Hofhuis, Hendrika (1780-1849)

 
English | Nederlands

HOFHUIS, Hendrika (ged. Ambt Delden 17-9-1780 – gest. Ambt Delden 10-10-1849), laatste persoon in Nederland die op verdenking van hekserij waterproef onderging. Dochter van Lambert Hoflambert alias Hofhuis (1747-?), landbouwer, en Willemina Pek (1754-?). Hendrika Hofhuis trouwde op 23-11-1800 in Delden met Hendrik Buursink (1766-1831), landbouwer. Uit dit huwelijk werden 4 dochters en 2 zoons geboren.

Hendrika Hofhuis werd geboren als oudste van vijf (drie meisjes, twee jongens) in een landarbeidersgezin in Deldenerbroek. Op haar twintigste trouwde ze met de veertien jaar oudere Hendrik Buursink uit Goor. Het paar vestigde zich in Deldenerbroek, waar tussen 1801 en 1818 hun zes kinderen werden geboren. Haar man heette landbouwer of ‘boerwerker’, zijzelf wordt in de burgerlijke stand aangeduid als landbouwster, ‘boerwerkster’ of spinster.

In maart 1823 zorgde Hendrika Hofhuis voor opschudding omdat ze op eigen verzoek de waterproef onderging. Kranten schreven erover, de schout van Delden deed een onderzoek en Jacobus Scheltema beschreef het geval in zijn Geschiedenis der heksenprocessen (1828). Zo is het incident goed gedocumenteerd. Buurvrouw Jenneke ter Horst, op 29 november 1822 bevallen van een zoon, had Hendrika de deur gewezen toen deze rond 10 december op kraamvisite kwam. Jenneke had gezegd: ‘gij hoeft mij niet aan te spreken, want hoe meer gij zulks doet, hoe slechter ik word’. Toen Hendrika het huis verliet, had Jenneke haar nog nageroepen dat ze een toverheks was en ‘haar [: Jenneke] had behekst’. (Kampman, 66). De zus en schoonzus van Jenneke waren er ook bij, zo had Hendrika aan de schout verklaard.

Hendrika Hofhuis wist zelf niet dat ze van hekserij werd verdacht, aldus het verslag van de schout, maar omdat haar kinderen en andere familieleden desgevraagd bevestigden dat dit verhaal de ronde deed, nam ze zelf het initiatief om met een waterproef haar onschuld te bewijzen. Deze vond plaats op 16 maart 1823, achter haar huis in de Twickelse Vaart. Aan de inwoners van Deldenerbroek schreef ze een brief waarin ze hen uitnodigde om op die dag om 3 uur in de middag getuige te zijn van de proef. De schout wist hier overigens niets van, zo blijkt uit zijn verslag, anders had hij de bijeenkomst verboden. Tweehonderd mensen – ongeveer de helft van alle inwoners – waren aanwezig. Hendrika Hofhuis kleedde zich uit, trok een broek van haar man aan, liet zich door haar zwager (Berend Buursink) een touw ombinden en liep het water in. Toen ze zonk, was voor alle betrokkenen haar onschuld bewezen: haar ‘beschuldigster’ maakte de zaak ‘op een vriendelijke manier’ af, aldus het verslag van de schout.

Hierna was de kwestie afgedaan. Omdat de zaak in der minne was geschikt en Hendrika Hofhuis zelf het initiatief had genomen, ging de schout niet tot gerechtelijke vervolging over. De correspondent van de Provinciaal Overijsselsche en Zwolsche Courant merkte in zijn verslag van het gebeuren geschokt op dat betrokkenen én publiek allen tot de ‘gereformeerde gemeente’ behoorden. Volgens Scheltema was de kraamvrouw, die na de bevalling maar niet op krachten kon komen, vermoedelijk door een 'toverdokter' op de gedachte van beheksing gebracht. Hendrika Hofhuis stierf in 1849. Ze was toen al lang weduwe en woonde als kostganger in het huis van de schoolmeester, vlak bij het huis waar ze met haar gezin had gewoond.

In een tv-documentaire voor RTVOost (2002) suggereeerde Anne van de Meiden dat Hendrika voor heks werd uitgemaakt omdat ze van buiten kwam. Dit laatste is onjuist, want ze was geboren en getogen in Deldenerbroek. Jenneke ter Horst moet ook een goede bekende van haar zijn geweest: de zus van Jennekes man was getrouwd met een Hofhuis. Het feit dat het Overijsselse duo Wilma Dijksma en Gerard Rutger Buisman een lied over de Deldense waterproef van 1823 op de plaat hebben gezet, laat zien dat het verhaal nog altijd tot de verbeelding spreekt.

Literatuur

  • Jacobus Scheltema, Geschiedenis der heksenprocessen. Eene bijdrage tot den roem des vaderlands (Haarlem 1828) bijlage 8 [‘Aanteekeningen’, 99-101].
  • R. Kampman, ‘Waterproef anno 1823’, Jaarboek Twente 22 (1983) 65-66 [brief van schout Putnam Cremer aan de gouverneur van Overijssel, 17-4-1823].
  • Dick Schlüter, Betovering en vervolging. Over toverij in Oost-Nederland tussen de 16de en 20ste eeuw (Hengelo z.j. [1991]) 90-97.

  • John Buursink, Kroniek van een Twentse familie (Enschede 2003) 400-496.

Auteur: Els Kloek

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 625

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.