© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Helen Metzelaar, Gräver, Johanna Magdalena, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Graever [13/01/2014]
GRÄVER, Johanna Magdalena (geb. Amsterdam 8-3-1829 – gest. na 1868), concertpianiste, muziekpedagoge en componiste. Dochter van Carl August Wilhelm Gräver (gest. 1850), boekhouder, en Engelina Folkers (1789-1865). Johanna Magdalena Gräver trouwde op 26-6-1856 in Londen met S. Johnson. Over kinderen uit dit huwelijk is niets bekend.
Johanna Magdalena – Madeleine – Gräver was de jongste van vier dochters in een evangelisch-luthers gezin. Haar ouders, afkomstig uit Duitsland, waren in 1810 in Amsterdam getrouwd. Haar muzikaliteit werd vroeg ontdekt; volgens Gregoir voorspelde Liszt haar in 1842 al een grote toekomst. Ze studeerde muziek bij David Koning en Jan George Bertelman in Amsterdam en piano bij Ignaz Moscheles en Henry Litolff. De pianomuziek van laatstgenoemde heeft Gräver vaak uitgevoerd. Zo speelde zij op 24 maart 1848 in Felix Meritis een van zijn vier pianoconcerten, een werk dat hij in opdracht van de Maatschappij Felix Meritis had gecomponeerd. Al bij haar Amsterdamse debuut in Felix Meritis eerder dat jaar – ze was net achttien geworden – waren muziekkenners vol lof over haar. Zij debuteerde met onder meer een pianoconcert van Hummel, dat zij volgens een bespreking speelde ‘met zo veel aplomb, zo veel smaak en in alle dele zo volkomen, dat ondanks de lange duur van het stuk het publiek meer en meer in geestdrift ontstak’. De recensent zag in haar een eigen Clara Schumann (Caecilia 1848, 33-34). Een jaar later trad zij opnieuw op in Felix Meritis, nu met een pianoconcert van Chopin en een pianotrio van Litolff. Nog steeds presenteerde zij zich als dilettante: muziek was voor haar liefhebberij, zij hoefde er haar brood nog niet mee te verdienen.
In 1855 woonde Madeleine Gräver met haar ongehuwde zusters Engelina (geb. 1811) en Albertina (geb. 1820) en haar moeder op Herengracht 248 (nu 320). Haar zuster Engelina was waarschijnlijk op dit adres ‘schoolhoudster’, want er stonden twaalf jonge ongehuwde vrouwen ingeschreven (Metzelaar, 87). Volgens Viotta maakte Madeleine Gräver kunstreizen door Frankrijk, Engeland en Noord-Amerika en vestigde zij zich uiteindelijk als muziekonderwijzeres in New York. Intussen was zij blijkens een familieadvertentie in Londen getrouwd met een S. Johnson – een man over wie verder niets bekend is. In 1863 keerde Madeleine Johnson-Gräver naar Europa terug. Ze gaf in dat jaar met haar leermeester Litolff een gedenkwaardig concert in het Louvre in Parijs en werd tevens door koningin Sophie benoemd tot ‘pianiste de la reine des Pays-Bas’.
In 1864 gaf mevrouw Johnson-Gräver een concert in Den Bosch, met op het programma door Liszt bewerkte fragmenten uit Meyerbeers Le Prophète, een capriccio van Mendelssohn en een bravourwals van Litolff. Het publiek reageerde enthousiast (Caecilia 1864, 128). In 1865 voegde zij Liszts Totentanz toe aan haar repertoire. Dit zeer virtuoze werk voor piano en orkest, met nieuwe speeltechnieken zoals uitgebreide glissandi, speelde zij in Antwerpen in de winterzaal van de Maatschappij der Koninklijke Harmonie, waar zij met haar ‘zielvolle en krachtige uitvoering een welverdiende zegepraal’ behaalde. Het publiek riep haar terug, waarop zij als toegift improviseerde op het volkslied de Brabançonne (Handelsblad van Antwerpen, 6-1-1865). Datzelfde jaar stierf haar moeder in Brussel.
