Singels, Jacoba Cornelia (1847-1901)

 
English | Nederlands

SINGELS, Jacoba Cornelia, ook bekend onder haar pseudoniem Catharina (geb. Dordrecht 31-1-1847 – gest. Amsterdam 24-9-1901), schrijfster. Dochter van Adriaan Singels (1807-1884), steenhouwer, en Catharina van der Straaten (1811-1868). Jacoba Cornelia Singels trouwde op 23-10-1873 in Dordrecht met Hendrik Jolle Jolles (1847-1888), marinier. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

Jacoba Cornelia Singels (Koosje) werd geboren als vijfde kind in een Nederlands Hervormd gezin met vijf dochters en één zoon (de jongste). Haar vader had een steenhouwersbedrijf in Dordrecht. Via haar vriendin Cornelia Veth (1848-1945) kwam Jacoba in aanraking met een intellectuele en kunstzinnige wereld die zij van huis uit niet kende. Vader Veth was ijzerhandelaar, maar werkte ook als edelsmid en graveur en deed bovendien als amateurhistoricus onderzoek naar zeventiende-eeuwse schilders.

Op 26-jarige leeftijd trouwde Jacoba Singels met Hendrik Jolle Jolles, tweede luitenant bij het korps mariniers in Den Helder. Het paar vestigde zich in Den Helder, waar een jaar later zoon André (1874-1945) werd geboren. Twee jaar later verhuisde het gezin Jolles-Singels naar Amsterdam (Prinsengracht 709). Niet lang hierna (rond 1876) vestigde haar man zich als effectenhandelaar met de firma Jolles & Co. Binnen Amsterdam verhuisde het echtpaar nog diverse keren, want Jacoba was voortdurend op zoek naar woningen met voldoende ruimte voor haar logees, ontvangsten en huisconcerten. Bovendien nam ze op gezette tijden neefjes en nichtjes onder haar hoede. Zo ontfermde ze zich in 1881 en 1884 over twee kinderen van overleden zwagers, later over haar nicht Joke Singels.

Onder het pseudoniem Catharina publiceerde Jacoba Jolles-Singels in 1874 haar eerste novellen in het tijdschrift Nederland: ‘Eene oude vrijster’ en ‘Waarlijk geëmancipeerd’. Tussen 1874 en 1878 zouden nog vier bijdragen aan Nederland volgen. Vlak voor haar dertigste verjaardag (1876) gaf Jolles-Singels in eigen beheer en eveneens onder pseudoniem haar eerste bundel novellen (‘De schoonzusters’ en ‘Katy’s verloving’) uit, die ze verspreidde onder vrienden. Op advies van haar uitgever, Jan Christiaan Loman, had zij in augustus 1876 contact gezocht met Geertruida Bosboom-Toussaint (1812-1886) met het verzoek een voorwoord bij deze bundel te schrijven, maar deze weigerde: ze wenste zich te onthouden ‘van alles wat naar een patronaat gelijkt’ (Thys, 73). Het was niettemin het begin van een hechte vriendschap.

Jacoba Jolles-Singels verkeerde graag in Amsterdamse kunstenaarskringen. Toen Jan Veth (1864-1925), de jongere broer van haar jeugdvriendin Cornelia, in 1880 aan de Amsterdamse kunstacademie kwam studeren, raakte ze via hem bevriend met kunstenaars als Antoon Derkinderen, Willem Kloos, Albert Verwey, Herman Gorter en Alphons Diepenbrock. In 1881 woonde zij met 95 andere Nederlanders uit de wereld van kunst en cultuur de Hendrik Conscience-feesten in Brussel bij. In 1885 leenden zij en haar man de helft van het benodigde oprichtingskapitaal – duizend gulden – aan het tijdschrift De Nieuwe Gids, in 1887 gevolgd door een tweede lening van driehonderd gulden. Inmiddels was in 1886 haar bundel Vrouwen-typen verschenen.

