Gaag, Charlotte van der (1923-1999)

 
English | Nederlands

GAAG, Charlotte van der (geb. Den Haag 18-12-1923 – gest. Nieuwegein 19-2-1999), beeldhouwster en schilderes. Dochter van Frederik van der Gaag (1893-1971), kleermaker en modeontwerper, en Maria Augusta Förster (1893-1980), hotelière. Charlotte van der Gaag bleef ongehuwd. Zij had onder meer (1) van 1946 tot 1948 een relatie met Bram Bogart (geb. 1921), schilder; (2) van 1952 tot 1957 met Kees van Bohemen (1928-1985), schilder; (3) van circa 1958 tot 1960 met Jan Cremer (geb. 1940), schilder en schrijver. Uit relatie (2) werd 1 dochter geboren.

Charlotte (Lotti) van der Gaag werd geboren als tweede en laatste kind in een Haags gezin – haar broer Frederik Pieter (1913-1998) was tien jaar ouder. Na de scheiding van haar ouders in 1933 verbleef zij veel bij tantes in Duitsland en Oostenrijk. Tijdens de oorlog begon ze met tekenen. Na de oorlog kreeg ze een relatie met de Nederlands-Belgische kunstenaar Bram Bogart, haar gids op het gebied van de kunst. Lotti was vooral sterk onder de indruk van Van Gogh. In 1947 volgde ze korte tijd tekenlessen aan de Koninklijke Academie in Den Haag. Ze begon nu ook in klei te werken. Zo maakte zij onder meer fantasiewezens, haar zogenaamde ‘hangfiguren’.  

Leven en werk

De beëindiging van haar relatie met Bogart deed Lotti van der Gaag definitief voor het kunstenaarschap kiezen. Ze kon terecht op de Vrije Academie in Den Haag, waar ze les kreeg van directeur Livinus van de Bundt. In afzondering op de zolder van de academie maakte zij binnen een jaar zo’n honderdvijftig half dierlijke half menselijke fantasiewezens in klei. In 1950 waren deze te zien op haar debuuttentoonstelling in een Haagse kunstzaal. Onder de indruk van de in 1949 in het Stedelijk Museum (Amsterdam) gehouden tentoonstelling ‘13 Beeldhouwers uit Parijs’, met werk van onder anderen Henri Laurens, Ossip Zadkine en Alberto Giacometti, besloot Van der Gaag in 1950 naar Parijs te gaan. Via de dichter Simon Vinkenoog kwam zij in contact met Corneille en Karel Appel. Ze kon nog dat jaar haar intrek nemen in het beroemd geworden fabriekspand in de Rue Santeuil, waar ook deze Cobra-schilders hun atelier hadden.

Zadkine bracht Lotti – haar kunstenaarsnaam – ertoe haar tot dan toe compacte beelden open te breken. Daarmee liet ze vormen en vlakken samen een spel aangaan in de ruimte, zoals in ‘Roofvogel’ (1952). Ook maakte ze een reeks krijttekeningen. Bij het opbouwen van een beeld gebruikte zij een eigen methode: ze ging uit van een armatuur in metaal, waarvan de basisconstructie haar was bijgebracht door de vader van Bogart, die smid was.  In haar vormenspel, zowel in klei als in gips, kan men tot in 1955 nog steeds fantasiewezens herkennen. Nadien volgde wat zijzelf noemde haar ‘vegetatieve’ periode, die meer abstract was, met onder andere het beeld ‘Balghol’ (1958). Maar al snel schemerden de fantasiewezens daar weer doorheen. De prijs van brons, waarin zij maar enkele van haar beelden kon afgieten, speelde haar echter parten. Met haar dochtertje aan de hand en twee schildpadden in haar zak (die moesten mee) liep zij in Parijs van galerie naar galerie in de hoop op belangstelling voor haar werk. In 1961 besloot zij weer te gaan schilderen. Zij begon aan een grote reeks doeken in aardtinten, werk dat aansluit bij de zich toen internationaal manifesterende zogenaamde ‘informele kunst’. Midden jaren zestig verschenen er ook in haar schilderijen fantasiewezens, die in een groeiende heftigheid van kleur steeds meer dooreen geweven raken, zoals de vormen in haar beelden. Vanaf eind jaren vijftig kreeg Van der Gaag een reeks monumentale opdrachten voor scholen, overheidsgebouwen en andere openbare ruimten in Nederland.

