© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Maarten Hell, Goedvolk, Christina, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Goedvolk [23/06/2017]
GOEDVOLK, Christina, ook bekend als de vrouw van Jut (geb. Delft 14-3-1847 – gest. Haarlem 26-6-1926), dienstbode, medeplichtige in moordzaak. Dochter van Jan Goedvolk (1816-1878), brandersknecht, en Neeltje de Graaf (1817-1876). Christina Goedvolk trouwde (1) op 19-2-1873 in Den Haag met Hendrik Jacobus Jut (1851-1878), kelner uit Den Haag; (2) op 4-3-1896 in Haarlem met Albert Heinrich Johann Münnemann (1855-1907), machinewerker. Uit huwelijk (1) werden 2 dochters geboren, van wie 1 stierf na de geboorte. Ook had ze een voorechtelijke dochter en zoon die beiden zeer jong stierven.
Christina Goedvolk werd geboren in Delft, als middelste van zeven kinderen in een arbeidersgezin in Delft. Haar ouders waren afkomstig uit Schiedam. Op achttienjarige leeftijd raakte ze ongehuwd zwanger en werd ze door haar ouders uit huis gezet. Het dochtertje stierf binnen een jaar. Twee jaar later, in 1867, beviel ze in Rotterdam van een zoontje dat ook in zijn eerste levensjaar overleed. In juli 1871 kreeg Goedvolk een betrekking als dienstbode in Den Haag. In hotel Pico op het Spui leerde zij Hendrik Jacobus Jut kennen. Zij kreeg verkering met deze vier jaar jongere kelner, die na een val van zijn paard was afgekeurd als beroepsmilitair.
Moord en arrestatie
In 1872 kreeg Christina Goedvolk een betrekking als ‘noodhulp’ bij weduwe M. Th. Van der Kouwen-Ten Cate. Deze welgestelde dame woonde aan de Bocht van Guinea (nu Huygensplein) en had een omvangrijke collectie kostbaarheden die zij graag toonde. Haar vorige dienstbode had ze op verdenking van diefstal ontslagen. Goedvolk maakte een goede indruk bij de weduwe en kreeg toestemming haar vrijer te ontvangen. In november 1872 werd ze vervangen door de dienstbode Helena Beeloo omdat ze zwanger was. Ze kon bij een vriendin van haar werkgeefster aan de slag.
Christina en Hendrik wilden trouwen maar hadden geen geld. Daarom vatten ze het plan op de rijke weduwe te beroven. Op 13 december kwamen ze zogenaamd Christina’s laarzen ophalen. Goedvolk liep naar boven, Jut volgde het dienstmeisje naar de keuken en stak haar neer. Vervolgens vermoordde hij ook de toegesnelde weduwe, waarbij hij zich verwondde. Goedvolk verbond hem en assisteerde bij het leegroven van het huis, dat ze met een zak vol geld, sieraden en effecten verlieten. Een dag later werd de moord ontdekt. Een vergeefse klopjacht, waarbij zelfs spiritisten werden ingeschakeld, leidde tot de arrestatie van vier onschuldigen, die later wegens gebrek aan bewijs werden vrijgelaten.
Goedvolk en Jut trouwden op 19 februari 1873 in Den Haag en boekten begin maart een reis naar New York. Eind maart keerden ze terug naar Nederland omdat Christina heimwee had. Ze vestigden zich in Vught, dichtbij de grens zodat zij snel konden vluchten. Daar werd op 2 juli 1873 hun eerste kind geboren: Angelica Arabella Cassandra Christina. Het echtpaar leefde op grote voet; zo kochten zij een hond van vierhonderd gulden. Omdat ze van plan waren te emigreren naar het ruige Zuid-Afrika, oefenden ze met vuurwapens op kippen die zij levend aan bomen vastbonden. Goedvolk was hierin ‘nog meer ervaren dan Jut’.
Begin 1874 emigreerde het stel naar de voormalige Oost-Kaap, maar opnieuw kreeg Goedvolk heimwee en na een half jaar keerden ze terug. In Rotterdam kocht Jut een logement en koffiehuis aan het Haagse Veer. Het stel kreeg een tweede dochtertje, Atalanta Agnese Florenza, dat na twee dagen overleed. Vanwege hun onverklaarbare rijkdom trokken ze de aandacht van de Rotterdamse politie. Ook praatte Jut zijn mond voorbij. Arrestatie volgde en in september 1875 legden beiden een bekentenis af. Jut deed er alles aan om zijn vrouw in bescherming te nemen. Goedvolk zelf verklaarde van de roofplannen op de hoogte te zijn geweest, maar niet van de moord. Tot aan de avond van de moord had zij gebeden ‘dat de boze plannen uit het hart van haar man werden weggenomen’ (Algemeen Handelsblad, 6-4-1876).
De vrouw van Jut
Jut kreeg conform de eis levenslang – de doodstraf was twee jaar eerder afgeschaft – en Goedvolk, tegen wie eenzelfde straf was geëist, kreeg twaalf jaar. Hendrik Jut stierf al na twee jaar in de strafgevangenis van Leeuwarden. Zijn hoofd werd overgebracht naar de universiteit van Groningen en op kermissen kreeg een reeds bestaande attractie de bijnaam ‘de kop van Jut’. Goedvolk kreeg eveneens landelijke bekendheid als ‘de vrouw van Jut’. Na een afgewezen gratieverzoek zat zij haar straf uit in de vrouwengevangenis van Den Bosch, later in Gorinchem.
