Juliana (1909-2004)

 
English | Nederlands

JULIANA Louise Emma Marie Wilhelmina prinses van Oranje-Nassau etc. (geb. Den Haag 30-4-1909—gest. Soestdijk 20-3-2004), koningin der Nederlanden. Dochter van Wilhelmina Helena Pauline Maria van Oranje-Nassau (1880-1962), koningin der Nederlanden, en Hendrik hertog van Mecklenburg (1876-1934). Juliana van Oranje-Nassau trouwde op 7-1-1937 in Den Haag met Bernhard prins von Lippe-Biesterfeld (1911-2004). Uit dit huwelijk werden 4 dochters geboren.

De geboorte van prinses Juliana in 1909 leidde in Nederland tot een ongekende uitbarsting van vreugde. Al hadden velen gehoopt op een zoon als troonopvolger, de opluchting dat er in het Oranjehuis een nakomeling was geboren, won het van de teleurstelling over haar sekse. ‘De hope der natie’, genoemd naar Juliana van Stolberg, kwam acht jaar na het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik ter wereld. Wilhelmina’s voorafgaande miskramen hadden tot bezorgdheid geleid over het voortbestaan van de dynastie. Wanneer er geen directe afstammeling geboren zou worden, zou er na de dood van Wilhelmina een Duitse prins op de Nederlandse troon komen. In 1922 werd de grondwet zodanig gewijzigd dat dit onmogelijk werd.

Jeugd

Juliana of ‘Jula’, zoals zij thuis en door vriendinnetjes werd genoemd, bleef enig kind. Ze groeide op in paleis Het Loo en in de twee Haagse paleizen: Huis ten Bosch en Noord­einde. Ook haar opvoeding werd getekend door vrees over het voortbestaan van de dynastie. Zo mocht ze vanwege het gevaar van besmetting alleen stevig ingepakt naar buiten en moest ze in de tuin hand­schoentjes aan, voor het geval dat ze een giftige bloem zou plukken. Al trachtte haar moeder haar ‘geliefde kind’ een minder geïsoleerde en vrolijker jeugd te geven dan zij zelf had gehad, de omgeving waarin Juliana volwassen werd, bleef in hoge mate wereldvreemd. Majesteitelijkheid stond voor de Tweede Wereldoorlog nog gelijk aan fysieke en mentale distantie. Aan het hof werd de dagelijkse gang van zaken bestierd door een adellijke hofhouding die zich ver verheven voelde boven de bevolking en zich schrap zette tegen modernisering. Zeker rond Het Loo waren de verhoudingen nog feodaal.

Haar emotionele isolement compenseerde de kleine Juliana door een innige gehechtheid aan haar diverse gouvernantes en verzorgsters. Om haar in contact te brengen met leeftijdgenootjes lieten haar ouders haar onderwijzen in een schoolklasje met drie adellijke meisjes. Niettemin kreeg ze vanaf haar elfde privéonderricht omdat ze op haar achttiende gereed moest zijn om de troon te bestijgen. In die jaren kwamen er regelmatig groepen meisjes kamperen in de kroondomeinen rond Het Loo.

Juliana had een stevige wil. Ze was eigenzinnig en kon koppig zijn. Zo knipte ze in 1927 tegen de zin van haar moeder haar lange haar af, een daad die toentertijd het streven van vrouwen naar onafhankelijkheid symboliseerde. In diezelfde tijd kreeg ze voor elkaar dat ze mocht gaan studeren. Ze was zeer gesteld op haar goedgemutste maar weinig sophisticated vader. De allengs toenemende spanningen tussen haar ouders wierpen dan ook een schaduw over haar jeugd. Waar haar vader voor Juliana de minder formele en minder op protocol gerichte levensstijl belichaamde waarnaar zij haar leven lang zou verlangen, maakten zijn schuinsmarcheren en geld­smijterij hem voor haar moeder tot een bron van gêne en verdriet.

