Hoyer van Brakel, Louize Aletta (1805-1871)

 
English | Nederlands

HOYER van BRAKEL, Louize Aletta (geb. Rotterdam 28-9-1805 – gest. Brunswijk, Duitsland 31-3-1871), bloem- en fruitschilderes en tekenlerares. Dochter van Paulus Hoyer van Brakel (1769-1827), ondernemer, en Sibylla van Rijckevorsel (1773-1848). Louize Aletta Hoyer van Brakel bleef ongehuwd.

Louize Aletta Hoyer van Brakel kwam uit een deftige Rotterdamse familie. Ze werd remonstrants gedoopt en groeide op met één oudere broer en twee jongere zussen – een ouder zusje (2 jaar) was in 1803 gestorven, een ouder broertje (8 jaar) stierf een jaar na haar geboorte. Haar vader was lid van de Rotterdamse firma Tomputte, Hoyer van Brakel en Co., die handelde in olie, traan en granen. Ook was hij directeur van de ‘maatschappij der assurantie, disconteringen en beleening der stad Rotterdam’ en lid van de Rotterdamse raad.

Vermoedelijk beoefende Hoyer van Brakel de schilderkunst in eerste instantie als hobby. Zij kreeg les van de portret- en historieschilder Jacobus Everhardus Josephus van den Berg, de stillevenschilderes Eline Robin en de historieschilder Cornelis Groenendael. Zelf maakte ze naam als schilderes van bloem- en fruitstillevens. De kunstenaarsbiograaf Johannes Immerzeel jr. schrijft in 1842 dat zij van haar liefhebberij haar beroep maakte toen haar familie in ‘wederwaardigheden’ (: rampspoed) raakte – hij geeft geen details (Immerzeel 2, 61). Hij noemt haar een ‘niet onverdienstelijke kunstenaresse in het vak van bloem- en fruitschilderen, wier voortbrengsels men van tijd tot tijd zowel op de tentoonstellingen bij ons te lande, als elders, met genoegen heeft aangetroffen’ (ibid.). Inderdaad exposeerde ze tussen 1838 en 1841 enkele schilderijen in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag op de nationale tentoonstellingen van Levende Meesters.

Een atelier voor dames

Rond 1836 vatte Hoyer van Brakel het plan op om teken- en schilderlessen te geven. Zij vroeg het Rotterdamse tekengenootschap Hierdoor tot Hooger toestemming om in een van hun zalen een atelier voor dames te mogen oprichten. Het bestuur gaf haar de beschikking over een zaal op tijdstippen dat deze niet door het genootschap werd gebruikt. Het ging kennelijk zo goed met dit atelier dat Hoyer van Brakel in 1837 om een tweede zaal in een andere locatie van het genootschap vroeg. Ook deze aanvraag werd gehonoreerd. Als dank bood zij het genootschap een bloemstilleven aan. In 1841 richtte Hoyer van Brakel een soortgelijk atelier op in de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, waarbij het bestuur het gebruik van enige ‘pleister fragmenten’ toestond: gipsen afgietsels van Griekse beelden ten behoeve van lessen in anatomie en figuurtekenen.

In haar atelier gaf Hoyer van Brakel les aan jonge vrouwen in een tijd waarin de opleidingsmogelijkheden aan tekeninstituten voor hen gering waren. Helaas is niet bekend welke en hoeveel vrouwen van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt, maar het feit dat Hoyer van Brakel in Rotterdam en in Den Haag lesgaf, doet vermoeden dat de vraag aanzienlijk was. Zij moet deze lessen tot ongeveer 1843 hebben gegeven.

Rond 1844 vertrok Hoyer van Brakel naar Londen, waar ze dat jaar enige stillevens exposeerde bij de Royal Academy of Arts en The British Institution. Hierna tasten we over deze kunstenares in het duister. Getuige een familieadvertentie stierf Louize Aletta Hoyer van Brakel in 1871 in Brunswijk, 66 jaar oud.

Naslagwerken

Elck zijn waerom; Immerzeel; Petteys; Scheen; Thieme.

Archivalia

  • Gemeentearchief Rotterdam: DTB, Dopen remonstrants, inv. nr. 29.
  • Haags Gemeentearchief: toegang 58, inv. nr. 137 (Notulen van de raad van bestuur der ’s Gravenhaagsche Teeken Academie).
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Hoyer van Brakel.

Werk

Er zijn slechts enkele bloemstillevens van Hoyer van Brakel bekend; deze bevinden zich in particuliere collecties. Heel soms wordt een schilderij van haar hand aangeboden in de kunsthandel.

Literatuur

  • Catalogi van tentoonstellingen van Levende Meesters, gehouden in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam in de jaren 1838-1841 [zie ook Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag: tentoonstellingsdocumentatie Levende Meesters].
  • P. Bakker, De oorsprong der academie van beeldende kunsten en technische wetenschappen te Rotterdam aangetoond in de geschiedenis van het teekengenootschap 'Hierdoor tot Hooger' (Rotterdam 1900) 62, 76.
  • A. Hoogenboom, De stand des kunstenaars. De positie van kunstschilders in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw (Leiden 1993) 173.
  • Nederland’s Patriciaat 62 (1971) [lemma Sibylla van Rijckevorsel].

Illustratie

‘Bloemen op een marmeren plint’, gesigneerd en gedateerd ‘Louise Hoyer van Brakel 1840’, olieverf op paneel, veiling Sotheby’s Londen, 21-6-1989, nr. 169.

Auteur: Hanna Klarenbeek

 

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.