© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Frans Willem Lantink, Swaving, Johanna Elisabeth, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/JohannaEnschedeSwaving [13/01/2014]
SWAVING, Johanna Elisabeth, vooral bekend als Johanna Enschedé-Swaving (geb. Weesp 17-12-1754 – gest. Haarlem 26-6-1826), firmante van Joh. Enschedé en Zoonen. Dochter van Christiaan Swaving (1717-1795), burgemeester van Weesp, en Sandrina Gerarda van Poolsum (1725-1799). Johanna Swaving trouwde op 25-8-1783 in Weesp met Johannes II Enschedé (1750-1799), firmant van Joh. Enschedé en Zoonen. Uit dit huwelijk werden 5 dochters en 4 zoons geboren, van wie 1 dochter en 1 zoon jong overleden.
Johanna Elisabeth Swaving groeide als burgemeestersdochter op in Weesp. Haar familie behoorde tot het ‘kleine patriciaat’, de middelhoge bestuurdersklasse vlak onder die van de regerende families in de stemhebbende steden van de Republiek, de eigenlijke regentenklasse. Haar vaders familie telde verschillende rechters en hogere bestuursambtenaren, zoals haar oom Diederik Swaving (1737-1825), burgemeester van Woerden. Haar moeders familie, Van Poolsum, had een boekhandel in Utrecht. Vermoedelijk is via handelsrelaties, zoals de distributie van de Oprechte Haarlemsche Courant (OHC), het eerste contact ontstaan tussen de familie Swaving-Van Poolsum en het Haarlemse drukkersgeslacht Enschedé. Voor de Enschedé’s moet deze burgemeestersdochter een interessante partij op de huwelijksmarkt zijn geweest: het huwelijk betekende verdere sociale stijging.
Huwelijksjaren
Over de huwelijksjaren van Johanna Elisabeth is niet veel bekend. Wel is zij in die tijd verscheidene malen afgebeeld als huisvrouw met typisch huiselijke bezigheden. Zo zit zij op een schilderij van Wijbrand Hendriks aan een tafeltje met haar echtgenoot, zij met een verstelwerkje, hij met papieren voor zich, achter hen hun oudste zoon Johannes III Enschedé (1785-1866) als kind en een portret van Laurens Jansz. Coster aan de muur. Op een aquarel van Warnar Horstink staat zij afgebeeld met een breiwerkje. De kinderen van Johanna en Johan trouwden leden van de gegoede burgerij van Haarlem, afgezien van hun dochter Christina Gerarda Enschedé: zij bleef ongehuwd en gold als een niet onverdienstelijk kunstenares.
Johanna’s man, Johannes II, was een bekende Haarlemse patriot en prominent lid van het vrijkorps Pro Aris et Focis. Bij de orangistische restauratie van 1788 werd hem zijn officiersfunctie in de schutterij ontnomen en ontkwam hij ternauwernood aan verdere maatregelen. Wel moest de OHC voortaan een andere toon – ten gunste van stadhouder Willem V – aanslaan. Bij de omwenteling van 1795 werd Johannes II lid en zelfs korte tijd president van de revolutionaire stadsregering. Zelf was Johanna ook zeer present in het culturele en politieke leven van Haarlem. Met vijf andere dames – drie vrouwen uit regentenfamilies en twee uit de rijke doopsgezinde en lutherse elite – vormde zij het voorname én verlichte gezelschap van donatrices van het tamelijk revolutionaire vrijkorps. Als groep symboliseerden zij een nieuwe elite die oude grenzen van stand en confessie achter zich liet. Verder was Johanna Enschedé donatrice van de Haarlemse Teken-Academie en was zij zeer actief als lid van de theatersociëteit Leerzaam Vermaak. In het door de sociëteit zelf gefinancierde theatertje stond zij vaak op de planken. Zo speelde zij in 1791 samen met haar man en haar oudste zoontje in Jan van Walré’s Menschenhaat en berouw (naar Kotzebue). In het feestspel ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de sociëteit trad zij op, samen met Maria van Walré, als hogepriesteres van een allegorische tempel van de deugd. In 1800 werd zij erkend donatrice van de Nederlandsche Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen.
Firmante in het familiebedrijf
De voortijdige dood van haar echtgenoot betekende dat Johanna Enschedé-Swaving haar entree maakte in het familiebedrijf. Het testament van hen beiden was namelijk opgesteld op de langstlevende, en zij kon daarom meer zijn dan alleen voogd en zaakwaarnemer van haar kinderen, van wie twee zoons bestemd waren hun vader op te volgen in het bedrijf. Zij kreeg de bevoegdheid over een belangrijk deel van het bedrijf: de Oprechte Haarlemsche Courant. De krant was exclusief eigendom van haar man geweest en buiten de familieassociatie van de zonen van de stichter gehouden. Dit betekende dat zij als weduwe in feite de uitgeefster van de krant werd, ook al werden de uitvoerende taken al spoedig in handen gelegd van haar zoon Johannes III Enschedé. Het eigendom van de bedrijfsgebouwen, geconcentreerd rond het eigen woonhuis in de Damstraat, was grotendeels in haar handen. Haar aangetrouwde neef en compagnon Abraham Enschedé beheerde de lettergieterij.
