Heuvel, Elisabeth van den (1631-1703)

 
English | Nederlands

HEUVEL, Elisabeth van den (geb. 7-2-1631 – begr. Den Haag 7-12-1703), gelegenheidsdichteres. Zij bleef ongehuwd.

Wie de ouders van Elisabeth van den Heuvel waren, waar zij is geboren en waar zij is opgegroeid, is niet bekend. Wel is zeker dat zij twee broers had (Abraham en Isaak) en één zuster (Catharina, ook wel Catelina). Van den Heuvel heeft lange tijd in Den Haag gewoond – vanaf 1660 ondertekende zij haar gedichten met ‘Hage’, gevolgd door datum en haar naam – en zij is daar ook gestorven.

Dichtwerk

Van Elisabeth van den Heuvel zijn verschillende dichtwerken bekend: tussen 1660 en 1695 verschenen ze in druk. Het zijn allemaal gelegenheidsgedichten, elk hooguit enkele bladzijden lang. Het overgrote deel bestaat uit lofzangen op Willem III, zoals een gedicht voor diens tiende verjaardag in 1660 en een lofzang op zijn inname van Namen in 1695. Verder schreef zij verjaarsgedichten voor de Haagse predikant-dichter Joannes Vollenhove en leidde ze met een drempeldicht diens in 1666 in druk verschenen afscheidspreek van de gemeente te Zwolle in – hij was naar Den Haag beroepen. In 1679 prees hij haar in een verjaarsgedicht om haar dichtwerk en typeerde haar als: ‘Vriendin van veel vriendinnen,/ Die Jesu trouw beminnen,/ En buiten echt verloofd/ Aan aller vorsten hoofd’ (Vollenhove, 207-209). Ook bracht ze grafdichten uit ter herinnering aan de Haagse predikanten Simon Simonides en  Thaddeus Landman. In 1689 bundelde zij negentien gedichten in De vorstelijcke eeretrap. Zij ondertekende haar dichtwerk, behalve met haar naam en woonplaats, ook wel met het anagram ‘Belust na de lieve Haven’. Uit haar gedichten valt op te maken dat Van den Heuvel de wereld in een bijbels-religieus licht wilde zien, gebeurtenissen als Gods beschikking interpreteerde en Willem III, en zijn vorstelijk geslacht, als het instrument van God beschouwde.

Van het leven van Elisabeth van den Heuvel is weinig bekend. Zij was in Den Haag getuige bij de doop van kinderen van haar zuster in 1672 en 1673 en bij het opmaken van haar zusters testament in 1683. Met het predikantengezin Vollenhove stond zij op goede voet (Dibbets, 205-212). Er zijn aanwijzingen dat zij een goede bekende of familie was van diens schoonzuster Elisabeth Braam. In het testament dat Van den Heuvel, ‘ziekelijk te bedde liggende’, op 24 juli 1703 in Den Haag liet opmaken, verdeelde zij nogal wat legaten, vooral aan vrouwen: 28, tegen 12 voor mannen. Vollenhoves kwalificatie ‘Vriendin van veel vriendinnen’ vindt daar zijn bevestiging. Afgaande op haar testament lijkt haar vriendenkring vooral te hebben bestaan uit ambachtslieden en winkeliers (‘meester timmerman’, ‘tegelbakkersvrouw’ enz.). Elisabeth had enkele stichtelijke werken in haar bezit, zoals van de bevindelijke predikant Wilhelmus à Brakel uit Rotterdam.

Een vrome eenvoud lijkt Elisabeth van den Heuvel eigen te zijn geweest. Toch stierf zij welgesteld. Zij werd aangeslagen in de hoogste klasse van de belasting op het begraven, hetgeen wil zeggen dat haar vermogen ten minste twaalfduizend gulden moet hebben bedragen. Zij liet het merendeel na aan haar naaste familie – haar zuster Catharina en broer Isaak waren inmiddels overleden – en wees Vollenhove aan als executeur-testamentair. In de legaten deelde zij met gulle hand gouden kostbaarheden en zilverwerk uit. De herkomst van haar vermogen is onbekend. Elisabeth van den Heuvel werd op 7 december 1703 begraven. Zij stierf ongehuwd, zoals Vollenhove het had uitgedrukt: ‘buiten echt verloofd/ Aan aller vorsten hoofd’.

