Heemskerck van Beest, Jacoba Berendina van (1876-1923)

 
English | Nederlands

HEEMSKERCK van BEEST, Jacoba Berendina van (geb. Den Haag 1-4-1876 – gest. Domburg 3-8-1923), schilderes. Dochter van Jacob Eduard van Heemskerck van Beest (1828-1894), kunstschilder, en Geertruida Berendina de Feyfer (1829-1901). Jacoba van Heemskerck van Beest woonde vanaf 1905 samen met Maria Joanna Tak van Poortvliet (1871-1936), kunstverzamelaarster.

Jacoba was de jongste (een nakomertje) van zes kinderen van de Haagse marineschilder Jacob Eduard van Heemskerck van Beest. Haar vader was van adel, en zelf mocht ze zich met het predicaat ‘jonkvrouwe’ tooien. Vanaf 1890 kreeg ze privéschilderlessen van Johannes Wortman, vervolgens van de landschapschilder Willem Hamel, en van 1897 tot 1901 doorliep Van Heemskerck de schilderklassen van de Haagse Academie van Beeldende Kunsten. Daarna verhuisde ze naar Hilversum, waar ze les nam bij de schilder Ferdinand Hart Nibbrig. In 1904 werkte ze een half jaar op het atelier van Eugène Carrière in Parijs. Terug in Den Haag schilderde ze landschappen (onder meer in luministische stijl) en stillevens, ze tekende, etste, maakte houtsneden en lithografeerde. Vanaf 1908 werkte ze elk jaar enige maanden in de kunstenaarskolonie Domburg, waar ze persoonlijke en artistieke contacten onderhield met onder anderen Jan Toorop, die haar dikwijls raad gaf, en Piet Mondriaan. Haar levenslange vriendin, de publiciste en verzamelaarster Marie Tak van Poortvliet, trad discreet op als haar mecenas. Zij bood Heemskerck een atelier bij het huis 'Loverendale' te Domburg aan.

Vanaf 1910 exposeerde Jacoba van Heemskerck bij St. Lucas en de Moderne Kunstkring in Amsterdam, de kring ‘Doe stil voort’ te Brussel en de Salon des Indépendants in Parijs. In 1913 was ze lid van de subcommissie voor Beeldende Kunst van de grote tentoonstelling De Vrouw, 1813-1913 in Amsterdam – ze gold er als de enige bij de tentoonstelling betrokken kunstenares die vernieuwend was. Omstreeks 1910 werkte ze korte tijd in een kubistische (en volgens sommige critici futuristische) stijl.

Jacoba van Heemskerck was overwegend georiënteerd op het Duitse cultuurgebied. Ze voelde zich aangetrokken tot de theosofie en naderhand tot Rudolf Steiners antroposofie. Het boek Über das Geistige in der Kunst (1912) van Wassily Kandinsky bracht een kentering bij haar teweeg: ze sloot zich aan bij de expressionistische beweging (en het tijdschrift) Der Sturm, die vanuit Berlijn werd geleid door de musicus, dichter en kunstcriticus Herwarth Walden. De abstracte richting van het Duitse expressionisme werd haar nieuwe geestelijk thuis. Na de succesvolle Erste Deutsche Herbstsalon (1913) brak ze radicaal met alle andere richtingen. Aan haar ‘König’ Walden schreef ze dat ze voortaan uitsluitend via Der Sturm zou exposeren en haar werk verkopen.

Van Heemskerck vond dat Nederlandse schilders te veel theoretiseerden ten koste van de spontaneïteit van hun kunst. Van Theo van Doesburg en zijn werk moest ze bijvoorbeeld niets hebben. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog isoleerde ze zich in eigen land met deze houding. In haar brieven aan Walden (1914-1922) is haar ontwikkeling goed te volgen. Vanaf 1915 zijn haar werken – aangeduid als ‘Bild’, ‘Komposition’ of ‘Zeichnung’ gevolgd door een nummer – geënt op het landschap, waarbij ze voortdurend zocht naar nieuwe expressiemiddelen zoals het schilderen op glas. In 1917 maakte ze decors voor een poppenspel over de Wodansage, geïnspireerd door de jonge arts F.W. (Willem) Zeylmans van Emmichoven, een beschermeling van Marie Tak, later geneesheer-directeur van de Rudolf Steinerkliniek (Zeist) en voorzitter van de Antroposofische Vereniging in Nederland. Voor dit theaterproject zocht ze contact met de expressionistische dichter en dramaturg Lothar Schreyer. Naast glasmozaïeken maakte ze vanaf 1918 cartons voor glasramen waarvan sommige, uitgevoerd door de ateliers Heinersdorff in Berlijn, nog zijn te zien in Amsterdam in het gebouw van de voormalige Joodse Invalide (nu GGD).

Hoewel Van Heemskerck zelf niet in Der Sturm of andere media publiceerde, was ze wel zeer actief in Waldens ‘Sturm Kunstschule’, vooral aan de Hollandse afdeling. Na de Eerste Wereldoorlog stelde ze zich onafhankelijker van Walden op. Het kwam niet tot een breuk, maar ze ging buiten hem om exposeren in Nederland en zelfs in Duitsland (Die Kornscheuer, 1920 Sonderheft). In haar laatste levensjaren was ze ernstig ziek. Jacoba van Heemskerck van Beest stierf in 1923 in Domburg.

