde ze, voor haar als ‘geboren negerin’ even belangrijk was als voor iedere Nederlander. Zij wilde een proces wegens smaad aanspannen tegen de personen op Curaçao die zij voor haar ongeluk verantwoordelijk hield. Ook eiste zij haar bezittingen en de haar ontnomen vrijbrief terug, een schadevergoeding en compensatie van interest op haar vermogen.

De zaak sleepte zich vele jaren voort. In 1772 vernietigden de Staten-Generaal eindelijk het vonnis van de raad van Curaçao. Pas in 1777, dus zeventien jaar na haar verbanning, zond het gouvernement van Curaçao de vergoeding voor haar geconfisqueerde bezittingen. Daar werd echter ogenblikkelijk beslag op gelegd en het geld ging naar haar schuldeisers in de Republiek. Het is niet bekend of Mariana ooit naar Curaçao is teruggekeerd.

Archivalia

Nationaal Archief, Den Haag: toegang 1.05.01.02 (Archief Tweede West-Indische Compagnie), inv. nrs. 211, 476, 604. Toegang 1.01.04 (Archief Staten-Generaal, 1576-1796: bijlagen bij de resoluties), inv. nrs. 7878, 7884, 7900. Toegang 1.01.05, inv. nr. 9527. Toegang 1.05.12.01 (Archief Curaçao, Aruba en Bonaire tot 1828), inv. nrs. 866-867. Toegang 1.05.13.01 (Archieven van St. Eustatius, St. Maarten en Saba, 1709-1828), inv. nr. 247.

Literatuur

Han Jordaan, ‘Free blacks and coloreds and the administration of justice in eighteenth-century Curaçao’, Nieuwe West-Indische Gids / New West Indian Guide 84 (2010) nr. 1/2, 63-86.

Auteur: Han Jordaan (met dank aan Maartje van de Kamp)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 456

laatst gewijzigd: 24/03/2021

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.