Reputatie

Elisabeth van den Heuvel is vaak verward (zie hierover Dibbets) met de Elisabeth van den Heuvel die in 1662 onder de titel De bruyloft des Lams werk van haar overleden echtgenoot, de predikant Johannes de Carpentier, uitbracht. Deze Elisabeth van den Heuvel is geboren op 28 maart 1638 en huwde op 10 oktober 1660 in Amsterdam.

Het is niet duidelijk hoe bekend de gedichten van Van den Heuvel tijdens haar leven zijn geweest. Tijdgenoot en predikant-dichter Willem Sluiter kende haar ‘bij dicht en naam’. Aan het hof wist men van haar werk. Zij moet onder anderen door Willem III zijn gewaardeerd, want in haar testament is sprake van verschillende medailles, waaronder een gouden, ‘geschonken van wegens de koninge en koninginne van Engeland’ en geslagen naar aanleiding van de kroning van Willem en Maria Stuart in 1689.

In de geschiedenis van de letterkunde (Porteman en Smits-Veldt, 794-799) wordt Elisabeth van den Heuvel vermeld als orangistisch dichteres zonder grote poëtische gaven. Historisch gezien past zij in het patroon van vrouwen die hun (religieus geïnspireerde) dichtkunst gebruikten om zichzelf te kunnen ontplooien en publiekelijk te presenteren. Maar vooral is zij de schrijfster geweest van gelegenheidspoëzie waarin zij haar geloof en verering voor Willem III uitdroeg. Daarvoor bleek een gewillige markt te bestaan.

Naslagwerken

Van der Aa; NNBW.

Archivalia

Gemeentearchief Den Haag: Notarieel Archief, inv. nr. 831, fol. 359 [testament]. Impost Begraven, inv. nr. 43 J, fol. 61v.

Publicaties

Elisabeth van den Heuvel publiceerde onder haar eigen naam:

  • [Gedicht op het afscheid van Joannes Vollenhove], in: J. Vollenhoves afscheit, genomen van de gemeente te Zwol, voor zijn vertrek naar ’s Gravenhage, den 18. van Augustus 1665 (Den Haag 1666).
  • Zions hert-leet, over het seer groot verlies van Thaddeus de Lantman (Den Haag 1681).
  • Vorstelijke eertrap begonnen anno 1660 […] geresen tot koninklijke hoogte anno 1689. Voor de majesteyten, William en Maria, koning en koningin van Engelant (Den Haag 1689).
  • Ontstelde Europa, dootgalmende in rouw, over het algemeen christendoms groot verlies, van Maria, koninginne van Engelandt (Den Haag 1695).
  • Vorstelijke helden victory-kroon, bewrogt voor de doorlugtigsten, glorieusen overwinnaer William III […] bemagtiger van ‘t (soo befaemde) onwinbaer Namen (Den Haag 1695).

Literatuur

  • Joannes Vollenhove, Poëzy (Den Haag 1686).
  • G.D.J. Schotel, ‘Aanteekeningen betreffende drie vaderlandsche dichteressen uit de XVIIde eeuw’, Algemeene Konst- en Letterbode (1843) 294.
  • Lia van Gemert, ‘“The weight of a laurel-crown”: the future of Dutch early modern writers’, in: Suzan van Dijk e.a. red., Writing the history of women’s writing. Toward an international approach (Amsterdam 2001) 229-231.
  • Annelies de Jeu, ’t Spoor der dichteressen. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 207-208.
  • G.R.W. Dibbets, Joannes Vollenhove (1631-1708), dominee-dichter (Hilversum 2007) 205-212.
  • Karel Porteman en Mieke Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (Amsterdam 2008) 794-799.

Auteur: Donald Haks

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.