© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Simone Vermaat, Klaassen, Petronella Helene, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Klaassen [19/02/2018]
KLAASSEN, Petronella Helene, ook bekend als Nel Bouhuys-Klaassen (geb. Arnhem 21-10-1906 – gest. Heemstede 30-9-1989), beeldhouwster, monumentaal kunstenares en tekenares. Dochter van Wilhelmus Nicolaas Klaassen (1870-1960), boekhandelaar, en Helena Antonia Lageman (1879-1955), boekhandelaarster. Nel Klaassen trouwde op 17-4-1958 in Zandvoort met Jacob (Jaap) Bouhuys (1902-1983), schilder en monumentaal kunstenaar. Het huwelijk bleef kinderloos.
Nel Klaassen was de jongste in een middenstandsgezin in Arnhem – haar ouders dreven een boekhandel annex drukkerij in de Jansstraat. Ze had één broer: Willem. Omdat ze aanleg had voor tekenen, mocht ze al jong tekenlessen nemen bij het Genootschap Kunstoefening. Na het behalen van haar mulo-b-diploma volgde ze daar ook de dagopleiding. In 1923 haalde ze bovendien een stenografie-diploma.
Bij Kunstoefening leerde Klaassen van beeldhouwer Gijsbert Jacobs van den Hof te werken met klei en hout en later ook in steen. In 1928 werd ze toegelaten tot de beeldhouwklas van Jan Bronner aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Ze bleek een van zijn beste leerlingen. In 1932 won Nel Klaassen de prestigieuze Prix de Rome voor monumentale en versierende beeldhouwkunst. Ze gebruikte de daaraan verbonden toelage om een jaar in Rome te werken en bestudeerde daar de vele kerken, beeldhouwwerken en mozaïeken. Daarnaast maakte ze met haar studiegenoot en latere partner Jaap Bouhuys studiereizen naar Londen en Parijs.
Monumentale opdrachten
In 1934 vestigden Nel Klaassen en Jaap Bouhuys zich samen in Amsterdam. Klaassen werd lid van kunstenaarsvereniging Sint Lucas en van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. In opdracht van de architect Frits Eschauzier ontwierp ze een bouwbeeldhouwwerk in gedreven lood voor het orgel van de firma Flentrop, dat in 1937 speciaal werd gemaakt voor de afdeling religieuze kunst in het Nederlandse Paviljoen van de wereldtentoonstelling in Parijs. Klaassen won een medaille d’or. Ook deelde ze in het succes van Eschauzier, die een grand prix won. Het was het begin van een langdurige samenwerking. Eschauzier gaf Klaassen haar eerste monumentale opdrachten voor schepen. Zo maakte zij houtintarsia’s (inlegwerk) voor de door hem ontworpen rookkamer op de Nieuw Amsterdam II (1938) en voor de publieksruimtes op de Willem Ruys (1940). Ook ‘aan wal’ kreeg ze de nodige opdrachten voor beelden, reliëfs, intarsia’s en mozaïeken. Het Rijk kocht voor de herinrichting van het gebouw van de Hoge Raad (1938) een beeld van Sint Christophorus van Klaassen.
Na de oorlog maakte Nel Klaassen voor de gemeente Arnhem een monument voor de vrouw in oorlogstijd – een van haar belangrijkste werken. Dit beeld, Eert de vrouw (1949), veroorzaakte een kleine rel. Klaassen wilde met haar krachtige geabstraheerde vrouwenfiguur recht doen aan de vrouwen die de oorlogsjaren, zonder man, zoon of vader hadden doorstaan, maar critici vonden het beeld te modern en al helemaal niet vrouwelijk. Het monument kwam er toch. Ook kreeg ze opdrachten voor de vele nieuwe gebouwen in Rotterdam. Voor de Amsterdamsche Bank-Incassobank NV (1950) aan de Blaak, van de architectenbroeders Kraaijvanger, maakte ze bijvoorbeeld voor beide zijden van de ingangspartij een verticaal reliëf over de gehele hoogte van het gebouw. In dezelfde tijd ontwierp ze een groot, bronzen reliëf voor de entree van de Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V., eveneens aan de Blaak, van architect Cornelis Elffers.
