Haeff, Rosalia Johanna Jacoba Huberta van (1860-1928)

 
English | Nederlands

HAEFF, Rosalia Johanna Jacoba Huberta van, vooral bekend als Moeder Alphonsine (geb. Meerlo 5-10-1860 – gest. Maastricht 10-8-1928), pionierster religieuze ziekenzorg. Dochter van Petrus Johannes Hubertus van Haeff (1814-1902), wasbleker, en Johanna Allegonda Maria Schraven (1822-1894). Rosalie van Haeff bleef ongehuwd.

Rosalia van Haeff werd in 1860 te Meerlo (bij Venray) geboren als een van de jongsten in een gezin met acht kinderen. Ze was de helft van een tweeling – haar tweelingzus heette Rosa Francisca Christina Hubertina (1860-1940). Na de lagere school volgde Rosalia verschillende opleidingen, waaronder de kweekschool. Zij behaalde akten voor Engels, Duits en Frans. Op ongeveer twintigjarige leeftijd trad zij in bij de Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus in Maastricht, in de volksmond bekend als de Zusters onder de Bogen. In 1883 legde ze als Zuster Alphonsine haar eeuwige gelofte af. Zij was voorbestemd om in het onderwijs te gaan werken, maar door ziekte (ze leed vermoedelijk aan lymfe-tbc) kwam het daar niet van. In plaats daarvan kwam ze te werken in de apotheek van het Maastrichtse ziekenhuis Calvariënberg, de oudste instelling van de Zusters onder de Bogen, waar vooral psychiatrische patiënten (‘krankzinnigen’) werden verpleegd. In dit ziekenhuis behaalde ze het diploma voor apothekersassistente.

In 1894 werd Zuster Alphonsine tot overste benoemd van de Carolus Borromeusstichting van de Vereniging Liduina van de Heilige Elisabeth in Den Haag. De zusters verzorgden bejaarde dames in het pension en verpleegden mensen thuis. Vanwege haar leidinggevende positie werd Alphonsine voortaan als Moeder aangesproken.

Het OLVG in Amsterdam

In 1898 werd Moeder Alphonsine in Amsterdam door toedoen van algemeen overste Maria Thijssen benoemd tot overste en adjunct-directrice van het nieuwe Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) – de Zusters Onder de Bogen werkten al vanaf 1880 in de Amsterdamse R.K. Ziekenverpleging. Moeder Alphonsine had de leiding over de zusters en over de huishoudelijke gang van zaken. Het nieuwe ziekenhuis was groot opgezet. Moeder Alphonsine begon met tien medezusters, maar drie maanden later was hun aantal al verviervoudigd. Eind 1899 waren er meer dan driehonderd patiënten en werkten er zo’n zestig zusters.

Moeder Alphonsine en N.P. van Spanje, de nieuwe geneesheer-directeur, besloten met een eigen verpleegstersopleiding te beginnen, om daarmee de groeiende concurrentie van gediplomeerde verpleegsters – zoals van de school van Anna Reynvaan – het hoofd te bieden. De moderne operatiekamer van het nieuwe gasthuis had minimaal enkele zusters met specifieke verpleegtechnische kundigheid nodig. In 1899 ging de interne opleiding van start. Moeder Alphonsine was een van de deelneemsters en behaalde met elf andere religieuzen in 1901 haar verpleegstersdiploma, dat werd erkend door het Witte Kruis. Van Reynvaan ontving ze haar ivoren kruisje, voorzien van een mooi boeket. De gediplomeerde verpleegsters gingen aan het werk als afdelingshoofden van het ziekenhuis. Het OLVG groeide mede daardoor uit tot een modelziekenhuis, hetgeen nog versterkt werd door de komst van het voor die tijd zeer moderne Maria Paviljoen (met operatiekamer). De Zusters onder de Bogen kwamen bij Moeder Alphonsine het vak leren om vervolgens te worden uitgezonden naar een van de andere ziekenhuizen van de congregatie, waardoor de kennis en kunde van de religieuzen zich snel kon verspreiden. In 1905 werden ook de eerste drie diploma’s kraamverpleging in het OLVG uitgereikt.

In 1909 nam Moeder Alphonsine zitting in de examencommissie van de Nederlandse Bond voor Ziekenverpleging, waar ook andere bekende personen uit de wereld van de ziekenverpleging deel van uitmaakten: behalve Anna Reynvaan en Van Spanje waren dat Jeltje de Bosch Kemper en Lientje de Bussy-Kruysse. Datzelfde jaar werd ze gekozen tot secretaris van de in 1899 opgerichte Bond voor Directrices en Adjunct-Directrices; een bewijs voor haar gezag als vakvrouw en de kwaliteit van het werk in het ziekenhuis. Het was in katholieke kringen ongebruikelijk dat een religieuze zitting had in een neutrale vakorganisatie.

