Heuvel, Geertruida Sara Catharina van den (1783-1838)

 
English | Nederlands

HEUVEL, Geertruida Sara Catharina van den, ook bekend als Jacobus Philippus Vermeijl (ged. Schiedam 5-1-1783 – gest. Amersfoort 11-4-1838), vrouw in manskleren, korporaal bij de schutterij. Dochter van Hendrik van den Heuvel Lz. en Constantia de Mongé. Geertruida van den Heuvel bleef ongehuwd.

Op 11 april 1838 overleed in Amersfoort op 53-jarige leeftijd Jacobus Philippus Vermeijl. Enkele weken later dienden familieleden een rekest in bij de plaatselijke rechtbank: zij stelden dat de overledene niet Vermeijl was maar Geertruida van den Heuvel en dat zij haar wettige erfgenamen waren. De rechter besloot hierop het graf te openen. Artsen, familieleden van haarzelf en haar hospita, en de timmerman die haar had gekist waren daarbij aanwezig. De schoenlappers Wilhelmus en Cornelis Scheerder verklaarden dat zij de overledene ten huize van hun tante Adriana Scheerder hadden ontkleed en afgelegd. Toen al hadden ze vastgesteld dat Vermeyl een vrouw was ‘en dat deszelfs schaamdelen door een lederen riem met een koperen gesp bedekt waren’ (Hondius, 8). Daarna kwamen in verhoren van derden allerlei bijzonderheden over haar leven naar buiten.

Geertruida van den Heuvel was geboren in Schiedam als tweede kind in een Nederlands Hervormd gezin. Een broertje Leendert was geboren in 1781. Waarschijnlijk zijn haar ouders vroeg gestorven, want zij groeide op bij haar grootvader Samuel en haar tante Susanna de Mongé in Delft. Een belangrijke getuige in het onderzoek was Nicolaas van Ravesteijn, voormalig buurman van haar grootvader, die verklaarde dat hij Geertruida al als kind had gekend. Omstreeks 1808 – op ongeveer 23-jarige leeftijd – had Geertruida het grootvaderlijk huis in manskleren verlaten en was ‘in datzelfde gewaad’ in Amersfoort gaan wonen bij juffrouw Scheerder op het Havik. Haar tante Susanna – maar ook Van Ravesteijn zelf – had Geertruida brieven gestuurd en deze altijd geadresseerd aan de heer J.P. Vermeijl, ten huize van juffrouw Scheerder te Amersfoort. Omstreeks 1822 erfde Geertruida van haar Delftse tante een lijfrente, waarvoor zij zich onder haar meisjesnaam en in vrouwenkleren bij de notaris vervoegde. Twee jaar voor haar dood was Geertruida nogmaals naar Delft gekomen om een erfenis in ontvangst te nemen. Bij Van Ravesteijn thuis had zij zich in vrouwenkleding gestoken, omdat zij zich bij de notaris als Geertruida moest presenteren, maar zij reisde terug naar Amersfoort in haar manskleren. Toen Van Ravesteijn vroeg naar de reden voor haar verkleedpartij had zij geantwoord, ‘dat de mansklederen haar gemakkelijker waren’ (Hondius, 9).

Niet alleen Van Ravesteijn en tante Susanna waren op de hoogte van Geertruida’s dubbele identiteit. Een deurwaarder uit Voorburg had op haar Amersfoortse adres nog een ‘mondgesprek’ met haar gevoerd over familieaangelegenheden, terwijl ze in manskleren tegenover hem zat. In Amersfoort was algemeen bekend dat zij al dertig jaar bij juffrouw Scheerder woonde, dat zij steeds als manspersoon gekleed was en mannelijke diensten verrichtte. Zo was zij korporaal geweest bij de plaatselijke schutterij.

Transseksualiteit

Omdat bij de erfenis van tante Susanna de Mongé in 1822 was vastgesteld dat de lijfrentes na Geertruida’s dood zouden toevallen aan de kinderen van haar neef Samuel Pichot de Lespinasse, dienden dezen na haar dood een rekest in. Bij het rechterlijk onderzoek kwam onomstotelijk vast te staan dat ‘Vermeijl’ inderdaad Geertruida van den Heuvel was en het overlijdensregister werd in die zin gerectificeerd. De zaak Van den Heuvel werd in 1978 opnieuw actueel. Ambtenaren van de burgerlijke stand verdiepten zich toen in de juridische problemen van transseksuelen die een operatieve geslachtsverandering hadden ondergaan. Het is niet duidelijk of het bij Geertruida van den Heuvel werkelijk om transseksualiteit ging, al wijst met name de ‘verdringing’ van de uiterlijke geslachtskenmerken (‘door een lederen riem met een koperen gesp bedekt’) hier wel op.

Archivalia

Gemeentearchief Schiedam: DTB 27 en 28.

Literatuur

  • C.J. van Zeben, ‘Juridische problemen rond transsexisten’, Het Personeelstatuut. Maandblad van de Permanente Commissie van Advies voor de Burgerlijke Stand en van de Nederlandse Vereniging van Ambtenaren van de Burgerlijke Stand 29 (1978) 6, 82-89.
  • G. Hondius, ‘Transsexisme in de Franse tijd’, Het Personeelstatuut 30 (1979) 1, 7-11.
  • Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500-1800 (Amsterdam 1989) 162.

Redactie

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 628

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.