Hoog, Aletta Lamberta (1869-1926)

 
English | Nederlands

HOOG, Aletta Lamberta (geb. Haarlem 9-6-1869 – gest. Haarlem 18-9-1926), christelijk jeugdboekenschrijfster. Dochter van Gerard Adriaan Hoog (1825-1895), predikant, en Bregje van Rossem (1833-1918). Aletta Hoog bleef ongehuwd.

Aletta Hoog groeide op in Haarlem, als derde kind in een welgesteld Nederlands-hervormd gezin. Ze had drie broers. Haar vader, predikant in de St. Bavo-kerk, behoorde tot een oud regenten- en predikantengeslacht. Het is onduidelijk naar welke scholen ze is gegaan. Rond 1885 raakte Aletta Hoog betrokken bij de Christelijke Vereeniging tot Verpleging van de Lijders aan Vallende Ziekte (thans Stichting Epilepsie Instellingen Nederland), in 1882 opgericht door stadgenote Anna Teding van Berkhout. Met een aanzienlijk bedrag was ze contribuant van de stichting en vanaf 1891 was ze als vrijwilligster actief bij het ‘Kleedingfonds der arme patiënten’, waar ze al spoedig de leiding kreeg.

Zondagsschoolboekjes

Met haar moeder bleef Aletta Hoog na de dood van haar vader (1895) in het ouderlijk huis aan het Ripperdapark (nr. 17) wonen. Rond haar 25ste begon ze met het schrijven en publiceren van verhalen voor jonge kinderen. De eerste publicatie die van haar bekend is, is een kerstverhaal: Arm geworden om ons rijk te maken (1898), ongeveer twee jaar later gevolgd door twee paasverhalen: Een levende Heer in den hemel en Het lied van de hope der opstanding, beide verschenen rond 1900. De verhalen zijn sterk christelijk gekleurd.

Aletta Hoog ontwikkelde zich tot een uitzonderlijk productief schrijfster. Na 1900 publiceerde ze vrijwel jaarlijks een of meer kinderboeken, waarvan een groot deel tot de ‘zondagsschoolboekjes’ behoort, zoals Eddie’s kerstlied (1902), dat ze publiceerde onder het pseudoniem Alberta, en Doortje-Bangoortje (1908). Dit laatste verhaal speelt in de Napoleontische tijd en laat haar belangstelling voor historische onderwerpen zien. Andere titels waren bestemd voor de algemene markt, waaronder Een gelukkig viertal (1903) en Koninginnetje (1908). Behalve in boekvorm publiceerde ze ook verhalen in – meest protestants-christelijke – tijdschriften als Ons Tijdschrift, Voor ’t Jonge Volkje, De Hoop der Toekomst, Ons Thuis, Madeliefjes en Boterbloemen, Vrij en Blij en Meisjesleven.

In 1909 verhuisden Aletta Hoog en haar moeder naar de Coornhertstraat (nr. 22) en in 1914 naar de Jordensstraat (nr. 61). In de adresboeken uit deze jaren staat ze tot 1917 vermeld als ‘journalist’; daarna is er geen beroepsaanduiding meer. Nog altijd publiceerde ze jaarlijks verschillende zondagsschoolboekjes. Deels was dat nieuw werk, deels bewerkingen van Duitse of Engelse verhalen. Ook werkte ze mee aan verzamelbundels, zoals Prettige winteravonden (1909), en verzorgde ze uitgaven voor het onderwijs, bijvoorbeeld Eerste lichtstralen (1910) en Leesboek voor school en thuis (1912). Verder bewerkte ze een aantal Bijbelverhalen voor jonge kinderen, wat resulteerde in uitgaven als De geschiedenis van Jozef (1913) en De geschiedenis van Mozes (1913).

Eeuwfeest Bijbelgenootschap

Vanwege het honderdjarig bestaan van het Nederlandsch Bijbelgenootschap schreef Aletta Hoog in 1914 het jubileumboek Eeuwfeest, dat in een oplage van 330.000 exemplaren werd verspreid op zondagsscholen en christelijke lagere scholen. Hierna volgde een lange reeks publicaties voor de jeugd, waarvan Hoog verschillende titels voor haar rekening nam, zoals De Bijbel aan de ketting (1915), De Bijbelse boodschap brengen (1916) en Het Boek dat nooit uit is! (1919). Tussen 1917 en 1923 publiceerde Hoog regelmatig in het zendingstijdschrift Java-Cent, dat werd verspreid op zondagsscholen en jongelingenverenigingen. Ze schreef ook tal van verhalen over andere culturen, waaronder Van een kleinen Papoea (1913) en Tombo, het Soedaneesje (1916). Ook werd ze vaste medewerkster van Jacob van Campen’s Jeugdkalender en publiceerde ze verschillende deeltjes in Jacob van Campen’s Jongens en Meisjes Bibliotheek.