Scholing

In haar eigen congregatie genoot Moeder Alphonsine ook veel aanzien. Eigenlijk was ze al in 1900 voorbestemd om algemeen overste te worden, maar door ‘omstandigheden’ ging dat niet door. In Amsterdam reageerde men verheugd omdat ze bleef.

In 1910 ging in het OLVG onder leiding van Moeder Alphonsine ook de eerste interne verpleegstersopleiding voor katholieke lekenzusters van start. Katholieke meisjes die in de verpleging wilden werken, maar niet wilden intreden, konden voordien alleen in niet-katholieke ziekenhuizen terecht voor de opleiding. In het OLVG kregen ze voortaan les in katholieke sfeer. Aan de komst van de lekenverpleegsters-in-opleiding ging wel een flinke discussie vooraf. Moeder Alphonsine wilde wel, schreef ze aan de bisschop, maar alleen als de meisjes intern zouden komen en daarvoor was er geen ruimte – het aantal religieuzen dat intern was, liep al tegen de honderd. Alleen als er ruimte zou worden bijgebouwd, wilde Moeder Alphonsine akkoord gaan. Bovendien wilde ze bij voorkeur géén dames van stand toelaten die alleen maar wat kennis kwamen opdoen om hun naasten te kunnen verplegen. Ze gaf de voorkeur aan jonge meisjes uit de mindere stand, die de kost ermee konden verdienen.

Moeder Alphonsine kreeg haar zin: er werden zolderkamers in het pas geopende Maria Paviljoen ingericht en zo konden de eerste lekenverpleegsters-in-opleiding in 1910 in het OLVG aan het werk. De religieuzen onder leiding van Moeder Alphonsine namen de praktijklessen voor hun rekening. Wederom reageerde de pers enthousiast. Anders dan in andere ziekenhuizen, waar lekenverpleegsters na hun diplomering vertrokken om in de wijk of in neutrale ziekenhuizen te gaan werken, bleven veel lekenverpleegsters werkzaam in het OLVG, dat zich daarmee ontwikkelde tot het eerste katholieke ziekenhuis dat op grote schaal lekenverpleegsters in dienst had.

Na twee bestuursperioden van zes jaar werd Moeder Alphonsine in 1911 overgeplaatst naar Zwolle, waar ze opnieuw werd aangesteld als moeder-overste en een verpleegstersopleiding oprichtte. Toen haar ziekte zich in 1915 wederom openbaarde, keerde ze terug naar het moederhuis van de congregatie in Maastricht. Daar stierf Moeder Alphonsine op 10 augustus 1928, op 67-jarige leeftijd.

Betekenis

Moeder Alphonsine genoot veel aanzien als leidinggevend verpleegkundige, ook buiten katholieke kringen. Haar initiatief om in het Amsterdamse OLVG een verpleegstersopleiding op te zetten, vond navolging in andere grote steden en stimuleerde de professionalisering van de ziekenverpleging en de ontwikkeling van de gezondheidszorg. Bijzonder was dat ze een brug sloeg tussen ‘het religieuze ideaal van volkomen toewijding’ en ‘het professionele ideaal van vakbekwaamheid’, aldus de auteurs van Ex Caritate (p. 255).

Archivalia

  • Archief Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus Maastricht.
  • Noord-Hollands Archief, Haarlem: 306. R.-K. Bisdom Haarlem, 1853-1965, inv.nr. 1772, Alkmaar en O.L.G.V. te Amsterdam, 1878-1972, correspondentie 1878-1911.

Literatuur

  • L.J. Rogier, ‘Tachtig jaar katholieke ziekenverpleging te Amsterdam. Voorgeschiedenis en geschiedenis van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis 1878-1898-1958’, in: Aspecten van caritas en geneeskunde. Onze Lieve Vrouwe Gasthuis – Amsterdam 1898-1958 (Amsterdam 1958) 9-156, aldaar 82, 88-118.
  • José Eijt, Religieuze vrouwen. Bruid, moeder, zusters. Geschiedenis van twee Nederlandse zustercongregaties, 1820-1940 (Hilversum 1995).
  • Jurjen Vis, Onder uw bescherming. De katholieken en hun ziekenzorg in Amsterdam. Gedenkboek bij het honderdjarig bestaan van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam, 1898-1998. (Amsterdam 1998).
  • Annelies van Heijst, Marjet Derks en Marit Monteiro, Ex caritate. Kloosterleven, apostolaat en nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e eeuw (Hilversum 2010) 253-270.

Illustratie

Zuster Alphonsine van Haeff. Collectie Katholiek leven in beeld, ongedateerd (Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen).

Auteur: Catharina Th. Bakker

laatst gewijzigd: 12/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.