Mozaïeken, gobelins en wandschilderingen
Naast haar monumentale opdrachten maakte Nel Klaassen vrij werk, waarmee ze onder meer deelnam aan de tentoonstellingen van Sint Lucas en de Sonsbeek-tentoonstellingen van 1946, 1949 en 1952. Een belangrijk thema was de nimf Daphne; vooral de verschillende fasen van haar transformatie in een laurierboom bleven de kunstenares haar hele leven boeien.
Klaassen werkte geregeld samen met haar partner Jaap Bouhuys. Rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff, een bewonderaar van hun werk, verleende het paar in 1951 een prestigieuze opdracht voor het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen: Klaassen en Bouhuys decoreerden de ingangspartij van de ministerskamer met personificaties in goudglasmozaïek van de drie beleidsterreinen van het ministerie. Het gebouw werd in 1995 gesloopt, maar de mozaïeken zijn bewaard gebleven (Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). In 1952 verhuisden Klaassen en Bouhuys naar Zandvoort. De gevel van hun sobere atelierwoning aan de boulevard voorzagen zij van kleurrijke mozaïeken die wellicht als ‘visitekaartje’ dienden voor potentiële opdrachtgevers. Toen zij in april 1958 in Zandvoort trouwden, was ex-rijksbouwmeester Friedhoff een van hun getuigen.
Afgezien van opdrachten voor Rijksgebouwen kreeg Nel Klaassen vele opdrachten van andere overheden, bedrijven en particulieren voor mozaïeken en andere monumentale technieken. Voor het schip de Statendam (1956) maakte zij (kleine) houtintarsia’s, wandschilderingen en gobelins, en voor de bibliotheek van de Rotterdam (1958) de wandschildering Thuiskomst van de visvangst. Ook kreeg zij opdrachten voor een mozaïek voor het Shellgebouw (1954) en de Meisjesschool der Neutrale Schoolvereniging (1958) in Den Haag, het Lorentz Lyceum in Eindhoven (1961) en bejaardentehuis De Torenflat in Gorinchem (1962). Voor de Hollandsche Draad- en Kabelfabriek (Draka) in Amsterdam (1960) en de stadhuizen van Gorinchem (1963) en Velsen (1965) ontwierp zij gobelins. In 1963 plaatsten de Nederlandse Spoorwegen een bronzen Daphne van Klaassen op het Stationsplein in Zwijndrecht. Een van haar laatste opdrachten was een wandschildering voor het nieuwe modernistische gebouw voor Elektrotechniek van de TU Delft begin jaren zeventig.
Nel Klaassen bleef tot op hoge leeftijd actief als kunstenares. Ze overleed, ruim zes jaar na haar echtgenoot, op 30 september 1989 in Heemstede. Klaassen kan worden gerekend tot de belangrijkste monumentale kunstenaars van naoorlogs Nederland.
Naslagwerken
Elck zijn waerom; Groot; Jacobs; Jacobs (2000); Persoonlijkheden; Saur; Scheen (1969).
Archivalia
Stadsarchief, Amsterdam: Bevolkingsregister.
Werk
Werk van Klaassen bevindt zich in de collectie van het Museum Arnhem, Maritiem Museum, Rotterdam en in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarnaast is er werk van Klaassen te vinden in de openbare ruimte, onder andere in Amsterdam, Arnhem, Rotterdam, Middelburg, Putten, Haarlem, Gorinchem en Zandvoort.
Literatuur
- De Telegraaf, 18-4-1958.
- Jane van Balen-Swets en Marjan Reinders, Een beeld van een vrouw. Nederlandse beeldhouwsters uit de school van Bronner (Amsterdam 1988).
- Ype Koopmans en Annelies van den Houten, Muurvast & gebeiteld: beeldhouwkunst in de bouw 1840-1940 (Rotterdam 1997).
- Frans van Burkom, Yteke Spoelstra en Simone Vermaat red., Kunst van de wederopbouw, Nederland 1940-1965: experiment in opdracht (Rotterdam 2013).
Illustraties
Nel Klaassen met het ontwerp voor Eert de vrouw, door Ad Windig, 1949 (Maria Austria Instituut).
Auteur: Simone Vermaat, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
laatst gewijzigd: 19/02/2018
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.