Na de dood van haar moeder in 1918 verhuisde Aletta Hoog naar de Aelbertsbergstraat (nr. 5) – in het Adresboek van 1926 is ze genoteerd als ‘letterkundige’. In november 1921 deed ze mee aan een schrijfwedstrijd van de Oprechte Haarlemsche Courant. Haar inzending ‘Een grootsche onderneming’, een verhaal over het ontstaan van de Haarlemse krant in 1656, leverde haar de eerste prijs op en werd gepubliceerd (17-2-1922). Uit een notitie die ze maakte bij het handschrift van het verhaal blijkt grote verbondenheid met haar geboortestad: ‘Haarlemsche van geboorte, ben ik als de bloembollen, die ’t beste tieren, zoo zij den toren der Groote Kerk kunnen zien’ (Literatuurmuseum, Collectie H 7661 H1).

Aletta Hoog bleef tot het einde van haar leven vrijwilligerswerk doen voor het Kleedingfonds en ze bleef schrijven. In haar laatste levensjaren publiceerde ze vooral zendingsverhalen, zoals Van een kleinen Arabischen held (1925) en Van twee weggeloopen negerjongens (1926). Op 18 september 1926 overleed Aletta Hoog, 57 jaar oud, in het Diaconessenziekenhuis te Haarlem.

Betekenis

Aletta Hoog was een productief schrijfster, die vooral bekendheid genoot en gewaardeerd werd in protestants-christelijke kringen. In totaal schreef ze circa 75 kinderboeken – vooral zondagsschoolboekjes – en daarnaast publiceerde ze talrijke verhalen in christelijke (jeugd)tijdschriften. Thans is haar naam in de vergetelheid geraakt.

Naslagwerken

Nederland’s Patriciaat.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: dossier familie Hoog.
  • Literatuurmuseum, Den Haag: collecties H 07661, LJV42: 240 en Hoog, Aletta [omslag NG].
  • Noord-Hollands Archief, Haarlem: Adresboeken 1891-1926, Haerlem Jaarboek 1931, Archief van de Vereniging Epilepsie 1882-1970 (toegangsnr. 482).

Publicaties

Behalve de in de tekst genoemde:

  • Alléén in ’t nestje (Alkmaar 1905).
  • Waarom vader ’t begreep (Nijkerk [ca. 1910]).
  • Tommie’s kerstfeest (Nijkerk 1911).
  • Geholpen door Jezus (Rotterdam z.j. [1913]).
  • Keesje (Rotterdam z.j. [1913]).
  • Ferme kinderen (Amsterdam 1916).
  • Bert z’n kerstvakantie (Arnhem z.j. [1917]).
  • Paaschklokken, paascheieren en nog wat (Amsterdam 1917)
  • Schooljongen (Arnhem z.j. [1919]).
  • Wat Bep en Leni deden (Arnhem z.j. [1923]).
  • Kalipa de Kafferjongen (Den Haag z.j. [1925]).
  • Van een Ceylonsch prinsje (Den Haag z.j [1925]).

Literatuur 

  • Laura Oosterveld, De speurtocht naar Aletta Hoog (1869-1926) (Leiden 1994).
  • [Anoniem], ‘Jeugduitgaven van het Nederlands Bijbel Genootschap’, Ouwe Bram leeft nog! 2 (1997) nr. 8, 10-14.
  • Marjoke Rietveld-van Wingerden, Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen 1757-1994 (Leiden 1995) 87, 105, 149, 176, 179, 180, 198, 208, 247, 254.
  • Jacques Dane, De vrucht van Bijbelsche opvoeding. Populaire leescultuur in protestants-christelijke gezinnen circa 1880-1940 (Hilversum 1996) 52, 53, 55, 57, 224.
  • Aletta Hoog, webpagina op Achter de Rug [URL http://www.achterderug.nl/pageauteurs_zsb.php?id=Hoog&id2=Aletta; geraadpleegd 1-12-2016].

Illustratie

Aletta Hoog, door M.J. van der Vlerk, 1924 (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Janneke van der Veer

laatst gewijzigd: 01/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.