Lalaing, Cornelia van (ca. 1545-1610)

 
English | Nederlands

LALAING, Cornelia van (geb. ca. 1545 – gest. 15-11-1610), zou in 1580 rol hebben gespeeld bij het ‘verraad van Rennenberg’. Dochter van Filips van Lalaing, graaf van Hoogstraten (ca. 1510-1555) en Anna gravin van Rennenberg (ca. 1510-1583). Cornelia van Lalaing trouwde op 28-12-1576 in Mechelen met Willem van Hamal, baron van Monceau (1551-1582). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren, van wie 1 zoon jong overleed.

Cornelia van Lalaing werd geboren als het zesde kind van de graaf van Hoogstraten. Haar tak van de familie Lalaing, een van de belangrijke Nederlandse hoge adelsgeslachten, had veel bezittingen in Henegouwen en Brabant, met hoven in onder andere Brussel en Mechelen. Cornelia’s oudste broer, Antoine van Lalaing, graaf van Hoogstraten, behoorde in de jaren 1560 tot de hoogadellijke opponenten van landsheer koning Filips II. Hij diende in 1568 als bevelhebber van de achterhoede van Oranjes leger en overleed in december van dat jaar aan zijn verwondingen. Hoogstraten was, net als alle Lalaings, altijd katholiek gebleven.

De belangen, eer en reputatie van de familie – ‘ceux de Lalaing’ – speelden een gewichtige rol in de gebeurtenissen van 1580. Cornelia’s broer Georges van Lalaing, graaf van Rennenberg, was namens de partij van de Opstand stadhouder van Friesland, Groningen en Overijssel. Hij was de laatste van de familie die nog aan de zijde van de opstandelingen stond. Hun neven, Emanuel Filibert van Lalaing, baron van Montigny, en Filips graaf van Lalaing, die met Rennenberg was opgegroeid, behoorden tot de – katholieke – leiders van de zogenaamde ‘malcontente edelen’ uit het zuiden die zich in de loop van 1579 met Filips II hadden verzoend. Rennenbergs partijwisseling naar het koningsgezinde kamp in 1580 is in de Nederlandse geschiedschrijving bekend geworden als ‘het verraad van Rennenberg’. Cornelia zou haar broer tot dit verraad hebben overgehaald. De enige bron hiervoor is Fresinga, waarschijnlijk een pseudoniem van Johan van den Corput, een krijgsman in dienst van de opstandige Staten. Naar eigen zeggen stond hij meermaals letterlijk tussen Cornelia en haar broer (Fresinga, 159).

Vaststaat dat Cornelia van Lalaing eind januari 1580, goed drie jaar na haar huwelijk, met haar echtgenoot vanuit Henegouwen via Keulen en Coevorden bij Rennenberg te Groningen arriveerde. Op dat moment was er na weken van onderhandelen overeenstemming tussen Rennenberg en de koning bereikt (Ros, 178-179). Rennenberg was tot onderhandelingen overgegaan uit onvrede over zijn positie, het optreden van de calvinisten en de beperkingen die hij als katholiek kreeg opgelegd. Bovendien vreesde hij door zijn keuze voor Oranje zijn kansen op het Zuid-Nederlandse familiebezit te verspelen. Mogelijk overreedde Cornelia haar broer om het verzoeningsverdrag zo snel mogelijk te tekenen; ze zou hem namens de familie onder druk hebben gezet. Volgens Fresinga schermde Cornelia met de goede naam van het huis Lalaing, zijn standsbesef en de zorgen van hun oude moeder. Ze hield haar broer ook een mogelijk huwelijk met de rijke weduwe Marie de Brimeu voor (Fresinga, 148, 160-161, 389-390). Zijn publieke overgang naar de koning in maart 1580 leverde Rennenberg uiteindelijk niets op. Teleurgesteld overleed hij op 23 juli 1581 in Groningen, waarschijnlijk aan tuberculose. Fresinga stelt dat hij in de acht dagen voor zijn dood Cornelia verwijten maakte en haar niet wilde zien (Fresinga, 388).

Cornelia van Lalaing bleef aanvankelijk in het noorden, hoogstwaarschijnlijk in Groningen. Haar echtgenoot diende in april 1582 als krijgsman en luitenant van Verdugo, Rennenbergs opvolger in Spaanse dienst. Toen hij kort daarna bij Steenwijk overleed, was Cornelia zwanger van haar jongste zoon, Filips. Deze werd in januari 1583, vermoedelijk in Groningen, geboren. Gedocumenteerd is dat ze nog in 1593 wanneer ze als ‘dame douairière’ haar bezittingen bestiert. Slechts één later document maakt melding van Cornelia: het testament van haar schoonmoeder Margaretha van Kuilenburg, uit 1607. Daarin worden haar drie – inmiddels volwassen – kinderen genoemd: de zonen Willem en Filips, en dochter Emerentiana. De laatste was een prominente hofdame aan het Brusselse hof van aartshertogin Isabella en werd, waarschijnlijk onder invloed van de vrome aartshertogin, in 1604 non in het klooster van de Arme Klaren Coletienen in Gent. Volgens Brassart is Cornelia van Lalaing bijgezet in de ‘église collégiale’ van Dendermonde (Brassart, 126).

