Kaulbach, Anna Maria (1869-1960)

 
English | Nederlands

KAULBACH, Anna Maria, vooral bekend als Anna van Gogh-Kaulbach (geb. Velsen 31-12-1869 – gest. Haarlem 28-1-1960), schrijfster en vertaalster. Dochter van Frans Ludwig Eduard Kaulbach (1835-1899), arts, en Helena Maria Cornelia van Reijn (1836-1903). Anna Kaulbach trouwde op 30-8-1899 in Velsen met Willem Jacob van Gogh (1863-1934), bollenkweker, later kunsthandelaar. Uit dit huwelijk werden 2 dochters en 3 zoons geboren.

Anna Kaulbach groeide op als enige van de zeven kinderen in een Nederlands-hervormd doktersgezin in Velsen. De andere zes kinderen stierven kort na de geboorte. Tot overmaat van ramp werd Anna’s moeder in 1871 blind. ‘Ik alleen bleef in leven,’ schrijft zij later, ‘en het lijkt wel alsof het lot, dat aan mijn broertjes en zusjes de nodige levenskracht had onthouden, er mij een dubbele portie van had toebedeeld’ (geciteerd in Levensberichten, 100).

Socialistisch schrijfster 

De ouders van Anna waren bevriend met Ferdinand Domela Nieuwenhuis, toen nog predikant in Beverwijk, en het kan zijn dat ze zo al vroeg in aanraking is gekomen met socialistische denkbeelden. Ze bezocht de meisjes-hbs in Haarlem en bleef na haar eindexamen thuis om haar moeder te verzorgen. Intussen schreef ze verhalen: haar eerste publicatie was in 1892 onder het pseudoniem Wata in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. In hetzelfde jaar werd ze verliefd op de Lisser bollenkweker Willem van Gogh, een neef van de kunstschilder. Samen met Willem werd ze in 1894 lid van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP). In hetzelfde jaar publiceerde ze onder de schuilnaam Wilhelmina Reynbach haar eerste roman in boekvorm: Albert Overberg.

Kaulbach en Van Gogh trouwden in 1899 en woonden achtereenvolgens in Lisse, Sassenheim en – vanaf 1906 – in Haarlem, waar Van Gogh een kunsthandel begon. Ze kregen vijf kinderen: Eduard (1900), Willem Daniël (1902), Magdalena (1903), Maria Cornelia (1905) en Henri (1909).

Van Gogh-Kaulbach publiceerde in boekvorm ruim honderd romans, toneelstukken, verhalen, kinderboeken, reisverslagen en vertalingen (onder anderen Balzac, Dickens en Dostojevski, maar ook Neel Doff). Daarnaast was zij redactrice van het Weekblad voor de jeugd (1910-1915), de Scheurkalender Morgengroeten (1915-1918) en de Letterkundige Kalender (1927-1931), schreef zij vanaf 1913 toneelkritieken voor het Haarlemsch Dagblad en vanaf 1923 artikelen – onder meer over bedrijven – voor de Dames-Kroniek. Vanaf de jaren dertig schreef, bewerkte en vertaalde zij ook hoorspelen voor de radio.

In haar sociale roman Rika (1905) vroeg Kaulbach, die voortaan publiceerde als ‘Anna van Gogh-Kaulbach’, aandacht voor het proletariaat in de bollenstreek. Kort daarna werd ze lid van de ‘rode’ Vereniging van Letterkundigen. Ze schreef in die tijd nog min of meer in de trant van de Tachtigers. In de roman Moeder (1909, 25 drukken) schetst ze ‘het verscheurde leven, waartoe ’t bij een aldus naar twee kanten getrokken vrouw kan komen en de noodlottige gevolgen die deze niet opgeloste situatie teweegbrengen kan’ (Marie Schmitz).

Toen de toneelredacteur van het Haarlemsch Dagblad in 1914 onder de wapenen werd geroepen, nam Van Gogh-Kaulbach zijn plaats in. In 1917 publiceerde ze een roman over de Franse Revolutie, Jet-Lie, met als titelpersonage de aristocratendochter Henriette Amélie de Nerha. Van 1919 tot 1924 woonde het paar in Arnhem en daarna in Amsterdam. In 1928 – haar kinderen waren al volwassen – wijdde Van Gogh-Kaulbach opnieuw een roman aan het probleem van de werkende vrouw die ook een goede moeder wil zijn: Het brandende hart. Zo blijken huwelijk en moederschap de kern van haar werk. In 1934 overleed haar echtgenoot. Anna van Gogh-Kaulbach reisde in 1937-1938 naar Nederlands-Indië, waar haar oudste zoon arts was.

Als pacifiste vervreemdde Van Gogh-Kaulbach in de jaren dertig van de SDAP. In 1937 schreef ze voor de communistische uitgeverij Pegasus een voorwoord bij een Multatuli-bloemlezing. Tijdens de Duitse bezetting sloot ze zich niet aan bij de Kultuurkamer en bood ze enige tijd de communistische verzetsstrijders Leendert en Brecht van den Muijzenberg-Willemse onderdak.

Van Gogh-Kaulbach bleef productief als schrijfster en vertaalster. Haar laatste roman, Zomerland (1953), ging over het antifascistische verzet. Toen ze in 1960 op negentigjarige leeftijd in Haarlem overleed, lagen er een bijna voltooide vertaling en aantekeningen voor een nog te schrijven artikel op haar werktafel.

Betekenis

‘In mijn werk trachtte ik de socialistische gedachte uit te dragen’, schreef Anna van Gogh-Kaulbach zelf in 1955. Dat deed ze in een steeds zakelijker stijl, maar altijd met nadrukkelijke empathie. Haar opvatting van de socialistische gedachte werd in de loop der jaren wel steeds radicaler. Hoewel ze voor zover bekend geen lid was van de CPN, werd ze bij het begin van de Koude Oorlog gerekend tot ‘de sympathiserenden met het communisme’ (BWSA). In 1956 noemde ze zelf als haar diepste wens ‘dat wij nader mogen komen tot een wezenlijke Vrede’.

 

Naslagwerken

Bork; Van Bork/Verkruijsse; BWSA: Levensberichten; Ter Laan.

Archivalia

Letterkundig Museum, Den Haag: Collectie A. van Gogh-Kaulbach.

Publicaties

Bibliografie in M. Schmitz, ‘A. van Gogh-Kaulbach’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1961-1962) 105-107.

Literatuur

  • O. Six, Leven en werken van Anna van Gogh-Kaulbach (dissertatie Gent 1949-1950).
  • Helleke van den Braber, ‘Hè, dat gestumper en gemier om een beetje geld! Vrouwelijke schrijvers en hun weldoeners (1910-1940)’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 23 (2003) 157-180.

Illustratie

Anna van Gogh-Kaulbach, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Literatuurmuseum, Den Haag).

 

Auteur: Jan Gielkens

laatst gewijzigd: 21/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.