Toen Hendrik Jolles in 1887 ziek werd, reisde het echtpaar op medisch advies naar Napels, waar hij in 1888 overleed aan leverkanker. Hierna moest Jacoba Jolles-Singels haar leven op eenvoudiger leest schoeien. Ze reisde aanvankelijk nog veel, maar spoedig kon ze dat niet meer bekostigen. Nog even overwoog ze om zich met haar zoon in Italië te vestigen, maar ook dat bleek te duur. Na mislukte beursspeculaties kwam ze in geldproblemen, met het gevolg dat ze in 1895 tijdelijk moest intrekken bij tantes in Den Haag. Ze was afhankelijk van de ‘handelsmannen’, schreef ze aan Veth. Het is onduidelijk of ze in deze tijd nog publiceerde. Van Het oude slot (1895) en De laatste moord (1896), beide verschenen op naam van ‘Catharina’, is niet zeker of zij van haar hand zijn.

Het werk van Jolles-Singels kreeg een welwillende ontvangst. Busken Huet schreef haar uitgever: ‘Die dame heeft tot hiertoe geen blijk gegeven van een groot of buitengewoon, ook niet van een geoefend, maar wel dunkt mij, van een wezenlijk talent; ik meen van de natuurlijke en oprechte behoefte om van hetgeen omgaat in haar hoofd en hart, beelden te vormen’ (brief van 1 maart 1877). J.H.C. Heijse noemde haar werk in De Gids van 1878 bescheiden, ‘niet pralend’ maar sterk in het schetsen van vrouwenkarakters. Haar huiselijke taferelen vond hij wat ‘dicht bij de grond’.

In november 1895 keerde Jacoba Jolles-Singels terug naar Amsterdam (Singel 186). Inmiddels had zich bij haar een huidziekte geopenbaard waarvoor zij in 1898 een half jaar in het ziekenhuis werd opgenomen. Zij stierf op 24 september 1901. Tal van schrijvers en kunstenaars woonden haar begrafenis bij. Het Vaderland herdacht haar op 27 september van dat jaar als de schrijfster van een aantal ‘voortreffelijke novellen’.

Naslagwerken

Basse; Frederiks/van den Branden.

Archivalia

  • Correspondentie van J.C. Jolles-Singels bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek en het Letterkundig Museum in Den Haag, in de Universiteitsbibliotheken van Leiden en Amsterdam, en in het IISG, Amsterdam. Een deel van haar correspondentie is gepubliceerd in Reeser en Thys.
  • Regionaal Archief Alkmaar: Album amicorum A.L.G. Bosboom-Toussaint (1882) [hierin een huldeblijk in de vorm van een vers, gesigneerd ‘Jollesje’].

Publicaties

Jolles-Singels publiceerde altijd onder het pseudoniem ‘Catharina’. Behalve de genoemde novellen schreef zij:

  • ‘Kleine Kritieken door Aa en Catharina. Tutti frutti’, Nederland. Verzameling van Oorspronkelijke Bijdragen door Nederlandsche Letterkundigen (1874) 1, 348-353.
  • ‘Juf’, Nederland (1875) 3, 245-310.
  • Twee novellen (Amsterdam 1876).
  • ‘Eene oude geschiedenis opnieuw verteld’, Nederland (1876) 1, 358-378.
  • ‘Warren Junior’, Nederland (1878) 1, 19-48, 201-228, 245-278.
  • Een scheurkalender voor 1883.

Literatuur

  • [Anoniem], Ons Streven 5 (1877) 19.
  • K. Busken Huet, in: Algemeen Dagblad Nederlands Indië (2-11-1877) 257.
  • J.H.C. Heijse, [bespreking van ‘De schoonzusters’ en ‘Katy’s verloving’], De Gids (1878) 3, 372-374.
  • H. Reeser, Repertorium op de briefwisseling van Bosboom-Toussaint (Amsterdam 1990).
  • Walter Thys, André Jolles (1874-1946). ‘Gebildeter Vagant’. Brieven en documenten (Amsterdam/Leipzig 2001).

Illustratie

Portret, door Thérèse Schwartze, 1883. Foto: Tim Koster, (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk/Amersfoort).

Auteur: Els Naaijkens

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 770

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.