Juliana’s Leidse studietijd (van september 1927 tot februari 1930) was vermoedelijk de plezierigste tijd van haar leven. Ze woonde in Katwijk, in een villa met enkele medestudentes, en genoot met volle teugen van het studentenleven. Als lid van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL) nam ze deel aan velerlei verenigingsactiviteiten; ze liet zich door haar mede-studentes tutoyeren en sloot vriendschappen voor het leven. Clubjes met vriendinnen boden haar tot op hoge leeftijd veilige havens waar ze het gevoel had ‘zichzelf’ te kunnen zijn en even kon vergeten waartoe zij was voorbestemd. Zo was ze een actief lid van toneelclubs, een vrouwendiscussieclub, een bijbelclub en haar Leidse jaarclub De Zestigpoot.

In haar studie hield Juliana zich onder meer bezig met godsdienst­fenomenologie, moderne letterkunde, Nederlandse geschiedenis (ze had grote waardering voor het werk van haar hoogleraar J. Huizinga) en volkenrecht, in het bijzonder gericht op de bestuursverhou­dingen in Nederlands-Indië. De Leidse opleiding vertegenwoordigde een relatief progressieve stroming in de Indologie. Eveneens van invloed op Juliana’s levensbeschouwelijke belangstelling waren haar contacten met vrijzinnig christelijke studenten. In ethisch bevlogen kringen als de Nederlandse Christen Studenten Vereniging (NCSV) werd in de jaren 1930 gretig gediscussieerd over antimilitarisme, Volkenbond, oecumene en het streven dat in 1945 de ‘doorbraak’ zou gaan heten: het opheffen van de kloof tussen de godsdienstige en levensbeschouwelijke zuilen.

Huwelijk en oorlog

Na haar studie werd Juliana opnieuw geconfronteerd met de dynastieke dwang tot voortplanting. Zij werd geacht te trouwen; de diplomatieke dienst kreeg tot taak een passende echt­genoot voor haar te vinden (de aanstaande prins-gemaal diende van adel te zijn, protestant, gezond, en in het bezit van enig vermogen). Naarmate meer van de aangedragen kandidaten afvielen, werden de opmerkingen van de merendeels bejaarde adellijke heren inzake haar vermeende onaantrekkelijkheid denigrerender. Hoe de kroonprinses deze vernederende gang van zaken heeft ervaren, weten wij niet. Vast staat dat Juliana zich bij deze koppelpogingen weinig meegaand toonde.

Die recalcitrantie smolt weg toen zich tijdens de wintersport van 1936 een jonge Duitse prins aandiende, Bernhard von Lippe-Biesterfeld. Juliana werd verliefd en zij trouwden op 7 januari 1937 in Den Haag. Tijdens hun drie maanden lange huwelijksreis, waarin het jonge paar zich omringde met figuren uit de Europese jetset en zelfs een casino bezocht, onderging Juliana op instigatie van haar man een uiterlijke transformatie. Zij keerde terug als een mondaine jonge vrouw.

Het jonge paar vestigde zich op afstand van de Haagse politiek in het centraal gelegen Paleis Soestdijk, waar beiden tot hun dood zouden wonen. Ze lieten het paleis ingrijpend verbouwen. In de rechtervleugel werd een comfortabel gezinshuis ingericht, modern gemeubileerd en voorzien van de nieuwste snufjes zoals elektrisch beweegbare ramen, een bioscoopzaal en in het park tennisbanen en een zwembad. Dat Juliana later ook als staatshoofd niet in Den Haag ging wonen en er één woning op nahield in plaats van een zomer- en een winterresidentie, baarde opzien. Op 31 januari 1938 werd op Soestdijk prinses Beatrix geboren, op 5 augustus 1939 prinses Irene.

Na de Duitse inval van 10 mei 1940 vertrokken Juliana en Bernhard en hun dochtertjes ijlings naar Engeland, een dag later gevolgd door koningin Wilhelmina. In Londen werd een regering in ballingschap gevormd. Terwijl Bernhard en de koningin in Londen bleven, werden Juliana en de prinsesjes voor hun veiligheid naar Canada gestuurd. Daar leefden zij in een voorstad van Ottawa met relatief weinig personeel en kwamen Bernhard en Wilhelmina hen af en toe opzoeken. Leven zonder hofhouding betekende voor Juliana een bevrijding. Tegelijkertijd was haar leven in Canada aanmerkelijk minder huiselijk dan wel wordt gedacht. Teneinde de geallieerde zaak te bepleiten onderhield ze contact met de Amerikaanse president F.D. Roosevelt en diens vrouw Eleanor. Verder bezocht ze onder meer Suriname en de Nederlandse Antillen. In 1943 werd in Ottawa prinses Margriet geboren.

