Korsendr., Engel (vóór 1503-in of na 1545)

 
English | Nederlands

KORSENDR., Engel (geb. Amsterdam? vóór 1503 – gest. Amsterdam? in of na 1545), ‘overwijf’ van het Heilig Sacramentsgilde, leidde vrouwenoproer tegen de bouw van een wolhuis. Dochter van Corsgen Elbertszn. (gest. 1503) en Geertruyt Hendriksdr. van der Schelling (gest. 1506). Engel Korsendr. huwde met Heiman Jacobsz. van Ouder-Amstel (vóór 1484-?), schepen, burgemeester en schout. Uit dit huwelijk werden ten minste 1 zoon en 1 dochter geboren.

Engel Korsendr. groeide op in de Amsterdamse Warmoesstraat, als dochter van welvarende ouders. Zij had ten minste twee broers en twee zussen. De familie behoorde tot de elite van Amsterdam, zij het dat men in het stadsbestuur een weinig vooraanstaande rol speelde. Haar grootvader van moederszijde, Hendrik Coenenz. van der Schelling (1427-1495) was een vermogend koopman maar behoorde niet tot de bestuurlijke elite. In zijn ijver om een minderbroedersklooster in Amsterdam te stichten kreeg hij steun van de landsheer, Karel de Stoute, een groot voorstander van de franciscaanse observanten. Het stadsbestuur verzette zich heftig tegen hun komst, maar het klooster kwam er: in 1472. Een zoon van hem – en dus een oom van Engel – werd in 1491 schepen. De generatie van Engel zelf had aanmerkelijk meer invloed in het stadsbestuur. Haar beide broers (Albert en Dirk) waren schepen en zelf huwde Engel met Heiman Jacobsz. genaamd van Ouder-Amstel, een vermogend man. Het verhaal ging dat hij van Amsterdam naar Ouderkerk aan de Amstel geheel over eigen grond kon gaan. In het stadsbestuur nam hij een vooraanstaande positie in: in 1508 werd hij schepen, in 1525 raad en in de volgende jaren meermalen burgemeester. In 1534 bekleedde hij het schoutambt. Dit duurde echter maar kort, want hij weigerde mee te werken aan het door de landsregering opgelegde strenge beleid ten aanzien van minder orthodoxe geloofsopvattingen.

Zoals de meeste invloedrijke families had ook de familie van Engel Korsendr. nauwe banden met de kloosters in Amsterdam. Twee van haar zusters traden in het Sint-Agnietenklooster, van wie Margriet  (1518-1543) priorin werd. Engel zelf werd overwijf (bestuurder) van het Heilig Sacramentsgilde, dat aan de kapel de Heilige Stede was verbonden. Deze kapel tussen Kalverstraat en Rokin was gebouwd na het sacramentswonder van 1345, toen een in het vuur uitgebraakte hostie van een stervende man de volgende dag ongeschonden in de as bleek te liggen. De kapel trok niet alleen vele pelgrims, maar was ook voor de Amsterdamse bevolking een belangrijke plaats van devotie: ze was een centrum van broederschapscultus, waaronder het elitaire Sacramentsgilde.

In de hoedanigheid van overwijf van het Heilig Sacramentsgilde was Engel Korsendr. in 1531 betrokken bij een opmerkelijke gebeurtenis. Het stadsbestuur had besloten een nieuw wolhuis te bouwen ten behoeve van de textielindustrie. Veel plaats was er niet meer binnen de ommuring van de stad, want om de groeiende bevolking te huisvesten waren de nog open plekken met steeds meer huizen volgebouwd. Het stadsbestuur liet daarom het oog vallen op de grond rond de Heilige Stede, met als voordeel dat deze direct aan het water van het Rokin lag.

