Kruseman, Wilhelmina Jacoba Pauline Rudolphine (1839-1922)

 
English | Nederlands

KRUSEMAN, Wilhelmina Jacoba Pauline Rudolphine (geb. Velp 25-9-1839 – gest. Boulogne-sur-Seine, Frankrijk 30-7-1922), feministe, podiumkunstenares en schrijfster. Dochter van Hendrik Georg Kruseman (1801-1880), militair, en Jenny Dorothee Hermine Cornelie Cantzlaar (1810-1859). Wilhelmina Kruseman kreeg omstreeks 1881 een relatie met Frederik Jacobus Hoffman (1858-1918), fotograaf en muziekleraar. Uit deze verhouding werden 2 dochters geboren.

Wilhelmina (Mina) Kruseman en haar drie jongere zusters brachten het grootste deel van hun jeugd door in Semarang (Nederlands-Indië), waar hun vader werkzaam was als officier van het Oost-Indisch leger. Na zijn pensionering in 1854 vestigde het gezin zich in Nederland, aanvankelijk in Den Haag, vervolgens in Ginneken. De overgang viel Mina zwaar. Na haar vrije jeugd in Indië kwam Nederland haar voor als koud en bekrompen. Het leven werd er beheerst door fatsoen, godsdienst en conventie, zaken waarvoor Mina een hartgrondige en levenslange afkeer ontwikkelde.

Ook het ziekbed en de dood van haar moeder in 1859 bedrukten Mina zeer. Tot haar grote opluchting verhuisde het moederloze gezin in 1861 naar Brussel, waar Kruseman nog datzelfde jaar op het Brusselse conservatorium werd toegelaten voor zang en piano. Binnen een jaar gaf ze er al weer de brui aan. Pas na enkele ingrijpende gebeurtenissen, waaronder het overlijden van twee van haar zusters en een verbroken verloving, slaagde zij erin haar leven richting te geven: ze koos doelbewust voor een artiestencarrière.

In eerste instantie zette Kruseman haar zangopleiding in Parijs voort, maar het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog noodzaakte haar in augustus 1870 naar Brussel terug te keren. Omdat het haar niet lukte een zangloopbaan in Europa van de grond te tillen, besloot zij in 1871 haar geluk te beproeven in Amerika. Onder haar artiestennaam Stella Oristorio di Frama had zij uiteindelijk enig succes en gaf ze in het zuiden van de VS een aantal succesvolle concerten. Gebrek aan vooruitzichten noopte haar niettemin om in de zomer van 1872 naar huis terug te keren. In Parijs verscheen datzelfde jaar haar eerste publicatie: een reactie op een vrouwvijandige brochure van de schrijver Alexandre Dumas (Lettre à M. Alexandre Dumas fils, au sujet de son livre l’Homme-femme).

Op het toneel

In Nederland begon Kruseman haar artiestenloopbaan niet als zangeres, maar als voordrachtskunstenares. Meer dan tweehonderd keer stond ze in de jaren 1872-1876 met verschillende voorstellingen en in verschillende hoedanigheden op het podium. Haar debuut maakte ze in november 1872 in Den Haag met de voorlezing van een hoofdstuk uit haar nog te verschijnen roman, Een huwelijk in Indië (1873), een van de eerste aanklachten tegen het toenmalige huwelijks- en echtscheidingsrecht. Grote bekendheid verwierf Kruseman met de lezingentournee die zij in het voorjaar van 1873 ondernam met de reeds bekende strijdster voor vrouwenrechten, Betsy Perk. Kruseman las tijdens deze tournee haar schets ‘Zusters’ voor, waarin zij scherpe kritiek uitte op de opvoeding van meisjes die geen ander doel kende dan het huwelijk. In plaats van iets te leren en zich nuttig te maken, werden jonge vrouwen ertoe veroordeeld hun dagen in ledigheid te slijten, terwijl degenen die ongetrouwd bleven niets anders wachtte dan het troosteloze lot van de ‘oude-jonge-jufvrouw’.

De tournee baarde in deze vroege jaren van het Nederlandse feminisme veel opzien. De ontvangst was wisselend, maar na een stroef begin keerde het tij, althans wat het aandeel van Kruseman betreft. Veel lof was er voor haar wijze van voordragen. Alom herkende men haar ‘onbetwistbaar groot talent’. De inhoud van Krusemans lezing riep gemengdere reacties op: velen verafschuwden haar radicaliteit, anderen vielen haar bij.

In haar publicaties en lezingen laakte Kruseman het heersende anti-artistieke klimaat in Nederland en de onverschilligheid, zelfs vijandigheid die er tegenover grote kunstzinnige talenten heerste, waardoor deze uit Nederland werden weggejaagd. Met deze uitlatingen trok zij de aandacht van Multatuli, die haar een waarderend briefje stuurde. Ze bezocht de schrijver in 1873 in zijn woonplaats Wiesbaden en een korte, bijzonder hartelijke vriendschap ontwikkelde zich tussen hen.