In april 1945 vestigden Juliana en Wilhelmina zich in Breda. In juni ging Juliana haar dochters ophalen uit Canada en in augustus hernam het herenigde gezin zijn leven op Soestdijk. Daar werd op 18 februari 1947 een vierde dochter geboren, prinses Marijke, die zich later Christina ging noemen. Na haar geboorte bleek dat het jongste prinsesje een ernstige oogafwijking had als gevolg van de rodehond die Juliana tijdens de zwangerschap had opgelopen.

Staatshoofd

De oorlog had een zware tol geëist van de vitaliteit van Wilhelmina (die eigenlijk al in 1938 had willen aftreden). Alvorens Juliana op 4 september 1948 haar moeder opvolgde als koningin, was zij al van 14 oktober tot 1 december 1947 en van 12 mei tot 30 augustus 1948 regentes geweest.

Als staatshoofd installeerde Juliana veertien kabinetten. Onder ‘haar’ 136 ministers waren vier vrouwen – een vrouwelijke formateur, (vice-)premier, vice-voorzitter van de Raad van State of voorzitter van Eerste of Tweede Kamer maakte ze niet mee. De eerste vrouwelijke staatssecretaris (er waren er tussen 1948 en 1980 zes naast 103 van het mannelijk geslacht) was in februari 1953 de katholieke ‘mejuffrouw’ Anna de Waal. Juliana beëdigde haar, naar ze zelf ooit vertelde, met ‘de laarzen aan’, omdat ze onderweg was naar de Zeeuwse watersnoodramp. Juliana’s optreden gedurende die ramp (met een hoofddoek om en inderdaad in kaplaarzen) symboliseert haar positie: betrokken bij menselijk leed en liefst zo onopvallend mogelijk te midden van haar landgenoten. Ze schafte de reverence af en liet zich aanspreken als ‘mevrouw’. Die weinig majesteitelijke houding bezorgde haar op den duur een immense populariteit.

Juliana’s populariteit lijkt niet te hebben geleden onder het feit dat haar 32-jarig koningschap werd getekend door een opeenvolging van crises en conflicten. Op het moment dat zij aantrad was Nederland verwikkeld in een wrede koloniale oorlog met de republiek Indonesia, het voormalig Nederlands-Indië. Juliana tekende in 1949 de akte van soevereiniteitsoverdracht. De afwikkeling van de Tweede Wereldoorlog bracht haar in conflict met het kabinet. Zij weigerde in 1952 in te stemmen met het voorstel van minister van Justitie H. Mulderije om geen gratie te verlenen aan de ter dood veroordeelde oorlogsmisdadiger W. Lages. Hoewel het hele kabinet Mulderije steunde, bleef Juliana bij haar weigering. Verkiezingen voorkwamen een constitutionele crisis. De na de verkiezingen aangetreden minister L.A. Donker ging met tegenzin akkoord met het standpunt van de koningin. Lages kreeg gratie.

In datzelfde jaar botste Juliana met de ministerraad en haar man over de redevoeringen die zij in april wilde uitspreken tijdens haar tournee door de Verenigde Staten. Met hun hoog pacifistische gehalte stonden de door haarzelf geschreven redevoeringen haaks op de regeringspolitiek, die overeenkomstig de politiek van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) een onverzoenlijke houding voorstond tegenover de totalitaire dreiging vanuit de Sovjet-Unie en haar satellietstaten. Dit gaf ook echtelijke spanningen: prins Bernhard weigerde mee op reis te gaan als Juliana deze speeches zou uitspreken. De minister van Buitenlandse Zaken achtte het gedrag van Juliana inconstitutioneel aangezien haar redevoeringen onder de ministeriële verantwoordelijkheid vielen. Desondanks kreeg Juliana in hoge mate haar zin.

