© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Astrid de Beer, Graff, Dorothea Maria Henriette, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/GraffDorothea [13/01/2014]
GRAFF, Dorothea Maria Henriette, ook bekend als Dorothea Maria Merian (ged. Neurenberg 2-2-1678 – gest. Sint-Petersburg 5-5-1743), bloemen- en insectenschilderes. Dochter van Johann Andreas Graff (1637-1701), schilder, tekenaar en graveur en Maria Sibylla Merian (1647-1717), bloemen- en insectenschilderes en natuuronderzoekster. Dorothea Graff trouwde (1) op 2-12-1701 in Amsterdam met Philip Hendriks (1671-1711), chirurg; (2) in 1715 met Georg Gsell (1673-1740), kunstschilder. Uit huwelijk (1) werd 1 kind geboren dat jong overleed; uit (2) werden 3 zoons en 1 dochter geboren.
Dorothea Maria Graff werd geboren als tweede en laatste kind van Maria Sibylla Merian en Johann Andreas Graff. Peettante van Dorothea was de Neurenbergse schilderes, Dorothea Maria Auerin, een leerling van haar moeder. Tussen 1678 en 1699 woonde Dorothea met haar familie achtereenvolgens in Neurenberg, Frankfurt, Wieuwerd (Waltha State) en Amsterdam. In 1699 vertrok de toen 21-jarige Dorothea Graff met haar moeder naar Suriname om onderzoek te doen naar tropische planten en insecten. Zij had van haar moeder waarschijnlijk niet alleen tekenen en schilderen geleerd maar ook het doen van entomologisch onderzoek en het prepareren van insecten. In Suriname werkten zij samen aan het zoeken, opkweken, afbeelden en beschrijven van inheemse planten en insecten. Merian verwijst in haar Metamorphosis echter nergens naar haar dochter, terwijl ze wel haar Afrikaanse en indiaanse informanten bedankt.
In september 1701, na bijna twee jaar in Suriname geweest te zijn, kwamen Dorothea Graff en haar moeder terug in Amsterdam. Dorothea trouwde er enkele maanden later met de chirurgijn Philip Hendriks uit Heidelberg, die in Amsterdam een praktijk had. Het echtpaar betrok, samen met moeder Merian, een huis met winkel en huis in de Kerkstraat. Hier werd het werk van Maria Sibylla Merian verkocht. Na de dood van haar man in 1711 noemde Dorothea zich voortaan ook Merian. Toen haar moeder in 1714 ten gevolge van een beroerte verlamd raakte, nam zij de zorg voor haar op zich. In 1715 hertrouwde zij met de Zwitserse schilder Georg Gsell, die met zijn dochters bij de Merians had gelogeerd. In 1717 gaf Dorothea het derde deel van het Der Rupsen Begin uit, het laatste boek van haar kort daarvoor overleden moeder. Op de titelpagina staat zij onder de naam Dorothea Maria Henricie vermeld als uitgever en de tekst beloofde een appendix met insecten van Suriname door haar zuster Johanna Helena Herolt (die overigens nooit in het Rupsenboek zijn verschenen).
Tsaar Peter de Grote, die tijdens zijn verblijf in de Republiek in 1716-1717 kennismaakte met Merians werk, vroeg het echtpaar Gsell-Merian bij hem in dienst te komen. Voordat ze vertrokken, verkocht Dorothea alle tekeningen, platen en teksten van haar moeders boeken over Suriname en Europa aan de Amsterdamse uitgever Johannes Oosterwijk. In oktober 1717 reisde het echtpaar naar Sint-Petersburg: Georg werd aangesteld als hofschilder, Dorothea ging lesgeven aan de kunstopleiding van de Petrus Academie van Wetenschappen en werd beheerder van de natuurhistorische verzameling. Ook schilderde zij bloemen en vogels voor het rariteitenkabinet van de tsaar. In 1736 keerde zij naar Amsterdam terug om een aantal werken van haar moeder te kopen voor de Academie. Aan het hof van de tsaar stond Dorothea ‘Gsellscha’ in hoog aanzien. De Russische kunsthistoricus Somov rekent haar heden ten dage tot de ‘belangrijkste verspreiders van de Europese kunst’ in Rusland (Kaiser, 193).
Naslagwerken
Petteys; Thieme; www.sikart.ch.
Werk
Het werk van Dorothea Maria Gsell-Graff is moeilijk te traceren omdat het schuilgaat in haar moeders publicaties. De postume uitgave van deel 3 van Merians Der rupsen begin, voedsel en wonderbaare verandering... (Amsterdam 1717) is door haar verzorgd. Zie ook www.sikart.ch.
Literatuur
- J.Stuldreher-Nienhuis, Verborgen paradijzen. Het leven en de werken van Maria Sibylla Merian, 1647-1717 (Arnhem 1944).
- Otto Gsell, Georg Gsell (1673-1740). Hofmaler Peters des Grossen. Schwiegesohn von Maria Sybilla Merian und Schwiegervater von Leonard Euler (Sint Gallen 1984).
- Londa Schiebinger, The mind has no sex? Women in the origins of modern science (Boston 1993) 68-79.
- Natalie Zemon Davis, Women on the margins: three seventeenth-century lives (Cambridge 1995) 140-202.
- Irina N. Lebedeva, ‘De nalatenschap van Maria Sibylla Merian in Sint-Petersburg’, in: Renée Kistemaker, Natalja Kopaneva, Annemiek Overbeek red., Peter de Grote en Holland. Culturele en wetenschappelijke betrekkingen tussen Rusland en Nederland ten tijde van tsaar Peter de Grote, tentoonstellingscatalogus Amsterdams Historisch Museum (Bussum 1996) 60-66.
- Kurt Wettengl red., Maria Sibylla Merian, 1647-1717. Kunstenares en natuuronderzoekster. Tentoonstellingscatalogus Historisches Museum Frankfurt am Main en Teylers Museum Haarlem (Haarlem 1998) [ook verschenen in het Duits, in 1997].
- Ella Reitsma, ‘Maria Sibylla Merian (1647-1717). Op insectenjacht in de tropen’, Vrij Nederland (14 maart 1998) 60-63.
- Helmut Kaiser, Maria Sibylla Merian. Eine Biographie (2de druk; München 2002).
- Reitsma, Ella, Maria Sibylla Merian & dochters. Vrouwenlevens tussen kunst en wetenschap. Met medewerking van Sandrine Ulenberg, entomologe (Amsterdam etc., Museum Het Rembrandthuis etc. 2008).
Ilustratie
Zwarte varaan, toegeschreven aan Dorothea Graff, ca. 1701-1705 (British Museum, Londen).
Auteur: Astrid de Beer
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 415
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.