Op 10 mei 1888 kwam Christina Goedvolk vrij. Omdat ze zich voorbeeldig had gedragen kreeg ze een extra toelage mee. Ze keerde eerst terug naar Delft, maar vertrok in de herfst van 1889 naar Nieuwer-Amstel en in november naar Amsterdam. Ze voerde haar moedersnaam De Graaf en werkte er als dienstbode. Toen een werkgeefster bij toeval haar ware identiteit ontdekte, volgde ontslag op staande voet. Sindsdien werd ze op straat achtervolgd en nagejouwd, terwijl zij er financieel ook slecht voor stond. In 1890 stal zij uit een winkel in de Reguliersbreestraat twee paraplu’s en twee stukken zeep. Het leverde haar twee jaar cel op en nieuwe publiciteit. Eenmaal vrijgelaten vestigde Goedvolk zich in Haarlem, waar ze in 1896 trouwde met Albert Heinrich Johann Münnemann, een uit Duitsland afkomstige machinebankwerker.
In 1907 stierf Goedvolks tweede echtgenoot. Ze leed armoede en werd in 1920 opgenomen in het Stads Armen- en Ziekenhuis, waar ze blindheid simuleerde om geen arbeid te hoeven verrichten. In de nazomer van 1922 wist ze, gekleed in een blauwe japon met witte muts en regenmantel, enkele uren te ontsnappen uit de inrichting. Twee rechercheurs traceerden haar in logement Het Haasje, waar zij met een mannelijke kennis een kamer had gehuurd. Op 26 juni 1926 stierf Christina Goedvolk in het Stads Armen- en Ziekenhuis, in de leeftijd van 79 jaar.
Reputatie
Christina Goedvolk heeft in haar leven veel aandacht gehad van de pers. Tijdens het proces bracht de moordzaak grote maatschappelijke beroering teweeg. In etalages waren foto’s van Jut en Goedvolk te zien en Multatuli hekelde de hypocriete houding van het paar en hun strafpleiters. Ook in gevangenschap haalden zij nog de kranten, bijvoorbeeld over een achter de tralies geboren kind. Deze geruchten bleken echter onjuist en werden gerectificeerd door de gevangenisdirecteur. In 1907 schreven de kranten dat de ‘vroegere vrouw van Jut’ in Oudewater was vermoord door haar nieuwe echtgenoot, een Utrechtse scharensliep. Dat was niet juist; het slachtoffer heette Catharina Goedvolk. En na Christina’s dood rakelde de pers de dubbele moord opnieuw op. Zo kopte De Telegraaf: ‘Een moordenares overleden’ (1-7-1926).
Hierna werd het stil rond ‘de vrouw van Jut’, behoudens twee uitvoerige vermeldingen in bundels over opzienbarende moordzaken. Veelschrijver Johan Fabricius verwerkte het verhaal van het echtpaar Jut in een in 1970 verschenen roman. Hierin zet hij Goedvolk neer als dezelfde naïeve, volgzame volksvrouw die Jut ook aan de rechtbank voorschotelde. Het is de vraag of hij haar daarmee recht doet.
Archivalia
- Archief Delft: Geboorteakte, 14-3-1847 nummer 136 [geb. Christina Goedvolk].
- Nationaal Archief, Den Haag: BS Den Haag, aktenummer 301, registratiedatum 26-7-1839 [zuster Willemina].
- Noord-Hollands Archief, Haarlem: BS Huwelijk, aktenummer 62, registratiedatum 4-3-1896 [Goedvolk en Münneman].
- Haags Gemeentearchief, Den Haag: Huwelijksakte 143, 19-2-1873 [Goedvolk met Jut]; Overlijdensakte 1088, 1-5-1878 [vader eindigt in krankzinnigengesticht].
- Stadsarchief Amsterdam: Bevolkingsregisters 1874-1893 [woonadressen Amsterdam].
- Stadsarchief Rotterdam: BS Overlijden, registratiedatum 1875, aktenummer 1466 [dochter Atalanta, 8-4-1875].
Literatuur
- Het nieuws van den dag, 5 en 6-4-1876 [rechtszaak], 21-3-1890 [diefstal paraplu].
- Algemeen Handelsblad, 6 en 7-4-1876.
- De grondwet, 25-7-1876.
- Rotterdamsche courant, 14-10-1879 [geruchten zwangerschap].
- De Tijd, 13-7-1908.
- Nieuwe Tilburgsche Courant, 18-7-1908.
- Henri A. Ett, Holland in rep en roer: de zaak van de weduwe Pruimers, Jut en zijn vrouw, de moord in Dekkersduin. Drie geruchtmakende processen uit de negentiende eeuw (Amsterdam 1951) 36-93.
- H. van Straten, ‘De dominee en zijn naaister’, in: Moordenaarswerk: een kroniek van 120 Nederlandse moordzaken (Amsterdam 1964) 35-38.
- Johan Fabricius, De kop van Jut (Den Haag 1970).
- J. Heemskerk, ‘Hendrik Jacobus Jut 1851–2001. Nederlands beruchtste moordenaar 150 jaar geleden geboren: een verhaal over hem en zijn voorouders’, Kronieken Genealogische Vereniging Prometheus (2000) 213-238.
Illustratie
Christina Jut-Goedvolk, door onbekende fotograaf, ca. 1870 (Haags Gemeentearchief).
Auteur: Maarten Hell
laatst gewijzigd: 23/06/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.