Het besluit van het stadsbestuur viel slecht bij de vier overwijven van het Sacramentsgilde, allemaal vrouwen uit de bestuurlijke elite van de stad. Behalve Engel Korsendr. waren dat Trijn, dochter van de net afgetreden burgemeester Hillebrant Jacobsz. Otter, Griete, weduwe van schepen Jan Huigenszoon, en Gheerte, de zus van burgemeester Egbert Gerbrandszn. en zelf getrouwd met Willem Koeck, kerkmeester van de Heilige Stede. In hun ogen ging het om gewijde grond die het stadsbestuur voor de bouw van het wolhuis wilde gebruiken. Toen er een gat gegraven was om het fundament te leggen, gingen de vrouwen tot actie over. Een menigte van driehonderd vrouwen trok op de avond van 31 mei 1531 naar het bouwterrein en gooide de kuil weer dicht. Met deze actie kwamen ze op voor de traditionele sacramentsdevotie, die in die vroege jaren van lutherij en andere heterodoxe stromingen steeds meer kritiek ondervond. Mogelijk was ook de tolerante houding van het stadsbestuur tegenover religieuze dissidenten hun te veel geworden.

Was het stadsbestuur mild ten opzichte van andere geloofsopvattingen, ordeverstoring werd niet getolereerd. Engel Korsendr. en vele andere vrouwen werden voor het gerecht gedaagd en veroordeeld tot verbanning uit de stad voor vier jaar of een boete van vijftig gulden. Sommigen van hen legden zich er niet bij neer en gingen in Brussel bij Karel V verhaal halen, maar zonder succes: de keizer stuurde hen door naar zijn kanselier, die het vonnis van de Amsterdamse schepenen bekrachtigde, hoewel de vrouwen aanvoerden dat lutheranen in de stad het Heilig Sacrament bespotten.

Het verhaal van deze gebeurtenis is onder meer opgetekend in een contemporaine kroniek. De schrijver ervan verhaalt de thuiskomst van de vrouwen op 28 juli 1531: ‘En zij reden met hun wagen langs de straten, ende staken hun handen omhoog, recht of zij triomf gehad hadden tegen de stad in hun recht’. Hij vervolgt: ‘Zo heeft hun hoogmoed de heren van de stad verdroten’. De bestuurders hielden echter voet bij stuk en de aanvoersters betaalden uiteindelijk hun boete. Hun medeplichtigen dreigden een jaar lang huisarrest te krijgen. De meesten echter bekenden schuld en kregen genade.

De gebeurtenis werpt een licht op de geloofstegenstellingen die in die jaren in vele families ontstonden. Vrouwen zoals Engel Korsendr. namen het op voor het orthodoxe geloof en durfden zich daarbij zelfs tegen het stadsbestuur – en dus tegen hun echtgenoten – te verzetten.

Engel Korsendr., haar familie en haar echtgenoot zijn uitgebeeld op twee fragmenten van een altaarstuk, dat wordt toegeschreven aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen. Het middenstuk van het ter nagedachtenis van Engels ouders vervaardigde paneel is verloren gegaan, voorzover bekend. Op het rechter paneel is Engel afgebeeld achter haar moeder en haar zuster. Haar echtgenoot staat op het linker paneel, samen met Engels vader en broers. Het altaarstuk hing vanaf 1518 in het Agnietenklooster. Tegenwoordig is het in het bezit van het Amsterdams Historisch Museum.

Archivalia

  • Stadsarchief, Amsterdam: toegang 5020, inv. nr. 7, Keurboek D, fol. 260 e.v.
  • Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: hs. 76 H 42.

Literatuur

  • B.J.M. de Bont, ‘Een oud-Amsterdamsch familieportret in het Koninklijk Museum te Berlijn’, Het Jaarboekje van Alberdingk Thijm. Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1893) 149-188.
  • Johan E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795, deel 1 (Amsterdam 1903; herdr. 1963) 67.
  • J.F.M. Sterck, De Heilige Stede in de geschiedenis van Amsterdam (Hilversum 1938).
  • H. van Nierop, ‘De eenheid verbroken 1522-1566’, in: Marijke Carasso-Kok red., Geschiedenis van Amsterdam, deel 1: Een stad uit het niets (Amsterdam 2004) 313-363, aldaar 326-328.

Illustratie

Rechter gedeelte van het altaarstuk van Jacob Corneliszoon van Oostsanen, omstreeks 1506-1518. Olieverf op paneel (Amsterdams Historisch Museum). Uit: Norbert E. Middelkoop, De Oude Meesters van de stad Amsterdam (Bussem 2008) 42.

Auteur: Marijke Carasso-Kok

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 96

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.