Intussen had Kruseman besloten haar loopbaan als actrice weer op te pakken. In samenspraak met Multatuli ontstond het plan zijn nog nooit opgevoerde toneelstuk Vorstenschool (1872) op de planken te brengen. Zij slaagde erin met een Rotterdams toneelgezelschap een contract af te sluiten en nam zelf de hoofdrol voor haar rekening. In de aanloop naar de eerste uitvoering ontwikkelde zich echter een groeiende spanning tussen Kruseman en Multatuli, die kort voor de première (1 maart 1875) tot ontploffing kwam. Een verzoening bleek niet mogelijk. Na 25 (zeer succesvolle) voorstellingen werd Kruseman ontslagen. Het stuk werd verder gespeeld met een andere actrice in de hoofdrol.

Na deze nederlaag begon Kruseman voorbereidingen te treffen voor haar terugkeer naar Indië, waarvoor zij al langer plannen koesterde. Voordat het zover was, bracht zij samen met haar leerlingen Elize Baart en Hélène Gerritsen nog het stuk Een blik in de kunstenaarswereld, waarin zij de kunstkritiek belachelijk maakte. Veel eer wist ze er niet meer mee in te leggen. Ook voor de afscheidstournee waarmee zij nog door het land trok, was weinig belangstelling. Vlak na haar definitieve vertrek in het najaar van 1877 schokte zij nog één keer het Nederlands publiek met de uitgave van het driedelige Mijn leven, een autobiografie in brieven, waarin Kruseman vrijelijk citeerde, niet alleen uit haar eigen brieven maar ook uit aan haar gerichte, vaak vertrouwelijke correspondentie van anderen. Veel van deze afzenders, onder wie in de eerste plaats Multatuli, waren hierover bijzonder verbolgen.

Terug naar Indië

Na aankomst in Batavia gaf Kruseman nog een aantal lezingen, maar het echte animo hiervoor ontbrak, zowel bij haarzelf als bij het Indische publiek. Na een klein jaar verhuisde zij naar Soerabaja, waar zij zich toelegde op het lesgeven (piano, zang, toneel). Zij bouwde een uitgebreide leerlingenkring op en stelde zich in het bijzonder tot taak de Indo-Europese en Chinese meisjes die zij onder haar hoede nam tot zelfbewuste vrouwen op te voeden. Zij regisseerde toneelvoorstellingen en organiseerde een tiental artistieke avonden waarop haar leerlingen zich konden presenteren. Ook schreef ze in deze jaren enige novelles, die het niveau van de niemendalletjes echter niet wisten te overstijgen.

Met een van haar leerlingen, de bijna twintig jaar jongere fotograaf Frits Hoffman, begon Kruseman ergens begin jaren tachtig een verhouding. Begin 1883 opende zij een commensalenhuis, waarin Hoffman zijn fotografisch atelier vestigde, zodat zij zonder dat het opviel samen konden zijn. De verhouding kwam pas uit een paar weken nadat beiden in het najaar van 1883 Java hadden verlaten. Ook de reden voor hun plotselinge vertrek kwam toen aan het licht: een gevorderde zwangerschap, waarvan de ontdekking ongetwijfeld een schandaal zou hebben veroorzaakt.

Het paar vestigde zich in Napels. In januari 1884 werd daar een dochter geboren. Twee jaar later, in mei 1886, volgde een tweede. Beide kinderen stierven in de wieg. De doodsoorzaak is onbekend, maar hangt mogelijk samen met de hoge leeftijd van de moeder. Kruseman was bij de geboortes 44 respectievelijk 46 jaar oud.

Kruseman en Hoffman zijn altijd ongetrouwd gebleven. In 1887 verhuisden zij naar Parijs en al spoedig daarna naar een van de toenmalige voorsteden: Boulogne-sur-Seine. Het waren jaren van groeiende armoe. Nadat Hoffmans fotografische activiteiten waren gestrand, leefde het paar van een kleine lijfrente en wat muzieklessen. Onder invloed van de Eerste Wereldoorlog werd de pacifistische overtuiging van Kruseman, al van jongs af aan aanwezig, sterk aangewakkerd. Krusemans laatste geschriften, waaronder het pamflet Appel à toutes les femmes du monde entier, kenden een sterk pacifistische strekking. Veel invloed had de brochure niet, maar deze bracht haar wel opnieuw in contact met geestverwanten in Nederland, waar zij inmiddels volledig in de vergetelheid was geraakt.

Na het overlijden van Hoffman in 1918 sukkelde Kruseman langzaam achteruit, maar ze bleef actief. Tot vlak voor haar dood, op 82-jarige leeftijd, probeerde ze nog een uitgever te interesseren voor haar laatste boek en onderhield ze contact met Parijse kennissen, met haar oude Indische vriendenkring en met een nieuwe generatie Nederlandse feministes, die haar inmiddels als pionier in de armen had gesloten.