Reputatie

Veel aandacht heeft Cornelia van Lalaing vóór 1800 niet gekregen in de literatuur, ondanks de herdruk van Fresinga’s werk in 1722. In Nomsz’ toneelstuk uit 1789 komt Cornelia geheel niet voor, maar is de vrouwelijke hoofdrol weggelegd voor een fictieve Spaanse maîtresse van haar broer. De Amerikaanse historicus Motley gebruikte Fresinga en schetst op grond van diens verhaal een zeer negatief beeld van Cornelia als ‘evil genius’ wier ‘artful eloquence’ en ‘insidious counsels’ ervoor zorgden dat Rennenberg een verrader van de goede zaak werd (Motley, The rise, 825-826, 838). In de Nederlandse vertaling van R.C. Bakhuizen van den Brink heet zij ‘een boze geest’ met ‘listige tong’ en ‘arglistige raadgevingen’ (Motley, De opkomst, 234-235, 255). Dit was mogelijk de inspiratiebron van toneelschrijver Van Heyst, in wiens drama Rennenberg alle schuld van zijn ongeluk aan Cornelia geeft. Nieuw is de verzoening tussen beiden die op het sterfbed van de graaf plaatsvindt.

De oplevende aandacht voor Cornelia was echter van korte duur. In Trosées studie over Lalaing komt ze nauwelijks voor. Bouwman voert in zijn toneelstuk uit 1933 wederom een fictieve maîtresse van Rennenberg als vrouwelijke hoofdpersoon op, ditmaal een Italiaanse. Ros en Rogier ten slotte nuanceren de overlevering van haar optreden; volgens hen speelde Cornelia van Lalaing zeker een rol in 1580, maar was ze niet verantwoordelijk voor de partijwisseling van haar broer.

Naslagwerken

Van der Aa; Kok; Verwoert.

Archivalia

Archief van het huis Bergh, ’s-Heerenbergh: inv. nr. 515 [brief van Cornelia aan Anna van den Bergh, 1576]; inv. nr. 6311 (regestenlijst van brieven).

Literatuur en bronnenuitgaven

  • Reinico Fresinga van Franeker, Memorien vanden gedenckwerdigen dingen, dier in den Nederlandischen Provincien van Frieslant, Overijssel, Omlanden, Drenthe, Grueningen, ende Lingen, met heuren bijliggenden frontieren, geschiet syn (Deventer 1584).
  • J. Nomsz, De graaf van Rennenberg (Amsterdam 1789) [treurspel].
  • ‘Testament van Margaretha van Kuilenburg, weduwe van Filips van Hamal, douairière van Monceau, Utrecht 24 januari 1607’, Kronijk van het Historisch Genootschap 8 (1852) 283-284.
  • ‘Seigneuries féodales du pays de Liège’, Bulletin de l’Institut Archéologique Liégois 10 (1870) 313-460 [Monceau, 339-342].
  • J.L. Motley, The rise of the Dutch Republic: a history (Rotterdam 1872).
  • D.F. van Heyst, George de Lalaing, graaf van Rennenberg: historisch drama in vijf bedrijven en zes tafereelen (Haarlem 1873).
  • J.L. Motley, De opkomst van de Nederlandsche Republiek, deel 4 (Den Haag 1879).
  • Félix Brassart, Le blason de Lalaing: notes généalogiques et héraldiques sur une ancienne et illustre maison, deel 1 (Douai/Parijs/Gent 1879).
  • J.A.G.C. Trosée, Het verraad van George van Lalaing, graaf van Rennenburg, baron van Ville, stadhouder en kapitein-generaal van Friesland, Overijssel, Groningen, de Ommelanden, Drente, Lingen (Den Bosch 1894).
  • M.H. de Villermont, L’Infante Isabelle: gouvernante des Pays-Bas, deel 2 (Tamines/Parijs 1912).
  • Jaap Bouwman, ‘Sint Maartens Toren’, Maandblad Groningen 16 (1933) 32-37, 95-98, 104-108, 124-129, 145-148, 172-175, 210-215.
  • Fokko Ubertus Ros, Rennenberg en de Groningse malcontenten (Assen 1964).
  • L.J. Rogier, ‘Rennenbergs afval’, in: Idem, Terugblik en uitzicht. Verspreide opstellen, deel 2 (Hilversum/Antwerpen 1965) 13-23.
  • Cordula van Wyhe, ‘Court and convent: the infanta Isabella and her Franciscan confessor Andrés de Soto’, Sixteenth Century Journal 35 (2004) 411-445.

Illustratie

Portret op zijluik van een altaarstuk door onbekende kunstenaar in (Gemeentemuseum Land van Thorn). Uit: Witte eenvoud. Een rondgang door Thorn (Heerlen 1986) 39. Met dank aan dr. Elly van Loon-Van de Moosdijk.

Auteur: Erik Swart

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.