Nauw hiermee samenhangend was de affaire rond Juliana’s vriendschap met Greet Hofmans, de pacifistische gebedsgenezeres die Juliana en Bernhard – tevergeefs – hadden geconsulteerd in verband met de oogafwijking van prinses Marijke. Waarschijnlijk werd Juliana’s innige band met Hofmans mede gevoed door haar eenzaamheid ten gevolge van de uithuizigheid en ontrouw van haar man. De vriendschap met Hofmans verstoorde Juliana’s relaties tot man en dochters. Nadat Bernhard in 1956 de openbaarheid had gezocht, werd een commissie van drie heren ingesteld (de commissie-Beel) die het koninklijk paar zou helpen de huwelijksproblemen op te lossen. Echtscheiding, door Juliana gewenst, was in die jaren nog taboe, zeker onder katholieken (zoals de commissievoorzitter, voormalig premier L.J.M. Beel). De uitkomst van deze interventie was een bittere nederlaag voor de koningin: zij werd gedwongen haar omgang met Hofmans te staken; Hofmansgezinde leden van de hofhouding werden ontslagen.

Enkele jaren later leidden de huwelijken van Juliana’s twee oudste dochters tot grote onrust. Prinses Irene verloofde zich met de Spaanse troonpretendent Carel-Hugo de Bourbon Parma en ging over tot het rooms-katholieke geloof. Zij zag af van parlementaire toestemming voor haar huwelijk en trouwde in 1964 in Rome buiten aanwezigheid van haar ouders en zusters. De verloving van Beatrix met Claus von Amsberg, een Duitser die bij de Wehrmacht had gediend, leidde tot protesten en tot bezorgdheid onder het voormalig verzet. Bij het huwelijk in 1966 in Amsterdam gooide linkse jeugd rookbommen naar de koets van het jonge paar.

In 1976 ten slotte rees de verdenking dat prins Bernhard steekpenningen had aangenomen van de Amerikaanse vliegtuigfabriek Lockheed. De prins moest zijn functie als Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht neerleggen, mocht in het openbaar niet langer zijn militaire uniform dragen en mocht geen functies meer bekleden in het bedrijfsleven. Juliana stelde zich in deze zaak loyaal op jegens haar echtgenoot. Aangenomen wordt dat Bernhard aan strafrechtelijke vervolging ontkwam doordat zijn vrouw had gedreigd in dat geval af te treden.

Na haar aftreden bleef prinses Juliana nog enkele jaren actief betrokken bij zaken die haar speciaal aan het hart gingen, zoals de zorg voor ouderen en gehandicapten. Vanaf 1999 verscheen zij wegens dementie niet meer in het openbaar. Prinses Juliana stierf op 20 maart 2004 op paleis Soestdijk en werd op 30 maart bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk van Delft. Net als haar ouders had ze bepaald dat zij in het wit zou worden begraven. Zij wilde daarmee uitdrukking geven aan haar overtuiging dat de dood de overgang markeert naar een nieuw leven. Overeenkomstig haar nadrukkelijke wens werd de herdenkingsdienst bovendien geleid door een vrouw, de remonstrantse predikante Welmet Hudig-Semeijns de Vries van Doesburgh.

Betekenis

Juliana heeft haar taak als staatshoofd nooit ten volle aanvaard. Zij heeft altijd een grote spanning ervaren tussen haar ‘zelf’ en haar koningschap. Anders dan haar moeder viel zij als persoon niet samen met haar rol als monarch. Anders dan haar man had zij een stekelige relatie tot de pers, die met de democratisering en de groeiende openheid steeds dieper doordrong in het privéleven van de koninklijke familie.