Door nieuwe overeenkomsten aan te gaan met haar compagnon drukte zij gedurende bijna dertig jaar haar stempel op de bedrijfsvoering, en met haar wilsbeschikkingen stuurde zij ook na haar dood de richting van het bedrijf. Tekenend voor haar dominante positie was dat haar zoons wel met de bedrijfsvoering werden belast, maar een vergoeding kregen die veel lager was dan haar firmantenuitkering. Johanna Enschedé loodste het bedrijf door alle moeilijkheden van de Franse tijd, zoals de censuur op de OHC, de verplichte uitgave als Franstalig advertentieblad, en de zogenaamde ‘bijbelstrijd’ over de rechten van het drukken van ‘kerkgoed’ (bijbels, liedboeken e.d.). Door uitdrukkelijk de twee familietakken gelijk te stellen, zorgde zij ervoor dat de Firma Enschedé meer werd dan een ingewikkelde verzameling familieafspraken. Zo bewerkstelligde zij de professionalisering van het bedrijf: een bedrijf waar continuïteit boven particulier familiebelang ging. Haar zoon en kleinzoon waren later niet blij met haar visionaire blik. Enige exclusieve rechten, zoals de uitgave van de OHC en de eigendom van de bedrijfspanden, moesten zij nu financieel gaan delen met de ‘neven’, nakomelingen van de derde zoon van Johannes I. Johanna Enschedé-Swaving stierf na ruim 26 jaar weduwschap, en werd begraven in het familiegraf van de Enschedé’s in de Grote Kerk van Haarlem, ook al ging de familie al jaren bij de Waalse gemeente ter kerke.
Reputatie
Met haar inzichten in de bedrijfsvoering legde Johanna Enschedé-Swaving de basis voor de grote bloei van het bedrijf in de negentiende eeuw. Haar testament voorzag in een associatiecontract, een contract dat inderdaad in 1826 werd opgesteld. Een generatie later ondervond de weduwe Enschedé-Dalen (1801-1858) hoezeer een inmiddels herzien associatiecontract de rol van weduwen-erfgenamen beperkte: financiële inkomsten als associé waren nog mogelijk, maar directe bemoeienis van weduwen met de bedrijfsvoering werd uitgesloten. Dit was een opmaat tot de definitieve uitsluiting van vrouwen uit de bedrijfsleiding. Aan het einde van de negentiende eeuw was een strikt mannelijke opvolging zelfs expliciet als regel vastgelegd. Zo is het na de weduwe Enschedé-Swaving geen enkele vrouwelijke Enschedé meer gelukt een rol van betekenis te spelen in de leiding van het bedrijf, dat in 2003 bij zijn 300-jarig jubileum het predikaat ‘koninklijk’ kreeg en tot de invoering van de euro de exclusieve drukker van het Nederlandse bankbiljet was.
De rol die Johanna Elisabeth Enschedé-Swaving in de familiegeschiedenis en in de geschiedenis van Joh. Enschedé en Zoonen heeft gespeeld, is veel groter gebleken dan in de oudere overzichten van de geschiedenis van het bedrijf werd aangenomen. Symbolisch daarvoor is het feit dat zij als firmant werd ‘vergeten’ in de traditionele overzichten van de firmantendynastie van de Enschedé’s die in de loop der tijd zijn opgesteld: zij beperken zich tot de rechte mannelijke lijn, namelijk de reeks van de Johannessen Enschedé I tot en met VI en de reeks mannelijke nakomelingen van de in het bedrijf participerende zijtak.
Naast de genoemde portretten van Johanna Enschedé als huismoeder bestaan er ook twee portretten van haar uit de periode dat zij als firmante actief was: een olieverfportret in het Museum Enschedé en een olieverfportret van ca. 1820, dat zich in familiebezit bevindt.
Archivalia
- Stichting Museum Enschedé, Haarlem.
- Noord-Hollands Archief, Haarlem.
Literatuur
Frans Willem Lantink, Koosje Sierman en Johan de Zoete, Voor stad en staat. Beelden van driehonderd jaar bedrijfsgeschiedenis. Joh. Enschedé 2003-1703 (Haarlem 2003).
Illustratie
Anoniem olieverfportret, ongedateerd (Stichting Museum Enschedé, Haarlem).
Auteur: Frans Willem Lantink
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 570
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.