Willems, Grietgen (?-1595)

 
English | Nederlands

WILLEMS, Grietgen (geb. Jemmingen, Oost-Friesland – gest. Amersfoort 11-9-1595), ter dood veroordeeld wegens toverij. Zij was getrouwd met Jacob Claesz. Uit dit huwelijk werd ten minste 1 dochter geboren.

Grietgen Willems was afkomstig uit Jemmingen in Oost-Friesland, maar woonde in 1595 al enige tijd in Amersfoort. Ze had het niet breed; haar man, Jacob Claesz., was niet in staat de kost te verdienen. In augustus 1595 raakte haar dochter Adriana Jacobs verwikkeld in een straatruzie met Marritgen, weduwe van Evert Claesz. Deze beschuldigde Adriana en haar moeder van toverij. Een paar weken daarvoor was Marritgen bij hen thuis wezen spinnen en had toen haring te eten gekregen. Toen ze daarna ziek was geworden, had ze Grietgen gevraagd haar te zegenen om zo de ziekte op te heffen. De ruzie was ontstaan omdat Marritgen ontevreden was over het resultaat van de zegening. Ze had Adriana gevraagd of haar moeder haar nog eens kon komen zegenen, waarop Adriana had gezegd dat haar moeder dat dan wel zo zou doen dat Marritgen het niet licht zou vergeten. Hierna waren Adriana en Marritgen slaags geraakt.

Eerder dat jaar waren er in Utrecht al enkele tovenaars en toveressen veroordeeld. In deze sfeer van angst en vervolging besloot het gerecht van Amersfoort dat Grietgen en Adriana verhoord moesten worden. De verklaringen van buren droegen ertoe bij dat beiden inderdaad werden beschuldigd van toverij. Ze getuigden dat enkele kinderen die met Grietgen en haar dochter te maken hadden, kort erna waren gestorven. Er waren echter ook buren die hadden gehoord hoe Grietgen een bijbelpassage citeerde en meenden dat zij een goed christen was. Dochter Adriana bekende op 30 augustus alles wat haar ondervragers wilden weten: Grietgen had haar uitgehongerd en geslagen en vervolgens, twee jaar tevoren, tot de ‘boze vijand’ gebracht. De duivel had overvloed beloofd in ruil voor hun diensten. Op maandag kwam hij haar en op donderdag haar moeder opzoeken om met hen te ‘boeleren’. Ook bekende ze dat ze beiden op straat hadden gedanst in de gedaante van katten, nadat de duivel iets onder hun voeten had gesmeerd. Adriana legde deze bekentenis af naar aanleiding van een reeks vooraf opgestelde vragen die zij slechts hoefde te ontkennen of bevestigen (Kemperink, bijlage).

Deze uitgebreide bekentenis van haar dochter bracht Grietgen Willems in een zeer lastig parket: ze bevestigde immers dat zij en haar dochter in contact stonden met de duivel en dat ze regelmatig kinderen hadden betoverd. Grietgen had niets van het verhaal van haar dochter bevestigd en bleef ontkennen. Het gerecht was niet tevreden met dit resultaat en besloot tot ‘scherpe examinatie’. Hierop herhaalde Adriana haar eerdere bekentenis en smeekte haar moeder hetzelfde te doen, maar deze weigerde. Dit was voor het gerecht voldoende reden om bij Grietgen tot tortuur over te gaan. Ze werd gemarteld, ‘staande op de ladder’, en bevestigde uiteindelijk alles wat Adriana reeds bekend had: ze had haar dochter tot de vijand gebracht omdat hij hun overvloed zou brengen, ze had ‘rattekruid’ van de duivel ontvangen om daarmee mensen kwaad te doen, ze had geboeleerd met de duivel, het kind van Marritgen Elbers doodgetoverd, de kinderen van Evert de schoenlapper met vergiftigde appels betoverd, en op straat gedanst in de gedaante van een kat. Verder bekende ze dat ze mensen had verteld hoe men toverij kon ontdekken. Men moest een nieuwe pot nemen, ‘daarin doende ’t water van de betoverde persoon, schraapsel van nagels, haar van ’t hoofd, drie hartjes van vogeltjes, zekere naalden ende spelden ende al samen kookt, dat men bij zich zelve zeggen zal, “dit kook ik in duvels naam”’.

Op 11 september 1595 werd Grietgen Willems door het gerecht veroordeeld tot verbranding na wurging. Adriana had ten onrechte gemeend haar moeder te kunnen redden door te bekennen. Grietgen besefte dit terdege. Tijdens haar verhoor verzuchtte zij: ‘hadde ik dat kind nooit ter wereld gebracht’.

Archivalia

Het Utrechts Archief: toegang 642, inv. nr. 407-6, 407-7 [bekentenis van Grietgen Willems],  407-8.

Literatuur

  • J.H.P. Kemperink, ‘Heksenprocessen te Amersfoort op het einde der 16e eeuw’, Tijdschrift voor Geschiedenis 70 (1957) 218-230.
  • J.E. Toussaint Raven, Heksenvervolging (Bussum 1972).

Auteur: Moniek van de Ruit

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 149

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.