Reputatie

Wilhelmina Kruseman koos bewust voor een leefwijze die tegen de conventies inging. Met haar artistieke activiteiten voorzag zij in haar eigen onderhoud, wat voor een vrouw van haar stand bepaald niet gewoon was. Ze voelde zich tot het excentrieke aangetrokken en werd zelf vaak excentriek genoemd. In haar lezingen en toneelstukken lokte ze conflicten uit met pers en publiek, maar ook haar samenwerking met geestverwanten leidde meer dan eens tot ruzie.

Altijd solistisch opererend moest zij niets hebben van een georganiseerde vrouwenbeweging. Niettemin noemt W.H. Posthumus-Van der Goot in haar overzichtswerk van de eerste feministische golf Van moeder op dochter (1948) Kruseman als degene die in het laatste kwart van de negentiende eeuw als eerste de eisen van de vrouwenbeweging onder de aandacht van een groot publiek wist te brengen. Na haar vertrek naar Nederlands-Indië zette ze ook daar het vrouwenvraagstuk op de kaart. Krusemans streven betrof het recht op een vrij en onafhankelijk leven en de mogelijkheid zelfstandig een bestaan op te kunnen bouwen. Een kwestie als het vrouwenkiesrecht interesseerde haar niet.

Met haar eigen leven liet Kruseman zien dat het mogelijk was als vrouw en als artieste zelfstandig en onafhankelijk te leven. Zij schreef romans, toneelstukken en pamfletten; ze declameerde, acteerde en trad op als concertzangeres. Als voordrachtskunstenares heeft ze veel waardering geoogst. Hoewel zij kortstondig gezien werd als een literaire belofte, heeft zij deze niet kunnen inlossen. Haar literaire werk heeft de tand des tijds niet doorstaan.

Naslagwerken

Basse; Ten Brink; BWN; BWSA.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: Collectie-Kruseman.
  • Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam: Collectie-Kruseman.
  • Theater Instituut Nederland, Amsterdam: Collectie-Kruseman.

Publicaties

Behalve de hierboven genoemde:

  • De moderne Judith. Allerhandebundeltje (Dordrecht 1873).
  • Meester Kritiek (Middelburg 1874).
  • Een blik in de kunstenaarswereld (1876) (Opgenomen in Mijn leven).
  • Willen en handelen – Fellah Damstone (Dordrecht 1879).
  • Cendrillon en de moord, aan Cendrillon gepleegd, gewroken (Pasoeroean 1880).
  • Hélène Richard of in weelde geboren (Soerabaja 1880) [drama in 3 bedrijven].
  • De Batjan-maatschappij, met hare oprichters, bestuurders, statuten en curieuse handelingen naakt uitgekleed (Soerabaja 1883).
  • Deux lettres à Urbain Gohier dont la première au sujet de son article ,,Les Femmes" dans l'Aurore du 27 mars (Dordrecht 1899).
  • Parias, 2 delen (Dordrecht 1900).

Onuitgegeven manuscripten (IISG):

  • Mopje. Het zieleleven van een hondje.
  • La milliardaire.

Literatuur

Behalve diverse necrologieën in dag- en weekbladen:

  • S. Kalff, ‘Iets over Mina Kruseman’, Vragen van den Dag 34 (1919) 670-686.
  • J. van Ammers-Küller, Een pionierster. Mina Kruseman en haar verhouding tot Multatuli (Amsterdam 1921).
  • W. van Itallie-van Embden, Sprekende Portretten (Leiden z.j. [1924]) 23-33.
  • W. van Riesen, ‘Het conflict tusschen Mina Kruseman en Multatuli’, Haagsch Maandblad 29 (1938) afl. 1, 174-184.
  • W.J.M, van Vliet, ‘Mina Kruseman. Het leven van een Hollandse feministe in Brussel’, De Vlaamse Gids 35 (1951) 609-613.
  • W.J.M, van Vliet, ‘Mina Kruseman en Multatuli’, De Vlaamse Gids, 37 (1953) 273-280.
  • G.H. von Faber, Dingen die niet kloppen (Soerabaia 1955) 113-134.
  • Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel (Amsterdam 1972) 220-226.
  • Margot de Waal red., Mina Kruseman, 1839- 1922. Portret van een militante feministe en pacifiste. Themanummer De Engelbewaarder 12 (1978).
  • Margot de Waal, ‘Mina Kruseman’, in: Aukje Holtrop red., Vrouwen rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1979) 35-48
  • Mina Kruseman. Alles bevalt mij behalve rust. Brieven, Margot de Waal ed. (Amsterdam 1986).
  • Olf Praamstra, Een feministe in de tropen. De Indische jaren van Mina Kruseman (Leiden 2003).
  • Annet Mooij, Branie. Het leven van Mina Kruseman (1839-1922) (Amsterdam 2013).

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Aletta Instituut voor Vrouwengeschiedenis, Amsterdam). 

Auteur: Annet Mooij (met dank aan Fia Dieteren).

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 757

laatst gewijzigd: 22/03/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.