Reputatie

Het werk van Jacoba van Heemskerck kreeg bekendheid door de vele publicaties en exposities die Walden aan haar wijdde. Duitse critici als Theodor Däubler en Adolf Behne loofden haar werk en de dichter Adolf Knoblauch droeg een gedicht aan haar op. In Nederland getuigde de Scheveningse kunstcriticus Friedrich Huebner van zijn geestdrift over haar werk, maar zijn meeste collega’s, onder wie Albert Plasschaert, vonden het gekunsteld. Ronduit negatief waren Erich Wichman (Wichman, 14) en Paul van Ostaijen (Borgers, 244). Haar werk is behalve door Marie Tak en door Walden vooral verzameld door J. Boendermaker (Huebner). In 1922 kreeg haar grafische werk erkenning in de Verenigde Staten (The Dial 72, 1922). Recentelijk is er sprake van hernieuwde belangstelling voor haar werk. In 2005 verscheen een monografie/oeuvrecatalogus over deze bijzondere kunstenares en sindsdien zijn in Duitsland enkele artikelen aan haar gewijd.

Naslagwerken

BWN; Elck zijn waerom; Scheen.

Archivalia

Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, Berlijn: Sturm-Archiv [correspondentie met de Waldens].

Werk

De belangrijkste verzamelingen van het werk van Jacoba van Heemskerck van Beest bevinden zich in het Stedelijk Museum (Amsterdam), het Haags Gemeentemuseum en Museum Boymans-van Beuningen (Rotterdam). Het restant van de Sammlung-Walden is op 24-11-1954 geveild in het Stuttgarter Kunstkabinett en omvat van Van Heemskerck schilderijen, aquarellen, tekeningen en houtsneden (nrs. 1154 t/m 1166). Haar glas-in-lood ramen in het afgebroken marinecomplex Kattenburg zijn overgebracht naar het depot Instituut Collectie Nederland (thans een onderdeel van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Literatuur

  • E. Wichman, in: Holland. Geïllustreerd Maandschrift 10 (januari 1914), 14.
  • F.M. Huebner, Moderne Kunst in den Privatsammlungen Europas, dl.1: Holland (Leipzig 1921).
  • M. Tak van Poortvliet, ‘Jacoba van Heemskerck’, in: Jacoba van Heemskerck. Sturm-Bilderbuch, dl. 7 (Berlijn 1924) 6-17.
  • N. Walden en L. Schreyer, Der Sturm. Ein Erinnerungsbuch an Herwarth Walden und die Künstler aus dem Sturmkreis (Baden-Baden 1954).
  • R. Oxenaar, ‘Jacoba van Heemskerck 1876-1923’, Mededelingen van de Dienst voor Schone Kunsten der Gemeente 's-Gravenhage 9 (1954) 72-79.
  • A.B. Loosjes-Terpstra, Moderne kunst in Nederland, 1900-1914 (Utrecht 1959) 176-182.
  • G. Borgers, Paul van Ostaijen. Een documentatie, dl. 1 (Den Haag 1971).
  • I. Spaander, ‘9 biografieën. Jacoba van Heemskerck’, Museumjournaal 17 (1972) 285-287.
  • E. Zeylmans, Willem Zeylmans van Emmichoven. Ein Pionier der Anthroposophie (Arlesheim 1979).
  • H. Henkels red., Jacoba van Heemskerck, 1876-1923. Eine expressionistische Künstlerin. Tentoonstellingscatalogus Haags Gemeentemuseum (Den Haag 1982).
  • A.H. Huussen jr., Een vergeten schilder en zijn dochter: Eduard van Heemskerck van Beest (1828-1894) en zijn dochter Jacoba van Heemskerck (1876-1923); Reacties op het werk van Jacoba van Heemskerck 1924-2004 (Cahiers uit het Noorden I en II; Haren 2004).
  • A.H. Huussen jr. en J.F.A. van Paaschen-Louwerse, Jacoba van Heemskerck 1876-1923. Schilderes uit roeping (Zwolle 2005).
  • Brieven van Jacoba van Heemskerck en Marie Tak van Poortvliet aan Herwarth en Nell Walden en anderen 1911-1923, A.H. Huussen jr. ed. (Cahiers uit het Noorden X; Haren 2006).
  • Francisca van Vloten en Joost Bakker, Een tere stilte en een sterk geluid. Domburgse dames en Veerse joffers (Deventer 2009).
  • Francisca van Vloten e.a., Nieuw licht! Jan Toorop en de Domburgsche tentoonstellingen 1911-1921 (Deventer 2011).
  • Hanna Klarenbeek, Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst, 1808-1913 (Amsterdam 2012) 64, 125-126, 130.
  • Maaike van Rijn, ‘“Ich arbeite viel und denke viel über Portraits nach”. Jacoba van Heemskerck und andere Künstlerinnen beim Sturm’, in: Andrea von Hülsen-Esch en Gerhard Finckh red, Der Sturm, Zentrum der Avantgarde, deel 2: Aufsätze (Wuppertal 2012) 343-358.
  • Der Sturm. Zentrum der Avantgarde. Catalogus Von der Heydt-Museum (Wuppertal 2012).
  • Maaike Moniek van Rijn, Bildende Künstlerinnen im Berliner ‘Sturm’ der 1910er Jahre (Tübingen 2013) [proefschrift].

Illustratie

  • Portretfoto, 1915. Uit: Huussen en Van Paaschen-Louwerse, Jacoba van Heemskerck [Particuliere collectie].
  • Ramen van de Mariakazerne, Amsterdam, 1921. Uit: Huussen en Van Paaschen-Louwerse, Jacoba van Heemskerck.

Auteur: A.H. Huussen jr.

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 833

laatst gewijzigd: 15/01/2015

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.