Arondeus, Helena (1772-1814)

 
English | Nederlands

ARONDEUS, Helena (ged. Amsterdam 25-10-1772 – gest. Amsterdam 8-11-1814), toneelspeelster. Dochter van Johannes Arondeus (1746-na 1802) en Sara Gerrits (ca. 1743-1798). Helena Arondeus ging op 12-7-1793 in Amsterdam in ondertrouw met Johannes Julius Oswaldt (1770-?), toneelspeler. Uit dit huwelijk werden ten minste 2 zoons geboren.

Helena Arondeus was het tweede kind in een gereformeerd gezin dat op de Voorburgwal in Amsterdam woonde. Zij groeide op met twee zusters – Kristina Hendrika (1770) en Johanna Elisabeth (1775) – en een broer Hendrik (1778). Moeder Sara Gerrits was afkomstig uit Zutphen. Verder is over haar ouders niets bekend, ook niet of zij toneelspelers waren. In 1793 trouwde Helena Arondeus, 21 jaar oud, met de Rotterdamse acteur Johannes Julius Oswaldt, 23 jaar. Ze bleven in Amsterdam wonen, waar hun twee zoons, Rijnhoudt Johannes (1794) en Michiel Cornelis Christiaan (1797), werden geboren en luthers gedoopt.

In 1798 kreeg Helena Arondeus een engagement bij de Nationale Nederduitsche Tooneelisten, het gezelschap van Ward Bingley te Rotterdam. De commissarissen van de Rotterdamse schouwburg hadden Bingley geadviseerd twee of drie goede actrices in dienst te nemen om de kwaliteit van de voorstellingen te verbeteren. Daarop werden Helena Arondeus en Cornelia Bouhon gecontracteerd. Op 31 augustus 1799 speelde Helena Arondeus haar eerste grote rol: Semire in Monzongo of de Koninklijke slaaf (1774), een treurspel van Nicolaas Simon van Winter, waarin Bingley de titelrol vervulde (Haverkorn van Rijsewijk, 345). Vanaf dat moment vertolkte zij bij dit gezelschap de ‘première role distinguée et mère noble’ in tal van blij- en treurspelen en muziekstukken (Tooneel-Almanach, 1804-1807). Het gezelschap trad ook op in Delft, Gouda en Den Haag en reisde naar Friesland, met optredens in Leeuwarden en Franeker.

Op 23 september 1808 kwam Helena Arondeus, tijdens een tournee in Friesland, in aanraking met de politie. Op het ‘secreet’ in herberg De Wildeman in Lemmer had zij een zakhorloge met gouden ketting gevonden. Het bleek toe te behoren aan G.W. van Imhoff, staatsraad van de koning uit Amsterdam, die in dezelfde herberg had gelogeerd. Toen deze later zijn horloge miste, kwam hij terug en vroeg aan twee heren – onder wie Oswaldt – en een dame – naar later bleek Arondeus – of ze het hadden gevonden. De heren zeiden ‘neen’, maar de dame zweeg. Pas toen men haar wilde fouilleren had ze het horloge te voorschijn gehaald. Helena werd gevangen gezet in het Blokhuis van Leeuwarden. Tegenover de rechter verklaarde ze dat ze het in haar zak had gestoken ‘met oogmerk om op de eerste pleisterplaats waar zij de wagens kon ontmoeten aan de eigenaar […] te brengen of te […] Groningen zulks door aankondiging in de kranten te doen’ (verhoor, 23-9-1808). Op 18 oktober 1808 kwam haar zaak voor en op 20 oktober werd vonnis gewezen. Ze werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, moest Leeuwarden diezelfde dag nog verlaten en binnen drie dagen uit de provincie Friesland vertrokken zijn. Drie jaar lang mocht ze niet op Fries grondgebied komen.

Over de verdere toneelloopbaan van Helena Arondeus is niets bekend. Een anonieme toneelkenner noemt haar een uitmuntende actrice ‘ofschoon haar stem enigszins hard en niet zeer lieftallig is’ (Tooneelkundige brieven, 120). Volgens de toneelhistorici Ferdinand von Hellwald en J.A. Worp behoorde zij met Johanna Adams en Geertruida Hilverdink tot de belangrijkste actrices van het Rotterdamse gezelschap. Helena Arondeus stierf op 18 november 1814 in Amsterdam, 42 jaar oud. In haar overlijdensakte staat nadrukkelijk vermeld dat ze bij leven actrice was.

Naslagwerken

Coffeng; Worp.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 112 (Westerkerk) p. 159; Trouwen 5584, p. 218.
  • Tresoar, Leeuwarden: toegang 14 (Hof van Friesland), inv. nr. 7105 [verhoren en vonnis Helena Arondeus, 23-9 tot 20-10-1808].

Literatuur

  • Volledige Tooneel-Almanach der Bataafsche Republiek voor den Jaare 1804, 1805, 1806, 1807.
  • Tooneelkundige brieven, geschreven in het najaar 1808. Ten vervolge op de brieven uit Amsteldam, over het nationaal tooneel en de Nederlandsche letterkunde van C.F. Haug (Amsterdam 1808) 120.
  • Ferdinand von Hellwald, Geschichte des holländischen Theaters (Rotterdam 1874) 122, 137.
  • P. Haverkorn van Rijsewijk, De oude Rotterdamsche Schouwburg (Rotterdam 1882) 345.

Redactie (met dank aan Martha Kist).

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.