Vanaf 1991 kampte Lotti met haar gezondheid. Een ingrijpende hartoperatie in 1997 in Parijs bracht geen verbetering. Zij overleed in 1999 in het longziekenhuis in Nieuwegein.

Reputatie

Lotti van der Gaag wordt met haar vrije werk in klei beschouwd als een van de belangrijke vernieuwers van de Nederlandse beeldhouwkunst van direct na 1945, die op dat moment nog zeer traditioneel gericht was. Met haar wereld van fantasiewezens was zij nauw verwant aan de uitdrukkingswijze van de kunstenaars van Cobra, waar zij, ondanks het heftig verzet (later) van voormalige Cobraleden, ook toe gerekend kan worden. Een recent opgedoken briefwisseling van haar met Corneille uit 1951 toont aan dat er binnen de Cobragroep wel degelijk werd gedacht over deelname van haar aan een van hun exposities. Volgens Hans Jaffé, in die tijd adjunct-directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, hoorde zij ‘bij die groep jonge kunstenaars die zich oriënteert op primitieve kunstvormen, [...] waartoe ook  Appel, Corneille en Constant behoren’.

Het werk van Lotti van der Gaag werd vanaf 1955 getoond in internationaal reizende tentoonstellingen van contemporaine Nederlandse kunst, en in belangrijke nationale en internationale overzichtstentoonstellingen van de beeldhouwkunst in eigen land, zoals die in Museum Boijmans Van Beuningen (Rotterdam, 1957) en in park Sonsbeek (Arnhem, 1958, 1966). Een solotentoonstelling van haar beelden en doeken kreeg zij in het Stedelijk Museum (Amsterdam, 1962) en het Haags Gemeente Museum (1965). In 2003 organiseerde het Cobra Museum voor Moderne Kunst (Amstelveen) een overzichtstentoonstelling van haar werk.

Lotti van der Gaag ontving verscheidene prijzen, waaronder een studiebeurs van de Franse regering (1952), de prix Susse (1958) (genoemd naar de Parijse bronsgieter), de Jacob Marisprijs voor de beeldhouwkunst (1964), en de Ouborgprijs (1993).

Naslagwerken

Elck zijn waerom; Scheen.

Werk

Werk van Van der Gaag bevindt zich in het Stedelijk Museum (Amsterdam), het Haags Gemeente Museum, Museum Boijmans Van Beuningen (Rotterdam), Rijksmuseum Kröller-Müller (Otterloo), het Stedelijk Museum (Schiedam), en in privécollecties in binnen- en buitenland.

Literatuur

  • A.M. Hammacher, De beeldhouwkunst van deze eeuw (Amsterdam 1955).
  • 150 jaar Nederlandse kunst. Tentoonstellingscatalogus Stedelijk Museum, Amsterdam (Amsterdam 1963).
  • Lotti, beelden. Tentoonstellingscatalogus De Beyerd, Breda (Breda 1987) [met een bijdrage van Wim Beeren].
  • Willemijn Stokvis, Cobra 3 dimensionaal (Blaricum/Amstelveen 1998) [Engelse vertaling: Cobra 3 dimensions, Londen 1999].
  • Willemijn Stokvis, Cobra de weg naar spontaniteit (Blaricum 2001) [ook verschenen in het Frans en Deens].
  • Laura Soutendijk, Lotti van der Gaag (Zwolle 2003) [met oeuvrecatalogus van haar beelden en bibliografie].

Illustratie

Portretfoto, door Cor Dekkinga, ca. 1958 (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag). 

Auteur: Willemijn Stokvis

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 974

laatst gewijzigd: 23/01/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.