Dankzij de breed gerespecteerde oorlogsrol van haar moeder werd Juliana door de bevolking in de armen gesloten. Waar Wilhelmina een echte oorlogskoningin was geweest, ‘de moeder van het verzet’, werd Juliana de koningin van de wederopbouw. De belangstelling voor sociale vraagstukken waarvan ze al in de jaren 1930 blijk gaf, paste bij het tijdsgewricht waarin de verzorgingsstaat werd uitgebouwd. Datzelfde gold voor haar behoefte aan contact met ‘gewone’ mensen. Dat de sociaal-democratie na de oorlog tot een aanvaarde regeringspartner werd, had de warme steun van de koningin.

Net als haar beide ouders had Juliana een sterke hang naar godsdienst en mystiek, en evenmin als zij liet zij zich in haar religiositeit beperken door de leer van de Nederlandse Hervormde kerk, waarvan de koninklijke familie vanouds lidmaat is. Zij toonde zich geïnspireerd door oosterse wijsgeren en new age filosofieën, geloofde in astrologie, reïncarnatie en vliegende schotels, en verbaasde het Nederlandse publiek door bij het huwelijk van haar kleinzoon Maurits in 1998 ter communie te gaan.

Haar echtgenoot was Juliana’s achilleshiel. Hun verhouding berustte harerzijds op het misverstand dat zij en hij dezelfde opvattingen hadden over vorm en inhoud van een modern koningschap. Ook in affectieve zin was de relatie asymmetrisch. Tot haar dood toe heeft Juliana gehoopt dat Bernhard evenveel van haar zou houden als zij van hem.

Naslagwerken

Ditzhuyzen.

Publicaties

De Wereldbibliotheek heeft tussen 1950 en 1958 diverse uitgaven op de markt gebracht onder de titel Koninklijke woorden van H.M. Koningin Juliana.

Andere toespraken van Juliana die zijn uitgegeven:

  • Mijn naam is Juliana. Woorden van H.M. Koningin Juliana. Ingeleid door HKH Prinses Wilhelmina der Nederlanden (Wageningen z.j.).
  • Princess Juliana Speaks [volledige txt radiorede vanuit Quebec, ws. mei 1940].
  • Rede en Eed van Koningin Juliana in de Nieuwe Kerk te Amsterdam op 6 September 1948 (Amsterdam-Antwerpen 1949).
  • Tot u spreekt hare majesteit de koningin: een selectie uit de toespraken door prinses Juliana gehouden in de periode van 1927-1948 en een verzameling van toespraken gehouden door koningin Juliana in de jaren 1948-1974, Fred J. Lammers ed. (Baarn 1974).
  • 27 Kerstboodschappen van de Koningin 1948-1975 (Nieuwkoop 1976).
  • A transatlantic friendship. Addresses by queen Wilhelmina, queen Juliana and queen Beatrix of the Netherlands to the joint session of the United States Congress, Cornelis A. van Minnen ed. (Middelburg 1992).

Literatuur

  • M.G. Schenk en Magdaleen van Herk, Juliana, vorstin naast de rode loper (Amsterdam 1980).
  • Cees Fasseur, Wilhelmina. De jonge koningin (Amsterdam 1998).
  • Berteke Waaldijk, ‘Tussen moeder en dochter. Juliana en het koningschap als maatschappelijk werk’, Tijdschrift voor Genderstudies 2 (1999) nr. 3, 20-32.
  • Cees Fasseur, Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas (Amsterdam 2001).
  • Hans Daalder, Drees en Soestdijk. De zaak Hofmans en andere crises 1948-1958 (Amsterdam 2006).
  • Cees Fasseur, Juliana & Bernhard. Het verhaal van een huwelijk, De jaren 1936-1956 (Amsterdam 2009 [tweede druk]).
  • Paleis Soestdijk. Drie eeuwen huis van Oranje (Amsterdam/Zwolle 2009).
  • Annejet van der Zijl, Bernhard. Een verborgen geschiedenis (Amsterdam 2010).
  • Jolande Withuis, Juliana's vergeten oorlog (Amsterdam 2014) [verschenen na publicatie van dit lemma].
Illustratie

Staatsieportret van prinses Juliana, door Franz Ziegler, ongedateerd (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad).

Auteur: Jolande Withuis

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 924

laatst gewijzigd: 16/11/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.