Composities
Gräver componeerde ook zelf pianomuziek. De bewaard gebleven werken – het eerste is opus 6, het laatste opus 16 – zijn korte karakterstukjes, bedoeld als pedagogisch materiaal. Intrigerend is daarom het tegenwoordig onvindbare ‘Grand Caprice de Concert’. Haar publicaties zijn niet gedateerd, maar waarschijnlijk is opus 6 in 1865 uitgegeven, terwijl Alsbach in 1868 adverteerde met twee caprices – nu vermist (Caecilia 1868, 164, 172). Dit betekent dat zij pas na terugkomst uit Amerika haar composities heeft laten uitgeven. Behalve opus 6 publiceerde zij haar composities onder de naam ‘M.J. Gräver’ of ‘M.J. Graever’, waardoor verhuld werd dat het hier een vrouwelijke componist betrof.
Grävers behoudende componeerstijl doet denken aan Mendelssohn en tijdgenoten; zij maakte geen gebruik van de nieuwste pianotechnieken. Opvallend is het gebruik van de term ‘Tondichtung' voor haar Sechs Tondichtungen für das Pianoforte, op. 6: dit zijn ‘Lieder ohne Worte’, zoals blijkt uit een manuscript van dit werk op het Koninklijk Huisarchief. De individuele titels van deze pianoliederen duiden elk een eigen sfeer aan: ‘Ich habe im Traume geweint’, ‘Heimkehr’, ‘Wiegenlied’, ‘Feën-Reigen’, ‘Die Freundschaft’ en ‘Herzensklage’. Voor prins Alexander schreef Gräver de bagatelle Petit voyage à Scheveningue. Het bevat enkele opmerkingen die een verhaal voor hem lijken te suggereren, zoals ‘Depart de la Haye’ en ‘Petite causerie au bord de la mer’. Liebeslied, een nocturne ‘à deux voix’, is opgedragen aan barones van Zuylen van Nyevelt, mogelijk een van haar pianoleerlingen.
Het is niet bekend waar en wanneer Madeleine Johnson-Gräver is overleden.
Naslagwerken
Gregoir; Viotta.
Archivalia
- Stadsarchief Amsterdam: Geboorten (luth.) 2, 185. DTB, Trouwen 658, 562 [ouders].
- Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Gräver en Johnson.
Composities
- Sechs Tondichtungen für das Pianoforte, op. 6 (Amsterdam z.j. [1865]).
- Romance sans paroles, op. 7 (Parijs etc. z.j.).
- Souvenez vous, op. 11 (Den Haag z.j.).
- Petit Voyage à Scheveningue, op. 12 (Den Haag z.j.).
- Liebeslied, op. 14. (Den Haag z.j.).
- Le Retour du Chasseur, op. 15 (Den Haag z.j.).
- Feuilles d'Album, op. 16 (Den Haag z.j.).
- Allegro giocoso, caprice (Rotterdam 1868) [vermist].
- Grand caprice de concert (Rotterdam 1868) [vermist].
Literatuur
- Euterpe. Muzikaal Jaarboek (1865) 13-14.
- H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant, 1850-1914 (Tilburg 1982) 106.
- H.H. Metzelaar, From private to public spheres: exploring women's role in Dutch musical life from c. 1700 to c. 1880 and three case studies (Utrecht 1999) 21, 22, 82, 87, 88, 222, 288, 291.
- H.H. Metzelaar, ‘De positie van componerende en musicerende vrouwen in de negentiende eeuw’, in: L. Grijp e.a. red., Een muziekgeschiedenis der Nederlanden (Amsterdam 2001) 448-454, aldaar 449.
Illustratie
Titelpagina van Petit Voyage à Scheveningue (Nederlands Muziekinstituut, Den Haag).Auteur: Helen Metzelaar
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 734
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.